Vandaag worden de resultaten van de eindexamens bekend. In dat kader vandaag een special van Neerlandistiek over het corrigeren van de eindexamens, waarin auteurs vanuit verschillende kanten belichten hoe het toegaat tijdens de correctie.
Al jaren maakt Marc van Oostendorp het vwo-examen Nederlands. Hij zet zijn antwoorden vlak na het examen online. De dag na het examen (het correctievoorschrift was toen nog niet gepubliceerd) merkte ik dat mijn leerlingen het over de antwoorden van “die professor” hadden. “Hij had ook alinea 6 bij vraag 1, meneer. Wat denkt u?”
Ik was benieuwd of Marc niet alleen vraag 1 goed had, maar ook de rest. Nadat ik klaar was met het nakijken van de examens van v6a van het Koning Willem II College in Tilburg begon ik dus aan het examen van Marc. Het leek me goed om dat examen dezelfde weg te laten volgen als ieder ander examen, dus vroeg ik Nadie Janssen van het Jacob-Roelandslyceum in Boxtel of zij de tweede corrector van het werk van Marc wilde zijn. Ik stuurde haar een scan van het nagekeken examen.
Bij het nakijken van Marcs examen gebruikte ik uiteraard het officiële correctievoorschrift en de handreiking bij het correctievoorschrift van Levende Talen Nederlands. Beide documenten gebruikte ik ook bij het corrigeren van mijn eigen klas. Ik heb dit jaar niet op het roemruchte eindexamenforum gekeken.
Het contact tussen de eerste en tweede corrector over Marcs werk verliep, zoals dat hoort, soepel. Over de scores bij twee vragen verschilden Nadie en ik van mening. Uiteindelijk leverde Marc dat één punt minder op voor vraag 3 en één punt meer voor vraag 23. De score van Marc na tweede correctie is dus hetzelfde als die na eerste correctie (wat vaker gebeurt, onder correctoren ook wel “puntje eraf, puntje erbij” genoemd).
De discussie over vraag 3 en 23 hieronder laat volgens mij aardig zien hoe ingewikkeld het nakijken van een examen Nederlands soms kan zijn en hoe je op sommige vragen (op vraag 3, bijvoorbeeld) nooit helemaal grip krijgt.
Marc is met zijn 53 punten met een 8,5 geslaagd voor het examen Nederlands van dit jaar. Hij scoort iets beter dan mijn twee beste leerlingen, die allebei 51 punten halen, maar ze zitten hem op de hielen.
Over de uitslag kan overigens, zoals gebruikelijk, niet worden gecorrespondeerd.
Vraag 3
Antwoord Marc + aantekeningen en score eerste corrector
Tweede corrector (29 mei 2024)
“Bij vraag 3 zou ik geen punten geven voor enkel het herhalen van de vraag. LT geeft aan dat een compleet antwoord dat rechtdoet aan antwoordoptie 2 ook kan bestaan uit een opsomming van de richtlijn, de vrije keuze en de afkeuring van de werkwijze. Een leerling moet een redenering geven en het enkel opsommen van het gebrek aan instructie en de vrije keuze, maakt nog geen redenering; door een afkeuring toe te voegen, staat er wel een redenering die recht doet aan bolletje 1 en 2. Het enkel herhalen van de vraag is echter niet op zichzelf een parafrase van één van de antwoordopties die het CV voorschrijft. De werkwijze die in het antwoord van Marc staat bevat niet de onderdelen (richtlijnen en vrije keuze) waar LT zich op beroept bij een voldoende parafrase van antwoordoptie 2. Hoewel ik vind dat er over het antwoord in het CV ook van alles te zeggen valt (zeker in het licht van de tekst), vind ik toch dat we ons hieraan moeten houden. Het goedkeuren van het herhalen van de vraag staat mijns inziens te ver af van het CV.”
Eerste corrector (31 mei 2024)
“Hoe langer ik naar het antwoord van Marc kijk, hoe meer ik begin te twijfelen over hoeveel punten het waard is. Dat jongeren zelf de (boeken)keuze bepalen (bolletje 1 van antwoordoptie 1 en 2) wordt niet expliciet genoemd, maar zou je uit het antwoord van Marc niet kunnen afleiden dat de smaak (= keuze?) van jongeren in het cultuuronderwijs leidend (= bepalend) is?
Het verslag van LT zegt dat de twee onderdelen van antwoordoptie 2 mogen worden samengevoegd in één formulering waarbij leerlingen duidelijk moeten maken dat de huidige werkwijze (het feit dat jongeren de keuze bepalen) wordt afgekeurd. Met het herhalen van de vraag maakt Marc de afkeuring van de werkwijze volgens mij duidelijk.
Ik weet het niet meer: 0, 1 of 2 punten. Omdat jij tweede corrector bent, krijg jij het laatste woord.”
Tweede corrector (3 juni 2024)
“Jouw reactie heeft me even goed aan het denken gezet. Dank daarvoor. Ik ben zelf tot de volgende conclusie gekomen.
Marc stelt in zijn antwoord dat ‘de overheid zich verlaat op de doorgaans slechte smaak van jongeren en deze vervolgens met publieke middelen te promoten’. Ik ben het met je eens dat het antwoord ertegenaan schuurt. Hij zegt dat de overheid zich baseert op de slechte smaak van jongeren, maar hier blijkt m.i. onvoldoende duidelijk uit dat die ‘slechte smaak’ waarop de overheid zich baseert eigenlijk de boekkeuze zelf betreft (je zou bijvoorbeeld bij dit antwoord nog kunnen zeggen dat ze jongeren een enquête voorschotelen, waarin ze vragen wat jongeren zoeken in boeken om daar vervolgens als overheid boeken bij te zoeken). Het antwoord staat dus te ver af van het CV wat mij betreft.
Omdat uit de vraag m.i. dus onvoldoende blijkt dat de jongeren de (boek)keuze zelf bepalen, kan er wat mij betreft voor ‘de afkeuring van de huidige werkwijze’ ook geen punt gegeven worden. De kern van de huidige werkwijze zit er niet voldoende in, dus kan er geen punt gegeven worden voor de afkeuring ervan (‘de overheid zou richtlijnen bij de keuze moeten geven/de keuze door leraren/opvoeders moeten laten maken’).”
Conclusie
Score na eerste correctie: 1.
Score na tweede correctie: 0.
Vraag 23
Antwoord Marc + aantekeningen en score eerste corrector
Tweede corrector (29 mei 2024)
“Bij vraag 23 zou ik wel een punt willen geven voor het tweede deel van het antwoord. Dit lijkt mij een voldoende parafrase van antwoordoptie 2: ze komen voor hun rust/voor schone lucht/gezondheid. Uit het antwoord blijkt door te stellen dat ze komen voor ‘herstel of een verbetering van hun toestand’ mijns inziens voldoende dat ze er komen voor hun gezondheid. Bovendien doet de uitspraak ook recht aan wat er in de tekst gezegd wordt.”
Eerste corrector (31 mei 2024)
“Ik ben het met je eens en ga akkoord met dit extra punt. De ‘omstandigheden in hun leven’ zijn te vaag voor het andere punt (het zijn geen ‘problemen’).”
Conclusie
Score na eerste correctie: 0.
Score na tweede correctie: 1.
Frits van Oostrom zegt
Heel interessant, en grote dank voor al dit extra werk! En natuurlijk is 8.5 een stralend cijfer, knap gedaan van alle drie. Maar ik blijf mij verwonderen: waar zijn/blijven de tienen voor het examen Nederlands? Die vielen vroeger wel, geregeld, en logisch genoeg bij tienduizenden examenkandidaten. Maar tegenwoordig? Ze vallen wel nog steeds bij alle betavakken. Laat leerlingen toch (ook) kunnen uitblinken in Nederlands! (Als iemand een leerling weet met een tien dit jaar, zal ik die graag een boek opsturen.)
Marc van Oostendorp zegt
Ik houd het niet voor onmogelijk dat dit jaar wel degelijk iemand een 10 heeft gehaald, want anders dan in andere jaren begrijp ik dit jaar wel ongeveer waarom wat fout is gerekend ook inderdaad fout kan worden genoemd.
Het duurt volgens mij altijd een paar maanden voordat hierover statistieken worden vrijgegeven, maar individuen melden zich hopelijk inderdaad (kan ook via de redactie van Neerlandistiek, dan geven wij het door aan Frits van Oostrom).
Robert Kruzdlo zegt
Goed werk Marc. Zijn de Belgen beter? Hoe zullen zij deze examen doen?
Marc van Oostendorp zegt
De Belgen zijn beter: zij doen nog niet aan een centraal examen. Maar helaas gaan ze ons in dezen wel langzaam achterna.
Jan Uyttendaele zegt
De invoering van centrale examens heeft in Vlaanderen de bedoeling om het niveau van het onderwijs op te krikken
Goede centrale toetsen slagen daar meestal wel in, denk ik.
Marc van Oostendorp zegt
Ik denk dat het Nederlandse onderwijs erbij gebaat zou zijn om de centrale examens af te schaffen.
Alex van de Kerkhof zegt
Ik denk dat centrale examens in het voortgezet onderwijs het mogelijk maken de kwaliteit van Nederlandse onderwijs vast te stellen, de kennis en vaardigheden van leerlingen objectief en transparant te meten en ze een gelijkwaardige kans op slagen te geven.
Marc van Oostendorp zegt
Als dat het doel is, kunnen we het schoolexamen natuurlijk beter afschaffen, want nu wordt slechts de helft van het punt ‘objectief en transparant’ gemeten en hebben leerlingen slechts voor de helft een gelijkwaardige kans op slagen.
Ik ben er steeds meer van overtuigd geraakt dat, alle goede bedoelingen van alle betrokkenen ten spijt, al dit soort zaken ook, en mogelijk beter kunnen worden georganiseerd door zulke dingen op een andere manier te regelen, bijvoorbeeld door een systeem van ‘externe examinatoren’ in te stellen – per jaar wisselende collega’s van een andere school die bij alle toetsingen in het eindexamenjaar meekijken. Dan komen ongelijkheden in het systeem naar mijn overtuiging veel beter in beeld, terwijl tegelijkertijd de toetsing kan worden afgestemd op de specifieke situatie op een specifieke school (regionale verschillen, verschillen in etnische samenstelling of moedertaal, enz.) Een systeem van centrale examinering doet geen recht aan de grote diversiteit in onze samenleving.
Alex van de Kerkhof zegt
Dat er vroeger geregeld tienen vielen bij de examens Nederlands waag ik ernstig te betwijfelen. Misschien bij onderdelen waarvoor te leren vielen, zoals literaire kennis. Bij stelvaardigheden was, zowel in het lagere onderwijs, als in het voortgezette onderwijs, althans in het katholieke zuiden, het adagium dat een tien voorbehouden was aan Onze Lieve Heer en dat de gewone sterveling het mocht doen met een negen, mocht een zekere graad van perfectie bereikt zijn. Een zes of een zeven, daar moesten de meeste leerlingen het mee doen, en wat dat betreft is er bij het vak Nederlands in de loop der tijden niet veel veranderd.
Frits van Oostrom zegt
Ik bezocht een openbare school, misschien was dat een groter verschil dan ik toen meekreeg, maar ik weet honderd procent zeker uit mijn tijd dat er in drie achtereenvolgende eindexamenjaren voor Nederlands (opstel, samenvatting, mondelinge tekstverklaring met gecommitteerde) respectievelijk twee tienen en een negen vielen en daarna twee keer drie tienen. Eerstgenoemde abiturient ging vervolgens Nederlands studeren, nr 2 en 3 resp. geneeskunde en natuurkunde. Zulke tienen waren in die jaren op die school beslist geen metafysische verschijning. Maar natuurlijk haalden ook toen de meeste leerlingen rondom de zeven, dat is nu eenmaal de gepaste Gausskromme.
Alex van de Kerkhof zegt
U heeft ongetwijfeld gelijk. Vermoedelijk gaat het hier om examinering van vóór de invoering van ´de Mammoet´ (1968), die op tal van aspecten lastig te vergelijken is met de examinering van later. Ook de voorgeschreven inhoud van de schoolvakken werd nadien nog enkele malen gewijzigd. Laten we ook niet vergeten dat op de gymnasia van toentertijd de leerlingen flink geschoold werden in de grammatica en teksten van het Grieks en Latijn, wat ook bij Nederlands goed van pas kwam. Eerlijk gezegd had ik met ´vroeger´ alleen de vwo- en havo-examens van vóór de invoering van de Tweede Fase op het oog (de periode van omstreeks 1969 tot omstreeks 1999).