Vorige week begon op NPO1 de nieuwe talkshow van Sophie Hilbrand en Jeroen Pauw met de titel “Bar Laat”. Gek woordje, dat “bar”. Laat ik daar nou net mijn laatste column in Vaktaal over geschreven hebben…
In de boekentoren met tweedehands boeken in het Amstelpark vond ik Patricia trouwt met een Turk van Hans de Groot-Canté, nummer 363 in de Witten Raven Reeks, uit 1975. Die titel zou nu niet meer kunnen en de foto met rokende schrijfster op de achterflap ook niet. (Althans voor schrijvers van het type Hans de Groot-Canté.) In het boek wordt er door Patricia en Achmed ook heel wat afgerookt, gewoon in de woonkamer, terwijl Patricia zich dan wel weer druk maakt over de ‘milieu-verpestende industrieën’ rondom Vlaardingen. Maar ik was vooral benieuwd of ik ook aan de taal zou merken dat het boek nu zo’n 50 jaar geleden geschreven is.
En ja, dat merk je, maar eigenlijk alleen aan kleine dingen, zoals een paar woorden die we tegenwoordig niet meer (of anders) gebruiken. Arbeidsmigranten heetten in het boek nog gastarbeiders.Bij ‘iemand laven’ stel ik me iets meer voor dan alleen een kop koffie aanbieden. En ik was even in de war door het woord pruik totdat ik besefte dat Patricia dat woord voor haar eigen haar gebruikt.
Positief bar
Wat ook opvalt is het gebruik van bar in deze zinnen:
Die Chinees is bar goed. (Over een restaurant)
Een bar leuk ouderwets schommelstoeltje.
Dit gebruik van bar als versterker van een bijvoeglijk naamwoord (dus met de betekenis ‘erg’ of ‘heel’) kennen we nog wel, maar niet in combinatie met positieve bijvoeglijke naamwoorden als goed en leuk. De Groot-Canté gebruikt het woord bar sowieso veel, ook met negatievere woorden:
Ze constateerde dat het nog bar mistig was.
Op tweede kerstdag is het bar druk op de weg.
Die zouden tegenwoordig misschien nog wel kunnen, maar zelf zou ik het niet zeggen. De enige bar in het boek die voor mij volstrekt normaal klinkt, is deze:
Hij verdiende toen nog niet bar veel.
Bar kan dus niet meer gecombineerd worden met positieve woorden, maar wél als er een ontkenning bij staat; ook dan is het gebruik trouwens heel beperkt, maar met veel lukt het aardig. Dus bar veel bestaat niet, maar niet bar veel is oké.
De cijfers
Klopt mijn gevoel hierover? In het OpenSonar-corpus (van meer dan een half miljard woorden) komt de combinatie van bar als bijwoord met een bijvoeglijk naamwoord maar 32 keer voor. In 25 daarvan is slecht het bijvoeglijk naamwoord, dus we mogen wel zeggen dat bar slecht deze taalverandering vooralsnog heeft overleefd. De andere zijn koud (2x), ingewikkeld en duur, die van zichzelf redelijk negatief zijn. Dan zijn er nog bar existentiële kunst en een bar dikke huid die in de context allebei negatief bedoeld zijn. En er is hard met een ontkenning: niet zo bar hard.
En niet bar veel dan? Die hadden we nog niet omdat het woord veel geen bijvoeglijk naamwoord is maar als onbepaald voornaamwoord in OpenSonar zit. Bar veel komt 25 keer voor in combinatie met niet en maar één keer zonder, maar in die zin is veel duidelijk negatief bedoeld: Bar veel ‘leuk doen’ in plaats van ‘leuk zijn’. Dat niet bar veel komt trouwens 21 van de 25 keer voor als niet zo bar veel, dus vooral de combinatie met het woordje zo houdt moedig stand.
De duidelijke winnaar is niet bar slecht maar bar weinig (ook een voornaamwoord) met zo’n 180 gevallen. Weinig hoeft natuurlijk niet per se negatief te zijn, maar in combinatie met bar is het dat wel. Als je zegt dat je bar weinig ellende hebt meegemaakt, dan vind je dat dus jammer.
Bar goed
Aan de Westerschelde, vlakbij mijn geboorteplaats, heb je trouwens een horeca-gelegenheid met de naam Bar Goed. (Nadat deze column gepubliceerd was in Vaktaal, kreeg ik nog een foto toegestuurd door Frank Landsbergen van Bar Gezellig in Den Helder, en je hebt ook wel een enkele Bar Lekker in Nederland.) Pas na het lezen van het boek realiseer ik me waarom dat zo gek klinkt – in elk geval gekker dan het in de tijd van Hans De Groot-Canté zou hebben geklonken. Bar goed bestaat namelijk niet meer in het Nederlands. Niet bar goed of bar slecht bestaan nog wel, maar ik snap ook wel dat die als namen voor horeca-gelegenheden wat minder gelukkig zijn.
Naschrift
Hetzelfde zou je kunnen denken van Bar Laat als titel van een tv-programma want waarom zou je een negatieve eigenschap van een programma, dat het nogal laat wordt uitgezonden, tot titel maken? Om te beginnen zegt het tijdstip natuurlijk niks over de kwaliteit van het programma, dus daar hebben ze geen last van. Verder werkt het als een geuzennaam: er zijn mensen die kwart over tien ’s avonds nogal laat vinden, maar door het programma zelf ironisch zo te noemen, kunnen die daar eigenlijk niet meer over zeuren. Bar laat? Ja, duh! En o ja, in tegenstelling tot de voorganger van deze talkshow wordt het nieuwe programma, als het ware, vanuit een bar gepresenteerd en de gezelligheid die dat (hopelijk) met zich meebrengt, wil je natuurlijk ook wel in de naam hebben. Die voorganger op NPO1 heette trouwens Op1 dus de originaliteitsprijs heeft Bar Laat sowieso al binnen (op behoorlijke afstand van de concurrentie, met de namen Eva en Carrie op Vrijdag).
De betekenis en historische ontwikkeling van bar wordt ook beschreven in het werk van Jack Hoeksema die in oktober 2023 afscheid nam als hoogleraar Taalkunde van het Nederlands aan de RU Groningen.
Dit artikel verscheen eerder in VakTaal, Jaargang 37, nummer 1.
Rob van Dam zegt
In de mij vertrouwde taal komt het beknopte “niet zo bar” het allermeest voor. Dus zonder bijv. naamw. Gematigd negatief, zou ik zeggen.
Hans Groot zegt
Interessant om stil te staan bij het verschijnsel, waarbij het gebruik van een bepaald in de loop der tijd verdwijnt. In deze context vermeld ik graag nog even de titel van een boek van Herman de Man: De barre winter van negentig (hier van de 19-de eeuw bedoeld). “Barre” kan hier eenvoudig door “Slechte” vervangen worden. De vraag blijft wel of “barre” meer voorkomt in een streektaal?