Ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van Gerard (Kornelis van het) Reve verscheen in 2023 bij De Bezige Bij de zeventigste druk van De Avonden. C.J. (Kees) Aarts werkt aan de bibliografie van de Volksschrijver. Straf monnikenwerk. Alleen al de drukgeschiedenis van De Avonden is met alle varianten in taal, foutieve verwijzingen naar omslagontwerpers en fotografen van de auteur voer voor literaire detectives. Aarts vertelde er vorig jaar in de theaterzaal van de OBA in een gesprek met Theodor Holman op aanstekelijke wijze over. Bij uitgeverij Fragment is bij wijze van introductie De eerste druk verschenen, een uitgave die een indruk geeft van de lancering en recensies van De Avonden (1947) van Simon van het Reve (ƒ 5.25) in 1947 met het iconische omslag van Ies Spreekmeester.
Zowel de flaptekst van de roman als de tekst in de prospectus van de uitgever suggereert dat de jonge auteur ‘de geestelijke nood’ wil tonen ‘van de naoorlogse tijd’. In de afgedrukte fragmenten uit recensies van toenmalige, gerenommeerde critici en schrijvers als dr. P.H. Ritter jr., Adriaan van der Veen, Anna Blaman en Godfried Bomans wordt geen woord besteed aan deze vermeende thematiek. In de fragmenten komt vooral hun waardering voor de beschrijving van de indringende verveling en beklemming naar voren, de zich geheel zinloos wegvloeiende tijd. ‘Tien lege avonden,’ schrijft B. Stroman in het Algemeen Handelsblad van 21 november 1947. ‘Een boek van een ontstellende morbiditeit, dat niettemin de lezer grijpt als een obsessie.’ Ook dr. P.H. Ritter jr. heeft in zijn radiobespreking waardering voor de manier waarop Simon van het Reve ons ‘de eindeloze monotonie, het kruipen van den tijd’ kenbaar heeft gemaakt, ook al heeft Ritter zich tijdens het lezen van de roman twee dagen lang lijfelijk ellendig gevoeld. Dat bedoelt hij als compliment; het bewijst ‘de macht’ die de schrijver over hem had.
Het is interessant om nader in te gaan op de bespreking van S. Vestdijk in Het Parool van 28 november 1947. Hij bestrijdt het idee van de flap- en prospectustekst, waarin wordt gewezen op een roman die de geestelijke nood ademt van de naoorlogse tijd. Vrijwel niets in de roman wijst volgens Vestdijk op ‘de speciale geestelijke nood der oorlogsgeneratie’. Het hoofdmotief, aldus Vestdijk, is ‘de verhouding van de kantoorbediende, Frits van Egters, tot zijn ouders’. De roman staat inderdaad op zichzelf. Vestdijk is het dan ook niet met recensenten van deze roman eens die er ‘zo iets als een “actueel” historisch-psychologisch, indien al niet sociologisch document’ van willen maken: ‘Dit is geen naoorlogse roman, maar een roman van zelfopgelegde liefdeloosheid. Hierin sluit Vestdijk aan bij wat Anna Blaman in Vrij Nederland (15 november 1947) over de roman zegt: ‘Deze jongen, die niet van zijn ouders kan houden, die getuige is van dit huwelijk zonder liefde, die dagelijks de verongelijkte wrevelige stemming van zijn moeder tegenover zijn vader meemaakt, is daardoor zeker niet gepredisponeerd om het meisje, de vrouw, met illusies tegemoet te treden.’ Zijn seksuele drift uit zich in zelfkwelling en angstdromen.
Vestdijk heeft goed ingezien dat het een tijdloze roman is: ‘De “cynische” gesprekken met de vrienden zijn geen tijdsdocument, maar een voor alle tijden geldige projectie van het grondeuvel van de hoofdpersoon, wiens leven door louter individuele oorzaken van alle zin is beroofd.’ Vestdijk heeft, los van de stijl, de belangrijkste elementen uit de roman gelicht: de bevrijdende humor, en ‘de religieuze apotheose aan het slot, waar Frits van Egters, als niets dan meer helpen wil, God uitnodigt om met een zeker zakelijk en ironisch doorlicht erbarmen op zijn ouders neer te zien’. Een profetische opmerking, gezien de latere toetreding van Reve tot het katholicisme.
Als recensent van het Algemeen Handelsblad, schrijft Vestdijk, wil hij de eerste drie of vier ‘kronieken’ wijden aan ‘vooraanstaande boeken’. Een daarvan betreft ‘een novelle van Van het Reve’, Werther Nieland, die Vestdijk inderdaad heeft besproken. Al zal hij deze beschouwing niet in het Handelsblad maar in Podium (mei 1950) publiceren onder de titel ‘Zwijgplicht in en buiten een novelle’. Hij blijkt een goed gevoel te hebben voor wat ware literatuur is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Gabriël Smit in de Volkskrant (3 september 1949) die de novelle wegzet als ‘zo naargeestig en zo volkomen uitzichtloos, dat ge – wanneer ge het boekje althans niet na het lezen van een tiental bladzijden, of eerder, nijdig van u af hebt gegooid – het gevoel krijgt langzamerhand in één klomp lamlendigheid te worden veranderd’. De novelle wordt verder nauwelijks besproken. Het pleit voor Vestdijk dat hij Van het Reve niet alleen bespreekt, maar tevens begrijpt. Werther Nieland geeft volgens Vestdijk ‘beter inzicht in bepaalde obsessies’, een soort toelichting op Frits van Egters in De Avonden. Onbegrijpelijk, vindt hij, dat de novelle, na alle loftuitingen over de roman, zo goed als genegeerd is. Men moet het ‘gewoon (of tegenwoordig ongewoon) lezen [cursivering NK]’, verzucht Vestdijk.
De bespreking is later opgenomen in Tussen chaos en orde, essays over het werk van Gerard Reve, samengesteld door Sjaak Hubregtse, (1981). Hierin staat tevens het essay ‘Omwegen van het gevoel’, waarin Vestdijk erkent dat The Acrobat (1956), de vier verhalen die Reve in het Engels schreef, hem meer moeite kostte. De krankzinnige moeder van Elmer uit Werther Nieland blijkt ‘in de nieuwe verhalen een kleine progenituur van psychopaten te hebben gebaard’. Toch is Vestdijk positief. Reve weet verborgen gevoelens van mensen, ‘gek of gezond’, uit te drukken, zij het langs een omweg. ‘Wij volgen hem graag op deze omwegen.’
Maar onderweg is er iets misgegaan. Opmerkelijk is dat Vestdijk juist afhaakt bij de befaamde Reisbrieven, waarmee Reve een geheel nieuw genre in de literatuur introduceert. Was Nader Tot U (1966) het breekpunt, waarin God als ezel wordt opgevoerd? Tijdens het ezelproces nam Vestdijk het, in tegenstelling tot vele andere auteurs, niet op voor Reve. Nop Maas citeert in zijn Reve-biografie Vestdijk in een gesprek uit 1968 met Theun de Vries, die Gerard Reve ter sprake breng. Vestdijk: ‘(Lachend) Kom nou…! De man is zeker goed begonnen, ik had na De Avonden veel fiducie in hem. Maar sinds hij zich te buiten gaat aan zijn “zendbrieven” en vooral nadat hij zich heeft laten bekeren tot het katholicisme… nou ja! Eenvoudig niet meer discutabel.’ (Theun de Vries, Gesprekken met S. Vestdijk, ’s-Gravenhage 1981). Gerard Kormelis van het Reve trad in 1966 toe tot de rooms-katholieke kerk. Om commerciële redenen veranderde hij in 1973 zijn naam in Gerard Reve. Twee keer twee lettergrepen. Kort en goed.
De controverse tussen Reve en Vestdijk die uit het genoemd citaat is ontstaan krijgt pas later aandacht in twee romans van Reve: Moeder En Zoon (1980), waarin Vestdijk wordt opgevoerd als ‘Onno Z.’ en in Het Boek Van Violet En Dood (1996). In Moeder En Zoon verwijst Reve in het ‘Negentiende Hoofdstuk’, na een bewerking, met het personage ‘Onno Z.’ naar Simon Vestdijk (aanvankelijk Simon V.). Onno Z. heeft een ingenieursdiploma, ‘doch oefende nimmer een ingenieurspraktijk uit, en wijdde zich uitsluitend aan de schrijfkunst’. Een verwijzing naar de kortstondige huis- en scheepsartspraktijk van Vestdijk. Reve laat zijn fantasie los op de geheime bekeerpogingen van Onno Z.: ‘De godgeleerde docent mocht zich echter uitsluitend na het donker aan zijn adres vervoegen, en diende geen habijt of welk rooms uniform dan ook te dragen, maar moest in gewone mensenkleding verschijnen: je had tenslotte ook nog buren.’ Onno Z. denkt te ‘meetlatkundig’ om tot de ‘irrationele totaliteit van de leer’ door te dringen, niet beseffend ‘dat het kenmerk van iedere religieuze waarheid is, dat zij in rationeel opzicht onvoorstelbaar blijft’. Na de Dominicaanse docent volgt de Jezuïet. Tevergeefs. Misschien is Onno Z. bang als rooms-katholiek ‘een deel van zijn protestantse en atheïstische lezers’ te verliezen. Geld. Daar is het Onno Z. om te doen.
Het venijn zit in de staart. In hoofdstuk XI van Het Boek Van Violet En Dood herinnert Reve de lezer aan het jaar 1966 en zijn toetreden tot de Rooms-Katholieke Kerk, dat door ‘belangrijke mensen niet goedgekeurd’ werd. Hij noemt nu man en paard. ‘Ik zeg niet zomaar wat: de grote schrijver Simon Vestdijk, die 17 (zeventien) jaren achtereen de Nobelprijs niet kreeg, echt een record dus, terwijl hij zijn in Stockholm uit te spreken dankrede al die tijd reeds klaar had liggen, die Vestdijk vond dat ik afgedaan had als schrijver. Ik was “niet meer discutabel”, zo heette dat, kort en krachtig, echt een uitspraak van een man met karakter.’ Reve voelde zich als katholiek miskend door intellectuele kunstbroeders. Zijn Geleerde broer Karel was een van hen. Maar ook Simon Vestdijk, die het vroege werk van G.K. van het Reve zo lovend had besproken, nam Reve ook niet meer serieus. Dat vroeg om een weerwoord.
*) In museum Huis van het Boek in Den Haag worden van 12 juli 2024 t/m 5 januari 2025 alle omslagen van de opzienbarende roman De Avonden van beeldbepalende boekontwerpers van naoorlogs Nederland tentoongesteld.
Laat een reactie achter