Vloeiblad van Pierre Kemp
Zachtroze vloeipapier zoog in zich op
wat van zijn schrijven overschoot aan inkt
na ‘t daaglijks lustig mikken op de nop
waar onder ‘t muzenkleed het vlees begint.Met zwarte sproetjes ligt hier poedelnaakt
zo’n roze spetter op mijn tafelblad.Hij heeft het schrijven al zo lang gestaakt.
Wie weet wat, kijk, zo’n klad te zeggen had?
Van de dichters over wie ik hier schrijf, heb ik alleen Pierre Kemp niet persoonlijk gekend. Wel werd ik op zeker moment zijn biograaf, Pierre Kemp, een leven verscheen in 2010, maar daar ging nog een en ander aan vooraf. Mijn belangstelling voor Kemp begon eigenlijk pas met het verschijnen van zijn Verzameld werk in drie delen. Dat was in 1976. Sindsdien heeft deze wonderlijke dichter me niet meer losgelaten.
Duidt dat op verwantschap? Zelf zou ik mijn liefde voor Kemps werk niet zo noemen; de verschillen tussen zijn en mijn werk zijn daarvoor te groot. Niettemin herinner ik me als een kleine sensatie het moment waarop ik, werkend aan de biografie, tussen zijn vele nagelaten papieren een ongepubliceerd versje tegenkwam uit de jaren dat Kemp als loonadministrateur bij de steenkolenmijn Laura in Eygelshoven werkte.
De arbeid
Over de groote
mijn loopt een
klein kind,
misschien boven
het hoofd van
zijn vader.
Ik las een observatie en een gedachte die me meteen herinnerden aan wat ik zelf in 1978 in mijn eerste gedichtenbundel, Een oor aan de grond, had geschreven als herinnering aan mijn kindertijd in Spekholzerheide. De sensatie dat mijn vader zich ergens onder ons dorp bevond, in de gangen en pijlers van de mijn Wilhelmina.
Op straat legde ik vaak
een oor aan de grond
bewoog daar beneden
een vader of een zoon?
Het had voor mij een bijzondere betekenis dat ik Kemps gedichtje later, in 2012, als een motto vooraf kon doen gaan aan In en onder het dorp, mijn boek over het mijnwerkersleven in Limburg.
Deze ‘bijsluiter’ beschouw ik als een Kemp-kruimeltje, waarin ik, na alles wat er in de loop der jaren door mij en door anderen over deze unieke dichter gezegd is, niet nóg eens een portretje van hem probeer te schrijven. Wel wil ik hier even iets zeggen over een al even unieke Franstalige dichter uit België, van wie het werk voor Kemp-lezers heel aantrekkelijk kan zijn: Maurice Carême.
Met de dertien jaar oudere, Frans georiënteerde Kemp heeft Carême een groot aantal thematische preferenties gemeen: een zekere ‘kinderlijkheid’ en een uitgesproken lichtheid van stijl in speels rijmende en metrische gedichten. Kemp bezat ten minste één werk van de Belgische dichter: Poèmes de gosses (1933).
Carêmes werk is in het Franse taalgebied nog altijd springlevend. De Poëziekrant van mei-juni 2024 bevat een reportage van Katelijne De Vuyst over het Musée Maurice Carême in Anderlecht, waarin gememoreerd wordt dat poëzie van de in 1978 overleden dichter nog altijd verschijnt in prachtig geïllustreerde uitgaven bij grote Franse uitgevers als Seuil, Livre de Poche en Gallimard.
In Nederland hebben in de jaren 1949-1951 Anton van Duinkerken en H. Kapteijns over Carême geschreven, in respectievelijk De Tijd en De Gids en in Roeping. Van Duinkerken en Jan van Sleeuwen publiceerden enkele vertalingen van zijn gedichten. In Roeping, jaargang 1953, wist eerstgenoemde bovendiente melden dat de in Wavre (Waals-Brabant) geboren Maurice Carême in de zomer van 1951 de Groot-Kempische Cultuurdagen in Hilvarenbeek had bijgewoond ‘in zijn hoedanigheid van Brabants dichter.’
Daarna bleef het lange tijd stil rondom hem in Nederlandstalig letterenland. Tot Isabelle Bambust en Willy Martin vier jaar geleden 66 van Carêmes gedichten in het Nederlands ‘hertaalden’ en in een tweetalige uitgave bij Uitgeverij P in Leuven het licht deden zien onder de titel: De zomer ligt zoals een vrouw. L’été couché comme une femme. Katelijne De Vuyst breidde het voorraadje Carême-vertalingen in haar hierboven genoemde reportage nog uit met een zestal vindingrijke overzettingen van eigen hand.
De kinderlijke blik op de wereld, het benijdenswaardige vermogen tot verwondering en, anderzijds, tot het uiten van een eenvoudige en onbevangen interpretatie van de voor volwassenen zo complexe werkelijkheid: dat is wat de poëzie van Pierre Kemp met die van Maurice Carême verbindt. In 1956 baarde de achtjarige Française Minou Drouet groot literair opzien met haar gedichtenbundel Arbre, mon ami. Uitgeverij Bruna in Utrecht nodigde Kemp, wiens reputatie men kende, uit Minou’s gedichten in het Nederlands te vertalen. Hij ging er niet op in en schreef in augustus 1958 aan zijn bewonderaar Adriaan De Roover: ‘Ik vond het verswerk, wat betekenis betrof, van Minou zeer naar de macabere kant; ik had echt compassie met dit kind, vooral als ik haar verzen vergeleek met de ‘Poèmes d’enfants’ [bedoeld zijn de Poèmes de gosses] van Uw landgenoot Maurice Carême. […] Later heb ik nog een Zwitschersch platenboek over haar gezien en wel eens gedacht: had je het misschien toch maar liever eens geprobeerd met die vertaling! Ik had toch wel sympathie voor haar, maar niet voor haar publiciteit. En het had mij misschien in een eventuele bekendheid van mij in het buitenland mogelijk niet geschaad.’ (Pierre Kemp & Adriaan De Roover, Als een bezetene, maar dan veel lieflijker. Brieven 1956-1962, Nijmegen, Vantilt, 2006).
Intussen lijkt het me leuk aan de Nederlandse Carême-vertalingen ook een product van de eigen timmerkist toe te voegen.
Ik kies daarvoor een gedicht uit Et puis après…, de in 2004 postuum verschenen bundel met tot dan toe onuitgegeven titelloze verzen (Paris, Éditions Arfuyen).
Ne criez pas tant. J’arrive.
Peu importe d’où je viens.
Se soucie-t-elle, la rive,
De voir l’eau partir au loin?
Le soleil, lui, n’a de cesse
Qu’il n’ait mordoré les foins.
Pourquoi, dès lors, plus que lui,
Irais-je chercher midi
À l’horloge du souci?
Dit is wat ik ervan heb weten te maken:
Huil maar niet, ik kom eraan.
Onbelangrijk waarvandaan.
Kan ’t het water soms wat schelen
dat de oever stil blijft staan?
Zie de zon. Zij heeft geen rust
voor ze het gras heeft drooggekust.
Zou ik daarna nog moeten sloven
tot ook ik ben uitgeblust?
Dit stukje maakt deel uit van de reeks Bijsluiters van Wiel Kusters
Laat een reactie achter