De discussie over culturele toeëigening – de vraag wie er recht heeft om welk verhaal te vertellen – is geloof ik alweer min of meer voorbij, maar in het jaar (2015) dat Dertig dagen van Annelies Verbeke verscheen, woedde hij volop. Toch zie ik in geen enkele bespreking uit die tijd die term vallen. Terwijl hij voor mij belangrijk is om het boek te begrijpen.
Alphonse, de hoofdpersoon van Detig dagen is een Senegalees. Hij is met zijn Vlaamse vriendin Kat in de Westhoek terecht gekomen en hij werkt daar als huisschilder (en soms een beetje als klusjesman of als stukadoor). In veel besprekingen die ik heb gelezen wordt erop gewezen dat hij een soort Jezus is, met zijn neiging om andere mensen te willen redden en het feit dat hij die neiging uiteindelijk met de dood moet bekopen. Maar dat Jezus-verhaal is slechts één van de vele verhalen die de mensen op Alphonse projecteren.
Het gaat hierbij niet alleen om traditioneel racistische verhalen, die komen zelfs slechts af en toe aan de orde, als Alphonse wordt opgebeld door een potentiële klant die de opdracht afzegt omdat ze niet doet aan ‘multikul’, of als iemand op straat uit het niets verschrikkelijk begint af te geven op de vluchtelingen die zich in deze hoek van Franrkijk bevinden omdat ze naar Engeland willen. Maar het gaat om subtielere vormen. Zo is er Willem, een buurman die een kleine obsessie ontwikkelt voor les tirailleurs sénégalais, die tijdens de Eerste Wereldoorlog, in het gebied, en net over de grens in Frankrijk, hebben gevochten. Van alles zoekt Willem op over deze Afrikaanse soldaten, en je krijgt de indruk dat hij dit onder andere doet om indruk te maken op Alphonse. Maar als ze samen de graven van de soldaten bezoeken en Alphonse Willem opmerkzaam maakt op verkeerde spellingen in de namen, of het feit dat sommige van de Afrikaanse soldaten aan een volkomen verkeerd land zijn toegewezen, raakt Willem erdoor geïrriteerd. Het verstoort zijn verhaal.
Een belangrijk verhaal in Dertig dagen is pornografisch. Een schrijfster geeft Alphonse een verhaal waarin de mannelijke hoofdpersoon duidelijke trekken van Alphonse heeft – hij herkent er zichzelf ook in, al raakt de schrijfster daardoor weer geïrriteerd – en vooral lijkt de dienen als een object van seksuele fantasie.
Zo eigent bijna iedereen die hem tegenkomt zich Alphonse toe voor de eigen behoeften – en dat zijn niet alleen maar behoeften aan een verlosser. Bovenop dit alles zit dan nog wel een laag van ironie, namelijk dat hier een witte schrijfster in de huid is gekropen van een Afrikaanse man. Kan dat wel? De discussies over culturele toeëigening was verschrikkelijk vervelend, maar Dertig dagen verhoudt zich er op een interessante manier toe: aan het eind, als Alphonse vermoord is door een groep onbekende gemaskerden, duikt ineens de schrijfster weer op, om hem als het ware uit te wuiven, en ze geeft hem als het ware terug aan de natuur als hij, stervend, uit zijn eigen lichaam treedt en naar zichzelf kijkt:
Het wolkje is er, de stilte ook. Hij wordt het, wordt de wolk die over hem heen is geschoven. Hoe dierbaar is hem die man beneden. Zo dierbaar en zo veel te klein. Hoe lief is hem dat kleine lichaam. Maar hij moet nog rondkijken ook, nog één keer kijken naar de takken van bovemn vanaf de stam de grond uit de lucht in, de levende vogels erlangs. Nog één keer zien hoe mooi het hier is. Hoe mooi het hier nu is. En dan is hij weg.
Hier gebeuren een paar dingen tegelijk: eindelijk kan Alphonse die de hele tijd als projectiescherm heeft gediend, ook voor de schrijfster, zichzelf zien. Maar tegelijk wordt de Afrikaanse man een met de natuur.
Annelies Verbeke is zo’n bewuste schrijfster, dat ze dit gevaarlijke spel met volle inzet heeft gespeeld. Hoe dicht je ook bij de ander denkt te komen – uit het dankwoord aan het eind wordt duidelijk dat haar eigen geliefde een Senegalees is, de laatste woorden van het boek zijn in het Wolof – je blijft toch ook een buitenstaander in het andere verhaal. In dat opzicht doet Dertig dagen denken aan De spelers van Manon Uphoff, over een vrouw met een Bosnische geliefde, hoe groot de verschillen tussen deze boeken verder ook zijn. Zoals ik ook in het feit dat Kat een vertaalster is van gebruiksaanwijzingen niets anders kan zien dan een verwijzing naar De asielzoeker van Arnon Grunberg, waarvan de hoofdpersoon datzelfde eerzame beroep uitoefent.
Maar Verbekes literaire wereld is daarnaast verder een heel andere. Ik ben nu al een aardig eind op weg in het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw, en voor zover schrijvers invloeden hebben ondergaan uit andere literaturen, gaat het toch vooral om Amerikaanse literatuur, films en tv-series: de manier waarop een plot wordt opgezet, de dwingende eisen die zo’n plot oplegt aan ieder personage, ook in een psychologische roman. Verbekes boek speelt niet alleen voor een stukje in (Noord-)Frankrijk, maar haar inzet is er ook veel meer een van de hedendaagse Franse literatuur: de psychologie gaat vooral over de manier waarop mensen op elkaar reageren, over elkaar nadenken, door elkaar geobsedeerd zijn, en minder over de eenling die met de wereld worstelt.
In 2024 lees ik 50 Nederlandstalige romans uit het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw.
De volledige lijst staat hier. Volgende week: Alfred Birney, De tolk van Java (2016)
Laat een reactie achter