Achter het Achtervoegsel 43
Cefas van Rossem en bovengetekende zijn al lang niet meer de enigen die een lichte siddering voelen bij het lezen of horen van een -ette-woord. Zeker wanneer een -ette-woord in het nieuws komt, ontvangen we van verschillende zijden appjes en mailtjes met de vraag of we dit woord al kennen. Toen Sheila Sitalsing in haar column in de Volkskrant van 26 januari 2022 het woord theorette gebruikte, was dat voor velen aanleiding om ons op dat woord te attenderen.
Nieuw was dat woord voor ons niet. Op de Facebookpagina van het Genootschap ter bevordering van het gebruik van het suffix -ette wijdde Cefas er op 24 april 2020 al een post aan. Cabaretier en columnist Pieter Derks gebruikte het die dag namelijk in zijn radiocolumn ‘Kinderen en de coronacrisis’ (De Nieuws BV, NPO Radio 1) voor een kleine theorie die inhoudelijk nogal licht is.
Oorsprong
‘Wie heeft de theorette verzonnen?’ Dat is de vraag die een zekere Jan in 2022 op een internetforum stelt. Hij noemt het ‘een nieuw, en kennelijk Nederlands modewoord’, dat ook al is doorgedrongen tot de NRC. Jan heeft er geen goed woord voor over: het is ‘geleuter’. De meeste reacties op Jans vraag dragen weinig bij tot de beantwoording ervan. Serieuzer en nuttiger is iemand die wijst op een publicatie van Hans van Ewijk uit 2017: De morele horizon van sociale rechtvaardigheid: een theorette. In de omschrijving op internet gaat de auteur van dat boek in op het woord theorette uit de titel:
Het woord theorette heb ik van Geert van der Laan. Het was een jaar of tien geleden even populair. Letterlijk betekent het een kleine theorie. In de interpretaties gaat het eerder om een aanzet tot een theorie. Ik sluit bij die laatste betekenis aan.
Laat Van Ewijks geheugen hem niet in de steek, dan zou het woord rond 2007 populair zijn geweest. Desondanks levert de zoekopdracht ‘theorette’ in Delpher slechts één treffer op. In zijn herinneringen aan H.J. Schoo schrijft Jeroen Vullings over hem:
Een recente column ging zelfs helemaal over het ziekenhuis, al koppelde hij daar – typerend – een theorette aan over bureaucratie in Nederland. (Dwars en Bewogen, 2007: 93).
Vullings – nu vooral bekend als politiek commentator maar opgeleid als neerlandicus – gebruikte het woord een jaar eerder ook al eens in een recensie over Tom Lanoyes roman Het derde huwelijk (Vrij Nederland, 7 oktober 2006). Hoewel een volledige weergave via Google Books niet beschikbaar is, maakt de fragmentweergave duidelijk waardoor theorettes zo dominant aanwezig zijn in het publieke debat. Ze komen voort uit ‘de doodmoe makende drang om overal een ongezouten mening over te spuien’.
Maar dat is nog altijd niet het oudste voorkomen van theorette. Zoeken op Google naar in het Nederlands geschreven pagina’s vóór 31 december 2006 levert een treffer op van 13 augustus 2002. In een inhoudelijk niet zo sterke discussie in een Google Groep kwalificeert een deelnemer iemands post met de woorden: ‘Het is een werkelijk BRILJANTE theorette.’ Het antwoord op deze ironische opmerking laat niet lang op zich wachten. Op onnavolgbare wijze verdedigt de aangevallene zijn ideeën: ‘De ’theorette’ rammelt gelukkig aan alle kanten. Daardoor raakt deze boven elke twijfel
verheven.’ Volgt u het nog?
Buurvrouwtheorie
Via Google kunnen we voor Nederlandse citaten niet verder terug in de tijd, maar het Corpus Hedendaags Nederlands – dat in totaal 15 treffers oplevert met de zoekopdracht ‘theorette*’ – geeft één nog ouder citaat. Peter Hoomans beschrijft in ‘De sublieme stuntelaar’ (Parool, 7 augustus 2001) een fragment uit de theatervoorstelling Laat mij maar even (1988) van Brigitte Kaandorp, dat onder de titel ‘Buurvrouwtheorie’ te zien is op YouTube:
De buurvrouw keert prominent terug bij de tweede voorstelling, Laat mij maar even. Kaandorp ontvouwt daarin, naast een buurvrouwlied, zelfs een echte buurvrouwtheorie op een flip-over. Iedereen heeft een buurvrouw. Wie zelf een buurvrouw heeft, is er zelf ook een. We zijn dus over de hele wereld elkaars buurvrouw. Je kunt dus in Amerika bij een willekeurige aanbellen om even een bakkie te doen. ‘Heel gezellig en praktisch’ noemt Kaandorp deze ’theorette’.
Een van de volgers op onze Facebookgroep wees ons er trouwens op dat zij het woord theorette al sinds het eind van de jaren tachtig gebruikte, geïnspireerd door Brigitte Kaandorps show.
Het woord theorette is voor zover ik heb kunnen nagaan in het Nederlands dus voor het eerst gebruikt in 1988. Brigitte Kaandorp schijnt het woord te hebben gemunt. Toch wil dat niet zeggen dat alle latere gebruikers van het woord schatplichtig zijn geweest aan deze cabaretiere. Onafhankelijk van haar zullen anderen van theorie met suffixsubstitutie het woord theorette hebben gevormd.
Betekenis
Tot nu toe hebben we ons vooral gefocust op het oudste voorkomen van theorette. Maar wat betekent theorette nu precies? Eigenlijk is het – net als theorietje – een ‘kleine theorie’. Het achtervoegsel –ette vervult hier namelijk de rol van verkleiningsuitgang. Toch zijn theorietje en theorette geen synoniemen van elkaar. Hierboven zijn we het woord al tegengekomen in de zin van ‘een aanzet tot een theorie’ (Hans van Ewijk), maar die betekenis lijkt enigszins af te wijken van wat anderen onder het woord verstaan. Kijk maar eens naar de volgende citaten uit het Corpus Hedendaags Nederlands:
- Ik heb een theorette waarvan ik hoop dat iemand er nog eens een scriptie over wil schrijven zodat blijkt dat ik gelijk heb. Hier is ’ie: Toen het geloof in Nederland minder populair werd (ontkerkelijking), werd het woord geloof juist een stuk populairder. (Paulien Cornelisse, ‘Gloof’. In: NRC Handelsblad, 11 september 2008)
- Er zijn van die pseudowetenschappelijke onderwerpen die het goed doen op feestjes en in het café, omdat ze onpersoonlijk zijn, iedereen ongestraft zelf een fijne theorette mag bedenken, en de sfeer dus gewoon gezellig blijft. (Paulien Cornelisse, ‘Mens en dier’. In: NRC Handelsblad, 4 oktober 2008)
- Hij geeft cursussen theologische vorming aan gemeenteleden, maar stelt zich immer bescheiden op – zijn visie presenteert hij als een ‘theorette’, geen ‘theorie’. (Emiel Hakkenes, ‘Overleven met een gat in de ziel’. In: Trouw, 7 december 2009)
- Maar nee, Maurice de Hond zal zonder twijfel opnieuw opduiken, met weer een nieuwe theorette die te verleidelijk is om te laten liggen. (Karel Smouter, ‘Leve de buitenstaander’. In: NRC, 13 april 2021)
- Maar als je de levensduur van de EU of andere successen van internationale samenwerking niet kunt verklaren, dan heb je geen theorie, hooguit een theorette. (Menno Hurenkamp, ‘Het ongelijk van de realisten’. In: NRC 8 april 2022)
In juli 2021 is het woord theorette toegevoegd aan de online versie van de Dikke Van Dale. Het woord heeft het label ‘spottend’ gekregen en wordt omschreven als een ‘theorie die nauwelijks steunt op feiten of die helemaal nergens op gebaseerd is’. Een nog mooiere mooie omschrijving van het woord staat op Flowmagazine: “een zelfverzonnen theorie noemen mijn vriendinnen en ik een theorette. Hij is op niets gebaseerd, soms flinterdun onderbouwd, maar als je ’m met een beetje aplomb brengt, klinkt-ie heel aardig.”
Kortom, een theorette lijkt heel wat, maar stelt feitelijk niets voor. Nee, dan het woord theorette zelf: dat blijkt meer stof te bieden voor een stukje dan je zou verwachten.
Ingrid Glorie zegt
Julia Wauters gebruikt “theorette” op 5 juli 2024 in de podcast “De spindoctors”. Het programma begint zelfs met de woorden “Ik heb een theorette”.