Sandra, de hoofdpersoon van Karin Amatmoekrims roman Het gym, leest graag de boeken die haar leraar Nederlands haar aanraadt. Ze komt daarmee tot een duidelijk idee over de Nederlandse literatuur van haar tijd – die aan het begin van de jaren negentig moet hebben gelegen:
Het ging over jongemannen die opgroeiden. En dat het dan allemaal tegenviel, met het leven en de verwachtingen die ze ervan hadden. Er waren geen cowboys, zoals bij Karl May of slaven zoals bij Harriet Beecher Stowe, of buitenaardse wezens zoals bij Stephen King, want in Nederlandse boeken gebeurde alles in het hoofd van de mannen waar die boeken over gingen. En dan maakten ze kleine dingen heel erg groot.
Het gym gaat niet over een man, maar over een dertienjarig meisje, maar het is duidelijk dat veel van wat er gebeurt, zich afspeelt in Sandra’s hoofd. En je zou misschien kunnen zeggen dat kleine dingen heel erg groot worden.
Knap
Het belangrijkste kleine ding is dat Sandra, als enige uit haar klas, uit een woning komt in de sociale woningbouw. Het milieu waarin ze opgroeit is duidelijk heel anders dan dat van de kinderen in haar klas. Die verdelen zich in twee groepen: de kakkers en de alto’s, maar allebei wonen ze in villa’s, en hebben hun ouders mooie banen en misschien experimentele maar toch niet zulke chaotische relaties als de moeder van Sandra, die leeft van een uitkering.
En daar doorheen speelt dan ook nog een vorm van al dan niet goedbedoeld racisme, want Sandra’s ouders komen uit Suriname. Het openlijke racisme van één klasgenootje wordt door de school niet getolereerd, maar veel pijnlijker is de scene waarin de familie van een klasgenootje voor Sandra klapt omdat het zo knap is dat ze op het gymnasium zit.
Haar kleur was op het gymnasium niet onoverkomelijk. Nee, haar zwakke plek was de wijk, die armoede met zich meezeulde in de naam, in de krantenberichten over zwarte scholen en kansarme gezinnen, in de aanblik van die hoge grijze flats en de uitgestrektheid van de parkeerplaatsen eromheen.
Zedenschets
Nu ik bijna halverwege de door mijzelf opgestelde lijst van ’50 Nederlandstalige romans uit het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw’ ben, valt me op dat ik allerlei subgenres mis. Zoals dat van de Young Adult-boeken. Eerlijk gezegd heb ik er daarvan nooit een gelezen, maar misschien komt Het gym in de buurt, het verhaal van een worsteling van een meisje met zichzelf, met haar omgeving, met hoe ze in die omgeving past.
Het verhaal wordt zo verteld dat het toegankelijk is – en tegelijkertijd steekt het uit boven menig boek over ‘het hoofd van de mannen’, bijvoorbeeld door de laconieke manier waarop Sandra uiteindelijk naar de wereld om haar heen kijkt. De applaudiserende familie is niet het enige licht satirische element in het boek. De leraar Nederlands is bijvoorbeeld ook een van de fraaie karakters in het boek – een man die zijn eerste les begint met uitgebreid uit te leggen dat hij een soort genie is die een enorme hekel heeft aan pubers, maar die ook de grootsheid weet op te brengen om een 9 te geven voor Sandra’s opstel waarin ze een man thee over zijn sokken laat uitgieten. Nog meer dan een Young Adult-roman lijkt me dit een zedenschets. Al weet ik dus bij gebrek aan ervaring eigenlijk niet goed of YA het genre van de zedenschets uitsluit.
In 2024 lees ik 50 Nederlandstalige romans uit het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw.
De volledige lijst staat hier. Volgende week: A.F.Th. van der Heijden, Tonio (2011)
Laat een reactie achter