Rampenhumor van Titanic tot corona
Grappig of smakeloos? Moppen over tragedies en rampen leveren vaak gemengde reacties op, maar dat het fenomeen bestaat is een feit: rampenhumor. Ondanks dat het voor veel mensen vaak toch too soon voelt, kunnen vlak na zo’n ramp al de eerste grappen ontstaan. Zo is bekend dat over de aanslagen van 11 september 2001 al binnen een dag de eerste grappen circuleerden (Ellis 2001, p. 2). Maar waar in het verleden stevige grappen geen uitzondering waren, bleef de humor tijdens de coronacrisis toch redelijk mild. Opvallend was dat niet de ziekte het thema werd, maar juist het kleine leed (Meder 2022, p. 106-107). Wat is nu rampenhumor en wat is het dat mensen aanzet om zulke grappen te maken?
Rampenhumor
In de smeulende puinhopen van Enschede vinden de reddingswerkers een huilend jongetje in de straat.
“Maar wat is er toch aan de hand, jongen?” vragen de reddingswerkers; “ben je je vader en moeder kwijt?”
“Nee,” snikt de jongen, “m’n krantenwijk!”
(Een mop uit de Volksverhalenbank van de Lage Landen)
Diana’s heart was in the right place, if you consider the glove compartment to be the right place.
(Davies 1999, p. 263)
Rampenhumor is het plaatsen van een tragedie, veelal eentje met een grote maatschappelijke aandacht en impact, in een grappig bedoelde context. Giselinde Kuipers (2001, p. 175) rekent rampenhumor tot de categorie zieke humor, grappen die gaan over ziektes, leed en de dood. In deze categorie passen naast rampenhumor ook onder meer grappen over verminking, gehandicapten en oorlog. Het is humor die niet altijd evenveel gewaardeerd wordt en zelfs controversieel kan worden. De reactie is vaak een lach vermengd met een (lichte) schok en/of verontwaardiging, een oooh-lach zoals Kuipers (2001, p. 180) het noemt.
Grappen ontstaan al snel nadat een ramp is gebeurd. Zo blijkt uit verschillende studies dat er naast de aanslag op de Twin Towers ook bij andere rampen al direct sprake was van rampenhumor. Zo deden er al snel grappen de ronde over onder meer de ontploffing van de spaceshuttle Challenger in 1986 (Morrow 1987, p. 178) en de dood van Diana Spencer in 1997 (Davies 1999, p. 253). Davies beweert zelfs dat hij binnen 24 uur al twee grappen kende over de dood van de voormalige prinses (Davies 1999, p. 253). In de nasleep van een ramp worden dus verschillende grappen en moppen bedacht die men onderling aan elkaar (door)vertelt. In het publieke domein lijkt er daarentegen altijd sprake te zijn van een moment waarop het niet gepast is om openlijk grappen te maken. Kuipers (2005, p. 73-74) noemt dit een public humor moratorium. In de nasleep van 11 september besloten verschillende satirische Amerikaanse televisieshows hun uitzendingen uit te stellen en verscheen het magazine The New Yorker zonder cartoons. Een maand na de aanslagen organiseerde de Los Angeles Times een benefietevenement onder de naam NY Finds It Can Laugh Again. De burgemeester verklaarde hierbij dat inwoners weer toestemming hadden om te lachen en leek hiermee een einde te maken aan het humor moratorium.
Galgenhumor, het lachen om leed en dood(straf), lijkt een lange geschiedenis te hebben. Het idee van rampenhumor, het lachen om het leed van een specifieke gebeurtenis, beschrijven onderzoekers als Kuipers (2001, p. 189) en Davies (1999, p. 255) daarentegen als een modern fenomeen. Zij menen dat deze vorm van humor een eeuw geleden niet tot nauwelijks bestond. De Tsjechische onderzoeker Jan Chovanec (2019) heeft gepoogd deze bewering te weerleggen door voorbeelden te tonen van grappen die werden gemaakt over de Titanic scheepsramp enkele dagen nadat deze gebeurtenis zich in 1912 voltrok. Chovanec vond onder meer in een Tsjechisch humoristisch tijdschrift dat twee maanden na de ramp verscheen de volgende mop:
In a seaside hotel.
A guest going through the menu: “Why is that, so much money for a sea lobster!” The waiter: “That’s not so much, sir. Will you please take into consideration that it was caught close to the place where the Titanic sank, with so many diamonds in it. Who knows, maybe you’ll find one of them in that lobster…”
(Chovanec 2019, p. 212)
Het bewijs van het bestaan van deze eigentijdse grappen maakt het relevant om rampenhumor niet alleen te analyseren in het licht van de maatschappij van de afgelopen decennia, maar ook in een langere traditie van grappen over specifieke tragische gebeurtenissen. Voor Nederland zou het interessant zijn om op te zoek te gaan naar grappen die werden gemaakt over de grote rampen die zich in ons land voordeden. Denk hierbij aan de vele scheepsrampen of de Leidse buskruitramp in 1807, die wel eens gezien wordt als de eerste nationale ramp.
De basis van humor
Als men een poging wil doen om rampenhumor te verklaren, is het nuttig om allereerst te kijken naar de basis van humor in het algemeen. In haar proefschrift over humor onderscheidt Kuipers (2001, p. 23) vier theorieën die allen een mechanisme omschrijven die maakt dat iets humor is. Niet elke grap valt met één theorie te begrijpen en de theorieën sluiten elkaar dan ook niet uit. Een grap wordt veelal door meerdere mechanismes tegelijk als grappig gezien. Door in te gaan op deze theorieën kan men dicht bij een antwoord komen op de vraag: wat is humor?
Als eerste noemt Kuipers (2001, p. 23-27) de incongruïteitstheorie. Deze theorie baseert zich voornamelijk op de structuur van de grap. Een verwachting wordt doorbroken door iets wat niet past of klopt, oftewel er is sprake van een incongruïteit. Deze humor kan zowel spontaan, als opgebouwd zijn. Bij spontane humor gaat het meer om de dagelijkse orde die verstoord wordt. Zo is de man die uitglijdt over een bananenschil een klassiek voorbeeld van een verwachting (man loopt) die doorbroken wordt (man glijdt uit) en daarmee ook de dagelijkse gang van zaken (Kuipers 2001, p. 24). In geval van moppen gaat het meer over een verhaal waarbij het de bedoeling is dat de luisteraar een verwachting opbouwt. De clou is dan het punt waarop deze verwachting wordt doorbroken. Op deze manier is ook de grap over de krantenjongen opgebouwd. De reddingswerkers zien het huilende jongetje tussen de puinhopen van de Enschedese vuurwerkramp. Het publiek verwacht nu dat het jongetje huilt om het verlies van een familielid, zijn huis etc. De reddingswerkers vragen hem dan ook of hij zijn ouders is verloren. Wanneer het jongetje zou antwoorden met ja, dan zou er geen sprake zijn van humor. Dan zou het slechts een gesprek zijn tussen hulpverleners en een slachtoffer van de ramp. Juist dat hij zegt te huilen om iets irrelevants als zijn krantenwijk, iets wat de luisteraar niet verwacht, maakt dat dit humor is.
Daarnaast bestaat er de superioriteitstheorie (Kuipers 2001, p. 27-31). Deze theorie focust meer op het gevoel dat een grap oproept, namelijk een gevoel van superioriteit en/of zelfs agressie. Zo zou humor altijd ten koste gaan van iets of iemand, of zelfs een uiting zijn van agressie. Kuipers tekent hierbij aan dat er enkele zaken zijn die de juistheid van deze theorie twijfelachtig maken. De voorstanders ervan zouden onder meer de ambivalentie van humor negeren (Kuipers 2001, p. 30). Vrienden kunnen onderling grappen maken over elkaar die overkomen als een uiting van superioriteit of agressie, maar de serieusheid ervan is dan te betwijfelen. De grap moet in dat geval niet gezien worden als een echte uiting van agressie, maar slechts als iets van een plagerij. Ook bij rampenhumor speelt superioriteitsgevoel en agressie een rol. Zo is leedvermaak, het lachen om het ongeluk van een ander, aanjager van een groot aantal bekende grappen over tragedies. Dit wordt soms gecreëerd door de verheven status van een persoon. In de nasleep van de aanslagen van 11 september 2001 vond Kuipers (2005, p. 77-79) ook verschillende (online) grappen die op een agressieve wijze inspeelden op de gebeurtenissen. De humor kreeg hierbij een gericht doelwit met als grootste thema’s terrorismeleider Osama Bin Laden, Afghanistan en, in mindere mate, de islam. Enkele voorbeelden hiervan waren afbeeldingen waarop Bin Laden geslachtsgemeenschap had met dieren, een foto van het Vrijheidsbeeld die in haar hand het onthoofde hoofd van Bin Laden toont en een afbeelding van een Amerikaans vliegtuig dat invliegt op de Kaäba in Mekka begeleidt met de tekst: don’t get mad… get even (Kuipers 2005, p. 77-79). Hoewel het leek dat de grappen vaak een serieuzere boodschap bevatten, werden ze veelal geplaatst onder het kopje humoristisch. Het pleit vóór deze indeling dat er in deze grappen meermaals gebruik werd gemaakt van klassieke humoristische en ‘schandelijke’ thema’s zoals seks, homoseksualiteit en uitwerpselen (Kuipers 2005, p. 79).
De ventieltheorie (Kuipers 2001, p. 31-35) is een derde theorie om de mechanismes achter humor te begrijpen. De theorie richt zich op het effect van een grap. Tijdens het vertellen of zien van een grap wordt een bepaalde spanning opgebouwd. De clou is dan het moment waarop de spanning ontsnapt, als een ventiel dat losgedraaid wordt. De ventieltheorie lijkt toegepast op rampenhumor toch vooral cultureel gebonden. Wanneer een ramp is gebeurd, heerst er in een samenleving een gespannen sfeer bij diegenen die zich betrokken voelen bij die gebeurtenis. Voor die mensen zal het ontladen van die spanning kunnen voelen als een onderdeel van het verwerkingsproces, iets wat onderzoekers in het verleden ook bepleit hebben. Voor mensen die verder weg staan van de gebeurtenis valt het te betwijfelen of zij hetzelfde gevoel hebben bij het zien van zo’n rampengrap.
Het idee achter de theorie van grensoverschrijding en -markering (Kuipers 2001, p. 35-39) komt in het kort neer op het volgende: “Humor raakt aan sociale en morele grenzen”(Kuipers 2001, p. 35). Deze veelomvattende theorie bevat verschillende kenmerken van de andere drie theorieën. Humor gaat vaak over zaken die moeilijk liggen, taboes en maatschappelijke problemen die angst of huivering oproepen. Rampen en tragedies passen in dit gebied, waar zich volgens Kuipers (2001, p. 35) allerlei ongepastheden bevinden. Voordat een grap gewaardeerd kan worden is er voldoende betrokkenheid nodig. Een grap over Bokito kan pas grappig worden gevonden als het publiek niet alleen weet wat het is (een aap), maar ook weet welke heftige gebeurtenis zich heeft afgespeeld (een vrouw verwond tijdens zijn ontsnapping). Daarnaast is ook een goede dosering belangrijk. Zit een grappenmaker te ver vóór de grens, dan is de grap al snel té flauw. Gaat een grappenmaker juist te veel over deze grens heen, dan gaat een grap al snel te ver (Kuipers 2001, p. 39).
Rampenhumor als verwerking
Eerdere onderzoekers zagen rampenhumor als een vorm van verwerking. Patrick D. Morrow (1987, p. 182-183), die onderzoek deed naar grappen rondom de ontploffing van de Challenger-spaceshuttle, vergelijkt het proces waaruit deze humor ontstaat met dat van een patiënt met de spierziekte MS. De patiënt gaat door verschillende fases als woede, acceptatie en uiteindelijk aanpassing. Dit aanpassen houdt in dat iemand zijn leven weer enigszins zoals het was probeert te leven en de gebeurtenis een plekje geeft. Zo zou het ook zijn gegaan met de slachtoffers en nabestaanden van de Challenger-ramp. Na het ongeloof en de rouw die de tragedie bracht, kwamen de grappen als een manier om te leven met het feit dat ook een geavanceerd ruimteprogramma niet onfeilbaar is.
Kuipers (2005, p. 73) stelt dat het idee van de helende werking van humor centraal staat in het Amerikaanse denken over humor. Dit zorgt ervoor dat de grappen die ontstaan in de VS kunnen worden gezien als verwerking van een nationaal trauma. Maar het verklaart niet waarom ook in de rest van de wereld grappen worden gemaakt over dezelfde gebeurtenis. Het is ondenkbaar dat overal ter wereld evenveel pijn en verdriet werd gevoeld als bij de Amerikanen. Grappen worden wereldwijd gevonden, terwijl niet iedereen de gebeurtenis hoeft te verwerken. De Tsjechische Titanic-grappen van Chovanec (2019, p. 222) tonen dat de humor ook ontstaat in een land dat ver af staat van de ramp. De afstand van het land tot de ramp is namelijk aanzienlijk en van een rijk scheepvaartverleden is geen sprake, anders dan in bijvoorbeeld Nederland waar een scheepsramp meer herkenbaarheid zal oproepen.
Internet en media
Als niet iedereen een tragedie hoeft te verwerken, zijn er andere drijfveren voor rampenhumor. Elliott Oring (1987, p. 284) zocht de oorzaak bij de media. Hij zag de grappen over een ramp als een rebellie tegen een wereld gedomineerd door televisie en andere nieuwskanalen. Omdat we in de nasleep van een ramp overspoeld worden door nieuwsbeelden en -berichten, zouden deze grappen een poging zijn om de controle terug te krijgen over de kwesties als leed en de dood.
Rondom de tragische dood van Diana Spencer in 1997 leek ook leedvermaak (schadenfreude) een factor te zijn (Davies 1999, p. 260-261). De hoge status die de voormalige prinses kreeg toebedeeld in de media, zorgde bij sommigen voor het gevoel dat hun leed er niet meer toe deed. De overvloed aan aandacht voor Diana in de media en de tragiek van haar dood zorgde voor cynisme onder de makers van grappen over haar overlijden. Zo blijkt ook uit de volgende mondeling doorvertelde Engelse mop:
A ferryboat leaving Haiti capsized and drowned 300 people. But a tragedy was avoided when they discovered that none of those on board was a princess.
(Davies 1999, p. 260)
Bijna veertig jaar na Orings publicatie is het aanbod aan (nieuws)media en zijn macht alleen maar gegroeid. Het internet heeft niet alleen het nieuws over rampen toegankelijker gemaakt, maar ook het maken van rampengrappen is makkelijker geworden. Zo gaven de aanslagen op 11 september 2001 een grote impuls aan de zogenoemd knip-en-plak internetgrappen (Kuipers 2005, p. 70). De anonimiteit van het internet gaf sommige grappenmakers een ideale plek om grappen met een agressiever randje te plaatsen. Zo bleek uit de grappen die werden gemaakt over onder meer Bin Laden en Afghanistan. Wat Kuipers (2002, p. 465-467) opvalt aan de internetgrappen is het grote aantal verwijzingen naar films, reclames, games etc. Makers van grappen verbinden de rampen aan deze popcultuur. Volgens Kuipers (2002, p. 466) komt dit doordat tragedies in de media zodanig worden neergezet dat men deze popcultuur terugziet in de ramp: het leek wel een film.
Rampenhumor in coronatijd
Tijdens de coronacrisis waren knip-en-plak internetgrappen en memes al niet meer weg te denken uit de onlinewereld. Opvallend is het milde niveau van de grappen op het moment dat het virus in Nederland is. In het begin gaan de grappen nog over Chinezen, Italianen of Brabanders, respectievelijk de weg die het virus aflegde. De grappen uit deze fase bevatten een shock-effect, een veelvoorkomend kenmerk van rampengrappen. Er is dan niet sprake van een statement, maar de grap bevat wel een amorele boodschap. Zo toont een afbeelding het bat-signal, het oproepsignaal voor Batman in de vorm van een vleermuis. Hierboven staat de tekst:
In China betekent dit eten is klaar
(Volksverhalenbank 2020)
Gedurende de tijd dat het virus wereldnieuws werd maar ons land nog niet bereikt had, groeide het aantal meldingen van discriminatie door mensen met een Aziatische achtergrond. Grappen zoals de bovenstaande lijken verband te houden met de superioriteitstheorie. Er wordt door grappenmakers gezocht naar een buitenstaander, waarop deze vervolgens wordt omgedoopt tot aanstichter (Meder 2021, p. 111) van de gebeurtenissen. Het superieure gevoel dat men ontwikkelt tegenover deze buitenstaanders kan bij sommigen leiden tot frustratie en agressieve humor. Wanneer iemand hierin te ver doorschiet kan dit discriminerende vormen gaan aannemen, zoals gebeurde tijdens de beginmaanden van de coronacrisis.
Maar hoe dichterbij de corona kwam, hoe meer de humor zich verlegde naar de kleine ongemakken (Meder 2021, p. 106-107). Een amorele boodschap is dan nauwelijks meer te bemerken. Zo staat er onder een foto van een persoon gekleed in mondkapje, handschoenen en beschermende kleding:
“Goedemorgen dokter…”
“Mevrouw… ik ben uw kapper.”
(Volksverhalenbank 2020)
Theo Meder (2021, p. 105) stelt dat er blijkbaar een taboe ligt op grappen over ziekte en dood wanneer het te dichtbij komt. Men vermijdt deze humor wanneer zijzelf of hun omgeving slachtoffer kunnen worden van de ramp. Wat hierbij meespeelt is dat het dus niet gaat over één gebeurtenis, maar over een crisis. Een crisis waarin de grappenmakers zich destijds nog steeds bevonden, en dus nog niet wisten of zij hier ongeschonden uit zouden komen. Het is goed mogelijk dat men vandaag de dag, nu de crisis zo goed als over lijkt te zijn, hardere grappen zou durven maken over de coronacrisis. Het is de moeite waard om te bestuderen hoe men nu kijkt naar de coronahumor van destijds en wat voor coronagrappen er tegenwoordig nog worden gemaakt. Omdat iedereen deze periode heeft meegemaakt is het interessant te kijken naar de hardheid van deze grappen, omdat dit ook iets kan zeggen over een gemeenschappelijk trauma dat men heeft opgelopen aan deze tijd.
De reden van rampenhumor
Rampenhumor lijkt dus verklaard te kunnen worden aan de hand van alle vier de humortheorieën die Kuipers (2001) beschrijft. Daarentegen verschillen de theorieën wel in hoeverre ze toepasbaar zijn op elk persoon. De incongruïteitstheorie en theorievangrensoverschrijding zeggen meer iets over een algemeen mechanisme waardoor rampenhumor humor wordt. Incongruentie is een kenmerk van humor, want in alle vormen van humor is er sprake van iets incongruents (Kuipers 2001, p. 24). Het is daarom te begrijpen dat het plaatsen van een tragedie in een grappige context een humoristisch effect geeft. Daarnaast is een ramp per definitie een gevoelig maatschappelijk onderwerp; er is sprake van ellende. Het doel van een grappenmaker is grappig zijn, en dus probeert hij te spelen met de sociale en morele grenzen. Bij de superioriteitstheorie en ventieltheorie is het voornamelijk belangrijk om te kijken naar wat de afstand is tussen de hoorder van een rampengrap en de ramp zelf. Waar superieure gevoelens eerder de motivatie zijn van grappenmakers die zichzelf niet identificeren met de slachtoffers, verklaart de ventieltheorie juist iets over de opgebouwde spanning en de ontlading ervan bij een grappenmaker. De superioriteitstheorie verklaart het bestaan van leedvermaak na een ramp, maar toch is de theorie niet volledig sluitend. Zo kan iemand een grap over de dood van Diana Spencer grappig vinden, maar betekent dit niet dat diegene zich ook ergerde aan haar mediapopulariteit. Wel maakt de theorie een mechanisme zichtbaar achter het ontstaan van agressieve humor, voornamelijk wanneer er een concreet doelwit is. De ventieltheorie lijkt van toepassing te zijn in een proces van verwerking. Voor mensen of samenlevingen die dicht bij een ramp staan zal dit inderdaad kunnen kloppen. Giselinde Kuipers stelt in een interview dan ook dat wanneer je om iets lacht, je het minder serieus en behapbaar maakt. Maar een algemene verklaring voor rampenhumor kan dit niet zijn, omdat iemand die niks te verwerken heeft ook kan lachen om een rampenmop.
Het is interessant om te bestuderen welke aspecten van rampenhumor door mensen grappig worden gevonden. Omdat cultuur een grote rol speelt binnen humoronderzoek, is het de moeite waard om meer onderzoek te doen naar rampenhumor in Nederland. Een Nederlands onderzoek zoals die van Chovanec (2019) zou meer inzicht geven in de manier waarop rampenhumor ontstond in ons land. De coronacrisis heeft getoond dat men voorzichtiger omgaat met rampenhumor wanneer de dreiging dichtbij komt. Ook hierbij zou een studie naar de huidige coronahumor ons meer kunnen vertellen over de verschillende rampenhumor tijdens en ná een crisis.
Zoeken naar een antwoord op de vraag wat rampenhumor nu humor maakt, is als de vraag stellen: wat is humor? Een volledig antwoord is moeilijk te geven. Veel verschillende mensen lachen om veel verschillende dingen. Door dieper in te gaan op drijfveren achter rampenhumor kan men een meer genuanceerd beeld krijgen van het genre. Rampenhumor is niet altijd zomaar onschuldig, maar om deze grappen weg te zetten als respectloos en plat is te kort door de bocht.
Literatuur
Aziaten gediscrimineerd vanwege corona-uitbraak: ‘Ik ben geen virus’ (30 januari 2020). NOS Nieuws.
Chovanec, Jan (2019). Early Titanic Jokes: A disaster for the theory of disaster jokes?. In HUMOR, 32 (2), p. 201-225.
Davies, Christie (1999). Jokes on the Death of Diana. In: Tony Walter(ed.), The Mourning for Diana. Oxford: Berg, p. 253-267.
De Leidse buskruitramp (1807). De eerste nationale ramp (30 januari 2024). Historiek.
Ellis, Bill (2015). A Model for Collecting and Interpreting World Trade Center Disaster Jokes. New Directions in Folklore, 5.
Kuipers, Giselinde (2001). Goede humor, slechte smaak: een sociologie van de mop Amsterdam [proefschrift].
Kuipers, Giselinde (2002). Media culture and Internet disaster jokes: Bin Laden and the attack on the World Trade Center. European Journal of Cultural Studies, 5(4), p. 450-470.
Kuipers, Giselinde (2005). “Where Was King Kong When We Needed Him?” Public Discourse, Digital Disaster Jokes, and the Functions of Laughter after 9/11. The Journal of American Culture, 28, p. 70-84.
Meder, Theo (2021). Online omgaan met de Eerste Golf. In: Marc van Oostendorp & Simone Wolff, Viraal Nederland. Gorredijk: Sterck & De Vreese, p. 103-124.
Morrow, Patrick D. (1987). Those Sick Challenger Jokes. The Journal of Popular Culture, 20, p. 175-184.
Oring, Elliott (1987). Jokes and the Discourse on Disaster. The Journal of American Folklore, 100 (397), p. 276–286.
Snelders, Lisanne (30 april 2020). Lachen met corona: hoe we humor gebruiken in tijden van crisis. Brainwash.
Giselinde zegt
Leuk stuk en dank natuurlijk – het is altijd vleiend om geciteerd te worden. Toevallig is net deze week een artikel over ons Coronahumoronderzoek uitgekomen, hier te lezen (open access):
https://journalqd.org/article/view/5844
Het is inderdaad zo dat je ook kan lachen om rampengrappen als de ramp je weinig (meer) kan schelen, dat komt denk ik vooral omdat er ook echt zoiets bestaat als kwaliteitsverschil tussen grappen. Sommige grappen zijn echt goed — onverwacht, goed opgebouwd, origineel — en dan maakt het minder uit of je veel gevoel hebt bij een thema.