Vanmiddag vond weer het centraal eindexamen Nederlands voor het vwo plaats, en traditiegetrouw heb ik dat gemaakt. Je merkt dat er iets aan het veranderen is: het eindexamen Nederlands bevat alleen maar teksten die iets te maken hebben met de neerlandistiek! Een artikel over literatuuronderwijs, een fragment literair proza en wat teksten over de roman De engelenmaker. Er was zelfs een korte reactie opgenomen uit het reactiepaneel van dit tijdschrift (door niemand minder dan Martijn Benders). Ik heb nog nooit hulde geroepen voor een examen, maar nu dan toch: hulde!
Je kunt het examen hier zelf maken. Omdat er nog geen correctiemodel is (dat komt pas vrijdagavond) zijn hier mijn antwoorden, natuurlijk zonder garantie dat ze correct zijn (maar ik heb mijn best gedaan).
1. Alinea 6
2. D
3. De overheid neemt zijn eigen cultuuronderwijs onvoldoende serieus door zich helemaal te verlaten op de – doorgaans slechte – smaak van jongeren zelf en deze vervolgens met publieke middelen te promoten.
4. Organisaties zoals Stichting Lezen en het Letterenfonds zouden, ten eerste, moeten inzetten op promotie van kwalitatief hoogwaardige jeugdliteratuur, en ten tweede zou ook in het nieuwe curriculum de term ‘fictie’ moeten vervangen door ‘jeugdliteratuur’.
5. De boeken zijn aantrekkelijk en gemakkelijk te consumeren, maar tegelijkertijd zijn ze schadelijk voor de ontwikkeling.
6. (1). “De meisjes lijken geen enkele inhoud of substantie te hebben”
(2). “het zijn altijd witte meisjes met lang, los haar”
(3). ” een scène […] vaak vermoord”
7.
(1). Mooie lezers zijn literair competent: ze kunnen teksten kritisch en betekenisvol lezen.
(2). Mooie lezers kunnen verhalen gebruiken om de wereld en maatschappelijke verhoudingen beter te begrijpen en er betekenis aan te geven.
(3). Bij mooie lezers is empathie ontwikkeld die bijdraagt aan hun burgerschap.
(4). Door zich te identificeren met verschillende personages kunnen mooie lezers hun persoonlijkheid vormen en hun opvattingen toetsen.
8. “Het zijn … kick jagen.”
9. B
10. D.
11. In de eerste plaats zijn dit soort boeken voor veel kinderen de enige motivatie om een boek op te pakken; en in de tweede plaats moeten we een bepaalde groep auteurs, boeken en lezers niet categoraal [ik zou zeggen: categorisch] afwijzen.
12. B
13. Schadelijke ideeën komen ook voor in erkende literatuur, en zijn niet uniek voor thrillers en pulpboeken .Leesplezier is bovendien waardevol, en er is niets mis met het feit dat jongeren zelf hun boeken kiezen op basis van wat ze leuk vinden.
14 Tekst 1 keert zich niet tegen leesplezier, al benadrukt de tekst dat dit niet voldoende is en er daarnaast ook op kwaliteit moet worden gelet; leesplezier en kwaliteit sluiten elkaar niet uit.
15. “Er zijn … Wim Kieft.”
16. Het negatieve oordeel over pulpboeken uit tekst 1 wordt in tekstfragment 3 niet eenduidig afgewezen. De zin waaruit dit blijkt is: “Je kunt … te bestrijden.”
17. (1) kritisch bespreken en de discussie aan de hand van gerichte leesvragen leiden.
(2) vermijden
18. D
19. In tekstfragment 4 wordt bepleit dat literatuuronderwijs zich richt op schone letteren zonder maatschappelijke doelstelling, terwijl in tekst 1 juist wordt bepleit dat literatuuronderwijs empathie en burgerschap moet bevorderen bij de leerlingen.
20. (1) f, (2) g. (3) e
21. B
22. Het “heerlijk gluren” naar de gasten in de ontbijtzaal is te danken aan de openheid en kwetsbaarheid van de gasten in de ochtend, en het gebrek aan privacy door het koude ochtendlicht dat alles blootlegt.
23. Beide groepen brengen tijd door op de berg vanwege omstandigheden in hun leven. Beide groepen streven bovendien naar herstel of verbetering van hun toestand.
24. Hedendaagse vakantiegangers proberen efficiënt te ontspannen, maar streven naar efficiëntie zorgt voor stress die het onmogelijk maakt echt te ontspannen.
25. “Ontspanning is … anders was”
26. “In alinea 9 zitten moeder en zoon bij elkaar en zijn ze min of meer tevreden, in de eerdere beschrijving ontbeten ze apart en waren ze verbitterd.
27. D
28. B
29. (1) Het verhaal zet aan tot nadenken over de grens tussen wetenschap en religie, en tussen realiteit en fictie. (2) De roman is tot in de puntjes goed in elkaar gezet en leest als een film. (3) De schrijfstijl is sober maar tegelijkertijd beeldend. (4) Het boek is zo ‘geniaal’ dat het niet te verfilmen is. (5) De auteur presenteert wetenschap op een spannende manier, waardoor het aanvoelt als een horrorverhaal.
30. Jouk is positief omdat hij vindt dat er interessante inhoud wordt gepresenteerd (wetenschap en religie).
31. (1) Het boek biedt verschillende oogpunten. (2) Het verhaal leest fijn.
32. (1) Het verhaal is voorspelbaar en bevat weinig verrassingen.(2) De religieuze vergelijking (met de kruisiging van Jezus) kan de recensenten niet bekoren. (3) Stilistisch valt er aan het boek weinig te beleven.
33. (1) Bron 3 presenteert zowel positieve als negatieve recensies, wat een evenwichtiger beeld geeft van de waardering van de roman. (2) Bron 3 gaat in op betrekkelijk gedetailleerde argumenten die de oordelen onderbouwen, terwijl de meningen in bron 2 oppervlakkiger zijn en vooral een globaal gevoelsoordeel geven. (3): Bron 3 verwijst naar onder andere compositie, stijl en ethische behandeling van thema’s, wat duidt op een diepere analyse. (4) Bron 2 is duidelijk de mening van scholieren terwijl bron 3 (los van de auteursnaam of de publicatieplaats) dat niet is.
34. (1) Bron 4 geeft weliswaar kort een waardeoordeel (‘prachtig, fascinerend’) maar onderbouwt dit verder op geen enkele manier. (2) Bron 4 gaat vooral over algemene literaire kwesties, zoals de onmogelijkheid een nieuw verhaal te schrijven, waarbij De engelenmaker hooguit als een illustratie functioneert.
35. (1) de sobere schrijfstijl. (2) de spanning. (3) de verhaalstructuur / compositie
36. D
37. (1) positief. (2) positief. (3) negatief. (4) niet te bepalen
38. (1) positief. (2) positief. (3) negatief. (4) niet te bepalen
Berthold van Maris zegt
Het lijkt mij geen pretje om ieder jaar opnieuw eindexamen te doen. Het idee is dat je dat 1 keer in je leven doet en er daarna voorgoed van verlost bent.