Het laatste katern van de kat van de muziekschool lijkt iets van die harmonie te realiseren. Wat de vorm betreft is dit het meest regelmatige van alle ‘Velden’. Tekst staat alleen maar op de plaats waar je het zou verwachten: op de linker pagina, op een kwart van boven. Twee keer wordt minimaal gevarieerd op wat veel weg heeft van een muzikaal motief of thema en juist daardoor komt het beter uit Op de bladzijde daarna vinden we:
om.’
opgelucht.’
Een punt en een aanhalingsteken: op één uitzondering na is dat de manier waarop overal tekst wordt afgesloten. Overal dus de suggestie van opgevangen taal. Het is ook de manier waarop het hele katern tot een afronding komt: de laatste bladzijden met ‘tekst’ bevatten alleen maar deze twee leestekens die een slot aangeven. Het is het slot van een katern en daarmee van het laatste katern in een cassette.
Vóór dat slot bevat Veld 8 een aantal werkwoorden die lijken te verwijzen naar wat er in het katern zelf gebeurt. Aan het begin ‘ophalen’ en ‘aantonen’: een werkwoord dat zelf een begin aanduidt en een werkwoord dat, als het volstrekt geïsoleerd op een bladzijde staat, vooral zichzelf aantoont. Dat het aantonen belangrijk is, blijkt op de volgende bladzijde. Daar staat een synonieme omschrijving: ‘laten zien dat het zo is.” – niet niks in poëzie die spaarzaam is met woorden. Op de bladzijden erna wordt de tijdsduur die met ‘ophalen’ zijn intrede had gedaan, vervolgd of uitgewerkt met maanden, jongeren, aanwaaien en doorbuigen. Op de regel onder ‘jongeren.”, met een punt en één aanhalingsteken bij Van Dixhoorn, staat een vinkje met meteen daarna ‘ook mee.” Doen die jongeren ook mee? ‘mee’ komt nog drie keer terug, twee keer in ‘meegeven’. Moet jongeren iets worden meegegeven? Of gaat het om ‘meegeven’ in de betekenis van meebewegen? Het laatste is het meest waarschijnlijk. Zo wordt het woord geïntroduceerd:
aanwaaien.’omzeilen.’
meegeven.’
Het zijn allemaal werkwoorden die iets aangeven dat zich voltrekt in de tijd. Er begint iets, je probeert het te ontwijken, je ontwijkt het niet langer. Dat kan voor heel veel gelden, maar ook voor de ervaring van verbondenheid die in dat tweelinggedicht, het doel van de opticien, zijn bekroning vond in een zichtbaar en tastbaar samengaan. Moest er iets overwonnen worden? Dat je dat moet proberen, is dat dan toch een boodschap die wordt meegegeven aan ‘jongeren’?
Het enige woord dat niet als opgevangen taal wordt gepresenteerd is ‘drogen)’ – niet met een aanhalingsteken dus en wel met een rond teksthaakje. Dat komt ons bekend voor. In het vorige katern, Veld 7, werd ‘vis’ op dezelfde manier geïntroduceerd en toen het nog een keer terugkwam, zonder punt en haakje, gaf ik daar betekenis aan. Hier blijft het bij de introductie. Maar tussen de vis en het drogen wordt wel een betekenisrelatie gesuggereerd en die is nooit prettig voor de vis. In het harmonische dat Veld 8 van de kat van de muziekschool op alle manieren probeert uit te stralen, lijkt het wel een dissonant. En dat andere dier, die kat die rondscharrelt in of rond de muziekschool: voelt hij zich daar thuis?
(Het veertiende deel van een serie over het doel van de opticien en de kat van de muziekschool van F. van Dixhoorn, gepubliceerd op https://gertdejager.blogspot.com/)
Laat een reactie achter