Helge Bonset schrijft iedere maand over Nederlandstalige boeken die je zou moeten (her)lezen
Couperus’ roman Noodlot is bewerkt voor tv door Walter van der Kamp, en uitgezonden op 30-10-1982. Jeroen Krabbé speelde Frank, Lex van Delden Bertie en Linda van Dyck Eve. In een interview met Van der Kamp in het Algemeen Dagblad toonde de regisseur zich weinig gelukkig met de uitzendtijd: ”De AVRO heeft het tegenover Dynasty gezet, dus we zullen geen last van kijkers hebben. We kunnen het net zo goed meteen uit het raam gooien. Nou ja, laten we spreken van een geselecteerd publiek.” Ik heb dan ook in Delpher geen enkele recensie kunnen vinden.
Jammer. Het zou opnieuw geprobeerd moeten worden. Want Noodlot is geknipt niet alleen voor verfilming, maar vooral voor een vandaag de dag zo populaire serie. Het boek bestaat uit vijf delen (vijf potentiële afleveringen!) met veel dramatiek, suspense en onverwachte plotwendingen.
Deel 1: In de Londense sneeuw ontmoet de rijke Frank Westhove zijn aan lager wal geraakte jeugdvriend Bertie Van Maeren en neemt hem mee naar huis. Bertie raakt al snel verslaafd aan alle luxe waarin Frank hem laat delen. Hij vertelt zijn weldoener van zijn ellendige Amerikaanse jaren, die volgens hem de schuld van het Noodlot zijn. Frank, die dierbare jeugdherinneringen aan Bertie bewaart, raakt bijzonder op Bertie gesteld. White-Rose, Franks villa, wordt al snel sjiek ingericht door Bertie en zij houden er orgieën met drie zogenaamde ‘skating-rinkjes’, lichtvoetige dames van een ijsbaan. Regelmatig verdwijnt Bertie een paar dagen en komt dan lachend, maar moe, bleek en verlopen terug. Het is Frank niet duidelijk waar Bertie dan geweest is: “Het waren misschien geheime uitspattingen, wellicht mysterieuze omdolingen in de vunze krotten der gemeenste buurten van Londen, waarvan Frank nooit het rechte hoorde of begreep.” Frank is ook verslaafd geraakt aan Bertie, merkt hij als deze weg is: “In zulke dagen gevoelde hij de lafheid van zijn leven, de walglijke onbeduidendheid van zijn zenuwloos leeg bestaan, nutteloos, doelloos, niets! (………..) Hij zou zich schudden uit zijn zieleslaap, hij zou Bertie wegzenden….Maar Bertie kwam terug en Bertie omstrikte hem weer met zijn fluwelen banden en hij zag het steeds duidelijker in: hij kon niet meer buiten Bertie.”
Omdat Londen gaat vervelen en Frank zijn geld snel ziet slinken, besluiten de twee op reis te gaan. Bertie stelt Noorwegen als reisdoel voor.
Deel 2: In Noorwegen ontmoeten zij Eve Rhodes en haar vader. Frank, Eve en haar vader maken in de regen een bergwandeling naar Molde; Bertie blijft in het hotel. Als Eve Frank ondervraagt wat voor man zijn vriend Bertie eigenlijk is, voelt hij zich ongemakkelijk en tegelijk bezorgd: “Zijn blik zag even bijna week op naar het mooie jonge meisje , dat soms zo verstandig, soms zo naïef was; geleerd, waar het haar lievelingsliteratuur, onwetend waar het het reëele leven betrof; een dof medelijden kwam over hem en de grauwe regenwolken daarboven drukten eensklaps met een uitspansel van melancholie op zijn hoofd, als waren zij de bedreiging van een onafwendbaar noodlot, dat haar, Eve, zou verpletteren. Onwillekeurig klemden zijn vingers zich vaster om haar hand.” Tenslotte bereiken de drie de top: “Zij wisselden nauwelijks één woord, gedrukt door de bovenmenselijke treurigheid, die als mist om hen heen weende.” Eve verbreekt de stilte: “O, ik wou dat de zon even doorbrak…..Het is hier zo treurig, zo treurig! Wat kan ik me goed Oswalds klacht begrijpen in ‘Gespenster’ 1) als hij krankzinnig wordt: De zon! De zon!”
Als ze terug zijn in het hotel vraagt Bertie aan Frank of hij hem niet gemist heeft op de wandeling. “Frank zag hem verwonderd aan, als wakende uit een droom, en oprecht lachend sprak hij kort: – Neen…..”
Deel 3: Frank is in Noorwegen verliefd geworden op Eve en bij terugkomst in Londen besluiten ze tot een huwelijk, wat voor Bertie het einde zal betekenen van zijn heerlijke parasitaire leventje bij Frank. “Zwaar gevoelde hij de noodlottigheid van het leven, en de onrechtvaardigheid der levens aaneenschakelingen en hij zag in dat hij zijn eigen ongeluk had opgeroepen door slechts een enkel woord…Een enkel woord: Noorwegen!” Hij kan dat niet aanvaarden en besluit om de twee geliefden uit elkaar te drijven. “Het noodlot had gewild, dat hij Eve en Frank samen zou brengen; welnu, hij, armzalige speelbal van dat lot, hij zou willen dat…Ja, hij zou willen dat ze gescheiden wierden.”
Bertie weet, door vage opmerkingen en toespelingen, Eve wijs te maken dat er iets geheimzinnigs aan Frank is. Zij vermoedt dan dat hij nog altijd wat heeft met een van de skating-rinkjes, die zij een keer ontmoet hebben en door wie Frank toen gegroet is. Frank wordt woest om haar verdenkingen en na een felle woordenwisseling smijt hij haar van zich af op een divan:” Hij zag al dat weggeworpen mooi: een groot verdriet bliksemde in hem op, een dol verlangen naar het geluk van vroeger, maar zijn gekwetste waarheidstrots drukte verdriet en verlangen neer; hij wendde zich af en ging….”
Na enige tijd krijgt Frank berouw van zijn boosheid en schrijft brieven aan Eve, waarin hij om vergiffenis vraagt. Ze worden echter onderschept door William, de lakei van Eve’s vader. Deze is een bekende van Bertie uit zijn Amerikaanse jaren, en wordt door Bertie omgekocht, met geld dat Frank niets vermoedend aan Bertie gegeven heeft. Berties schuldgevoel bij zijn eigen daden is zo groot dat hij probeert zichzelf te wurgen: “Hijzelf bleef zitten op de rand van zijn ledikant. Nog eens sloten zijn handen zich schroevend om zijn hals….Maar het deed te veel pijn, in de hersens. O God, hoe is het mogelijk, dat ik ben, als ik ben! dacht hij.”
Wanneer de brieven niet worden beantwoord, besluiten de vrienden Londen te verlaten.
Deel 4: Na een paar jaren zwerven over de wereld en hard werken komen Frank en Bertie terug in Nederland en huren ze kamers in Scheveningen. Daar ontmoet Frank Eve op het strand, en al snel wordt het hun duidelijk dat Bertie de kwade geest moet zijn geweest achter het verdonkeremanen van Franks brieven. Frank gaat naar huis om Bertie te ondervragen; deze bekent. “O, probéér dan even te begrijpen! smeekte hij. Probeer dan even een mens te zien, zoals hij is, in al zijn troosteloze naaktheid, zonder conventionele mooiigheid om hem heen! O God, ik zwéér je, dat ik liever anders zou zijn …Maar kan ik er iets aan doen, dat ik zo ben? (….) O, geloof me, ik veracht mezelve, gelóóf dat toch, maar begrijp me, en vergeef me, Frank…” Franks razernij is niet te beteugelen, zeker niet nadat hij uit Bertie trekt dat die met Franks geld de lakei heeft omgekocht. En dan slaat Berties deemoedigheid ook om in razernij: “Je begrijpt niets, hè? Nu, begrijp dan ook maar niet, dat ik op dit ogenblik niets geen dankbaarheid meer voel voor alles, ja voor álles wat je voor mij gedaan hebt, dat ik je haat om alles wat je voor me gedaan hebt, dat ik je er om veracht, en dat je mijn leven nog ongelukkiger hebt gemaakt, dan ik het jouwe! Begrijp je dat eindelijk, begrijp je dàt eindelijk, hè, dat ik je veracht, je haat, je háat, dat ik je háát?!!”
Dan valt Frank Bertie aan; hij slaat, trapt en wurgt zijn voormalige vriend, en Eve die toevallig binnenkomt is te laat om hem af te remmen: Bertie is dood. Zijn lichaam “lag daar, de benen, de armen verstuiptrekt, verwrongen, de romp ademloos stil in zijn flarden ironisch licht zomerlaken, en het gelaat was een blauw en groen en violet wanhoopsmasker, overspat met een purper, dat lekte uit oren en neus en mond in langzame stralen van slijmerig donker vocht, dat op het tapijt neertappelde, in drup, na drup. Het ene oog was een vormloos half gestolde, half liquide vlak, het andere puilde uit zijn ovale kas, als een grote opaal van treurigheid. Om de hals scheen zich een zeer brede paarse halsband te snoeren.”
Als Frank beseft wat hij gedaan heeft en het vertrek verlaat (misschien om zichzelf aan te geven; dat wordt niet geëxpliciteerd), kijkt Eve met ontzetting naar de woeste zee die zichtbaar is door de ramen. “Molde! Molde! stamelde zij in een ontzetting, die haar koud maakte. De lucht van Molde! Het fjord van Molde! Toen ik het voor het eerst gevoeld heb…O God, help, help, help….En zij stortte neer op de grond, flauw.”
Deel 5: Frank wordt voor zijn daad veroordeeld en zit twee jaar in de Scheveningse gevangenis. Na afloop willen Frank en Eve alsnog trouwen, maar heel het verleden drukt op hen. Gelukkig worden is onmogelijk, doordat de schim van Bertie voortdurend tussen hen in komt staan. Frank beseft dat Bertie geen schurk was, maar alleen maar een zeer zwak mens, en dat hijzelf wel anders is, maar toch ook zwak. “Ik ben zwak, als ik driftig ben. En toen…toen in mijn grote drift, ben ik heel, heel zwak geweest. Dat is het juist, dàt is het, wat me nu breekt en zo gebroken, als ik ben, mag ik niet je man worden….O, wat gaf ik er niet voor, als hij nog leefde. Ik hield van hem, eens, en ik zou hem nu zeggen, dat ik hem begrepen had, dat ik hem vergaf…” Dat maakt Eve woedend: “Want ik wil niet, dat hij ons nu nog scheidt, ik haat hem, ik vind het goed, dat je hem vermoord hebt en als hij nu nog leefde, dan zou ik het hem doen, hem vermoorden, hem worgen, hem verworgen!”
Eve ontdekt dat Frank een flesje vergif in zijn vestzak heeft; ze pakt het hem af en slingert het door de kamer om het te breken. Frank bekent dat hij vaak van plan is geweest het vergif in te nemen, maar het voor Eve niet heeft gedaan omdat zij van hem houdt, te veel zelfs: “Zonder mij had je misschien met een ander geleefd, gelukkiger.” Waarop Eve antwoordt: “Neen, nooit met een ander. Dat kon niet, met een ander. Ik moest met jou leven. Het was het Noodlot”. Intussen klettert de regen voortdurend tegen de ruiten, “een zondvloed van rechte stromen”, en Eve’s stemming slaat om: ze stelt Frank voor om samen uit het leven te stappen: “Wat kan ons het leven nog schelen? Je hebt gelijk: jij zal nooit meer gelukkig kunnen worden en ik zal het niet worden naast jou. En ik wil je niet verliezen ook, omdat je mijn alles bent. Hoe dus te leven en waarom te leven? Maar samen, o Frank, samen met elkaar dood te gaan, in elkanders armen, op je mond te sterven, o, is dat niet het hoogste geluk! (…..) Frank, Frank, het is het Geluk, het Geluk, waar we naar zochten, waar ieder naar zoekt op de wereld! Het Geluk is: samen, van elkaar houdend, met elkaar te sterven!”
Frank aarzelt. Dan ziet Eve opeens dat het flesje vergif niet gebroken maar alleen gebarsten is: ”Frank! gilde zij, in haar opzweving van extase. Frank, zie, het is niet gebroken, het is heel! Het is het Noodlot, dat het niet heeft willen laten breken!” De geliefden drinken samen het flesje leeg en sterven. Het boek eindigt met het enige nog levende personage, Eve’s vader: “Toen sleepte een tred, buiten het stikduistere vertrek, door de corridor, nader en nader: de knorrige stem van een oude man riep twee-, driemaal Eve’s naam; een hand draaide de deur open.”
Noodlot is geschreven vóor de opkomst van de psychologie en de psychoanalyse in de twintigste eeuw. Het is moeilijk, in ieder geval voor mij, om het niet in de eerste plaats te lezen als een psychologische roman. Frank en Bertie hebben een homo-erotische verhouding (voor een daadwerkelijk homoseksuele geeft het boek geen aanwijzingen), die zeer symbiotisch van aard is. Frank heeft zijn driftleven niet onder controle. Bertie is een depressieve, passieve man, en gezien zijn geheimzinnige escapades waarschijnlijk wel actief homoseksueel. Eve heeft een hysterische inslag; haar vader zinspeelt hier ook op, zij het in andere bewoordingen. Alle drie de figuren zouden gebaat zijn (geweest) bij een tijdige en grondige psychotherapie.
Maar wie het boek alleen zo leest, gaat voorbij aan het voornaamste thema. Het heet niet voor niets Noodlot. De personages, met hun fataal op elkaar inspelende zwakheden, zijn door het Noodlot bijeengebracht; een Noodlot dat gepersonifieerd wordt door regen, storm en mist over de bergen en over de zee. Het Noodlot schakelt elke handeling en elke gebeurtenis aan een volgende, tot het dramatische einde. De mens is in feite niet meer dan een toneelspeler: hij speelt een door het Noodlot vastgestelde rol.
Het Noodlot speelt in alle romans van Couperus wel een rol, maar in deze roman is het aanwezig als metafysisch noodlot, een hogere macht die heel het aardse leven regisseert. Gelukkig worden hier op aarde lijkt dit Noodlot niet toe te staan. De mens kan dan ook het Geluk niet vinden in deze door het Noodlot beheerste wereld, maar alleen in de dood.
Vergeleken met de levensvisie die uit dit boek spreekt, is de visie in het werk van W. F. Hermans nog zonnig te noemen. Daarin staan willekeur en chaos centraal; de mens is onderworpen aan het blinde lot. Maar in dit boek werkt het (nood)lot met open ogen toe naar de mens zijn ondergang.
Noodlot is een diep pessimistisch, maar fascinerend boek. Koop en (her)lees het! (35 exemplaren op Boekwinkeltjes).
- Gespenster (Spoken) is een toneelstuk van Henrik Ibsen.
Jeroen Kluiver zegt
Ik las Noodlot enige jaren geleden: een zeurverhaal. Het noodlot in het algemeen bestaat uit de akelige dingen die je gebeuren nadat je alles hebt geprobeerd om akelige dingen te vermijden. Maar de akeligheden in Noodlot zijn het resultaat van de keuzes van de hoofdpersonen. Iets willen, het doen, daarvan naar worden of daaraan zelfs sterven en dat noodlot noemen is gezanik.
Helge Bonset zegt
Ik zal het Couperus doorgeven.
Helge Bonset zegt
Beste Jeroen Kluiver, Mijn vorige reactie kwam voort uit bevreemding en irritatie. Hierbij nog een serieuze reactie.
Je becommentarieert Noodlot als een psychologische roman, door te focussen op de keuzes van de hoofdpersonen. Dat is op zich niet zo vreemd; in mijn stuk stel ik ook dat het moeilijk is voor ons twintigste-eeuwers om het anders te zien. Maar het is bij oudere literatuur ook goed om het boek in zijn tijd te zien, en ik leg dan ook uit hoe het noodlot bij en in de tijd van Couperus gezien moet worden. Het is wel vreemd dat je daaraan geheel voorbij gaat, aangenomen dat je niet alleen een gewone lezer bent maar ook iemand die zich professioneel bezighoudt met neerlandistiek.
Ook krijg ik de indruk dat je liever niet leest over ‘losers’, mensen die verkeerde keuzes maken met alle consequenties van dien. Daarmee zou een groot deel van de nationale en internationale literatuur voor je gesloten blijven. Maar misschien vergis ik me hierin.
Bas Jongenelen zegt
Is het boek al vertaald naar een Scandinavische taal? Want in dat geval kan er zo’n echte Scandinavische serie van gemaakt worden. Zou tof zijn!
Helge Bonset zegt
Tijdens het leven van Couperus zijn van Noodlot vertalingen verschenen in het Duits (1892), Engels (1891), Hongaars (1893), Kroatisch (1915) en Zweeds (1900).
Ziehier Bas. De Zweden kunnen aan de slag!
Bas Jongenelen zegt
Dat er een Engels vertaling van was, wist ik. Maar van die andere vertalingen had ik nog niet eerder gehoord. Dus inderdaad: waar wachten de Zweedse serieproducenten nog op?