De poëzie sprankelt. Het wordt natuurlijk nauwelijks gelezen, maar gelukkig wordt het veel geschreven. Ik ken dat van mezelf. Ben je gek zeg, ik zal daar poëzie van anderen gaan zitten lezen? Veel te vermoeiend. Nee, dan liever zelf een gedicht schrijven.
Het aantal deelnemers aan de grootste landelijke poëziewedstrijd, “prijs de poëzie” neemt dan ook elk jaar weer toe.
Techniek
Maar is dat per se een goed teken? Zijn literatuurminnaars niet bij uitstek mensen die kwaliteit boven kwantiteit verkiezen? Dus in plaats van ons op de borst te kloppen over de aantallen dichters, zouden we misschien ook eens naar de kwaliteit van wat ze voortbrengen moeten kijken.
En ik moet zeggen, beste lezer, dat ik dat een schabouwelijke scharn vind. De hedendaagse poëet is totaal a-technisch. Het vrije vers is de norm, en dat zullen we weten. Rijm, ritme, metrum: het is zeldzaam geworden. De echte techniek van een gedicht in elkaar zetten is verloren gegaan onder de huidige generatie. En als die techniek dan wel eens toegepast wordt, is het een rommeltje en lijkt die toepassing bijna een vergissing.
Ai, iemand die pleit voor achterhaalde ouwerwetse meuk? Een stoffige classicist die pleit voor het gepriegel op de vierkante millimeter van Bach en andere figuren die al minstens drie eeuwen dood zijn?
Natuurlijk, er is veel misbruik mogelijk van echte dichttechniek. Rijmdwang, het neerzetten van gezochte clicheewoorden op plekken puur omdat dat rijmt… Het strakke metrum van een gemiddelde carnavalskraker of oerhollandse meezinger… wie gruwt er niet van?
Dit gezegd hebbend, moeten we constateren dat de ouderwetse techniek van het dichten zelden tot nooit meer toegepast wordt. Ik begrijp dat dergelijke platte techniek de vrije woordkeus in de weg kan zitten, maar het muzieklandschap zou vandaag de dag ook totaal niet boeiend meer zijn als werkelijk iedere muzikant alleen nog maar free jazz of atonale muziek zou spelen.
Een goed gedicht is niet of rake woorden, of techniek. Het is en-en.
Hedendaagse poëzie lijkt vooral te bestaan uit wollig spitsvondigheidjes-proza dat in typografische strofes is geplaatst puur omdat je het dan als poëzie kunt lezen. En verkopen.
Proza dat geen mens zou waarderen als de typografie losgelaten werd en het simpelweg achter elkaar geschreven werd. Is dat de hedendaagse poëzie: gedachtenassociaties die toegevoegde waarde kennelijk halen uit de typografische schikking?
Nog zo’n gruwel is het enjambementmisbruik: het toepassen van enjambement puur omdat de typografische regellengte dat dicteert. Het is schering en inslag, en wat mij betreft een erger toonbeeld van dichterlijk falen dan die vermaledijde rijmdwang.
Enjambement in zichzelf is natuurlijk geen taboe; de bedoeling van een klassiek enjambement is dat het een tweeledige interpretatie heeft waarmee de lezer even verrassend op het verkeerde been gezet wordt. Een goed enjambement kun je eerst lezen als het echte einde van de regel, maar de lezing en betekenis wordt anders als je dan doorleest en de volgende regel blijkt er ook nog bij te horen. Die eerste lezing is geheel verloren gegaan: het enjambement als pseudo-einde van de regel wordt zelden tot nooit meer toegepast, en daarmee kun je dus spreken van enjambementmisbruik.
Laatst nog zag ik een gedicht in een serieus literair tijdschrift waarbij het einde van menig dichtregel bestond uit een afgebroken half woord dat op de volgende regel verder ging. Hoe ver voeren we dit nog “serieus” door? Enjambementen van halve letters? Een regel eindigend in driekwart vraagteken?
Opnieuw lijkt de toegevoegde waarde van poezie slechts voort te komen uit typografische schikking: enjambementen plaatsen omdat de regel anders te lang wordt. Waarmee dichtregels verworden tot mismaakte monsters zonder kop of staart. Waarom zet je het dan in de vorm van een regel, vraag ik me dan af.
Data-analyse
Een pleidooi zou natuurlijk niet goed zijn als het niet onderbouwd was met data. Ik heb de 100 beste inzendingen van prijs de poëzie van 2022 aan een analyse onderworpen, en daar kwam het volgende uit:
- slechts 6 gedichten pasten enige vorm van eindrijm toe.
- Daarvan waren er slechts twee die dat consequent deden met een rijmschema. Een van die twee wisselde daarbij trouwens naar willekeur tussen halfrijm en volrijm, maar toch…
- Sporadische alliteratie kwam 3 keer voor. Bij geen enkel gedicht was dat meer dan drie maal binnen het gedicht.
- 3 x klinkerrijm sporadisch toegepast.
- Een enkele keer binnenrijm
- metrum werd 4 x af en toe toegepast binnen een gedicht. Metrum werd in 0% van de gedichten systematisch toegepast (hoewel er een gedicht was met een redelijke poging daartoe).
- Slechts een gedicht kende zowel rijm als metrum.
- Minder dan een derde (30) gedichten hadden geen enjambementmisbruik.
Sporadische willekeur
Ik heb dit dan nog zeer ruimhartig geteld. Wat vooral ook opviel was de sporadische willekeur waarmee die schaarse toepassingen van techniek plaatsvonden. Zoals met eindrijm: soms volrijm, twee regels later weer halfrijm; dan weer eens wel, een volgende strofe ineens weer niet. Daar zou idealiter een diepere gedachte achter moeten zitten: het ineens veranderen van techniek om een inhoudelijk belangrijke strofe er uit te laten springen.
Maar ik vrees dat de werkelijkheid ontluisterend is: het dan weer wel, dan weer niet toepassen van eindrijm binnen eenzelfde gedicht lijkt toch vooral een uiting van dichterlijke zwakte: kennelijk was het te moeilijk om de techniek systematisch toe te passen, dus beperkt de dichter zich tot af en toe een makkelijke toevalstreffer. Iets als een consistent rijmschema was duidelijk helemaal uit den boze, want daarvan was slechts tweemaal sprake.
Ook iets als alliteratie leek heel af en toe per ongeluk eens toegepast te worden. Serieuze toepassing van alliteratie werd niet waargenomen.
Hetzelfde kun je constateren voor de toepassing van metrum. Er zijn heus wel gedichten waar eens een strofe lekker metrisch loopt – maar dat zijn dan strofes temidden van dichtregels die daar weer compleet mee vloeken, of waar metrisch maar wat aangemaggeld wordt. Het toepassen van een strak metrum lijkt daarmee een toevalstreffertje dat per ongeluk hier en daar eens opduikt in een woestenij van strofes die alle kanten ophobbelen. Opnieuw: kennelijk was het te moeilijk om de techniek systematisch toe te passen.
Er was in totaal slechts één gedicht dat rijm combineerde met een notie van metrum. Heel consequent werd dat echter niet toegepast.
Conclusies
De conclusie is ontluisterend: de hedendaagse dichter beheerst de klassieke dichttechniek totaal niet. Als die al eens toegepast wordt is het sporadisch, alsof het een toevalstreffertje is. De meerwaarde van poëzie lijkt vooral te wortelen in typografische schikking.
Nou kun je je natuurlijk afvragen of de honderd beste inzendingen van prijs de poëzie een goede afspiegeling zijn. En je kunt je afvragen aan wie dit ligt: ligt het aan de inzendingen zelf, of ligt het aan de pre-jury die de “beste” honderd geselecteerd heeft. Dat laatste weet ik natuurlijk niet, want ik zit niet in die pre-jury. Het lijkt een wisselwerking: omdat prijzen nooit meer voor techniek kiezen, kan ik me voorstellen dat dichters ook geen techniek meer inzenden. Ikzelf had een aantal gedichten ingestuurd; het is tekenend dat het meest technische gedicht het minst ver kwam.
De volgende vraag is natuurlijk: Is dit alles erg?
Ja, ik vind van wel. Niet alleen omdat het huidige aanbod van gedichten volstrekt eenzijdig is. Pluriformiteit is een hedendaags toverwoord, maar de poëzie is tegenwoordig een eenheidsworst. Het is bijna allemaal van hetzelfde type: wollige, vrij doordenderende gedachtenasociaties die in pseudostrofes geplaatst zijn omdat dat overzichtelijker oogt (en je het dan poëzie mag noemen).
Maar buiten de pluriformiteit: het is ook gewoon jammer dat de klassieke technieken niet meer beheerst worden. Dingen als rijm en metrum zijn niet voor niks uitgevonden: ze zijn door de eeuwen heen altijd toegepast omdat het mooi klinkt, omdat het beklijft. Dat hoeft natuurlijk lang niet altijd eindrijm te zijn – door de historie heen zijn veel andere rijmvormen gebruikt. Dat er in mijn dataset helemaal niemand was die serieus smeuïge alliteraties toepaste vind ik echt jammer. Als er dan al eens rijm gebruikt wordt, is dat vrijwel altijd eindrijm, en dat ervaar ik opnieuw weer als een teken van zwakte – alsof de hedendaagse dichter totaal onbekend is met stijlfiguren als binnenrijm, assonantie of alliteratie.
De tweede reden waarom in de historie techniek toegepast werd, is omdat het houvast biedt – een stevig firnament schept waar je je gedicht aan op kunt hangen. Vrije poëzie is in wezen ontzettend moelijk, omdat de woorden nog krachtiger op zichzelf moeten staan als er geen dragende structuur onder zit. Dit gebrek aan dragende structuur in de poëzie wordt in elk geval door mij node gemist – want je krijgt luchtkastelen gedichten die op niets gebouwd zijn.
Daarmee verwordt de huidige poëzie tot de punk van de literatuur: het ragt lekker weg, maar meer dan drie akkoorden zit er niet in, en het klinkt uiteindelijk allemaal eender wegens altijd dezelfde instrumentenkeuze. Gebrek aan techniekbeheersing wordt gemaskeerd met de volumeknop.
Dus dichters: doe jullie best. Maak eens een keer een echt technisch gedicht. En doe me dan een plezier: pas dat dan ook echt toe, en niet als een of ander random toevalsexperimentje. Het hap-snap per ongeluk eens toepassen van techniek is misschien nog wel erger dan helemaal geen techniek toepassen, want daarmee laat je zien dat je de techniek niet werkelijk beheerst.
Met spanning wacht ik af.
Ronald V. zegt
Ook een goede morgen
Eindrijm? Even uit mijn slordig geheugen. Guus Middag die Elly de Waard verwijt dat ze niet weet wat eindrijm is. Gaan-staan is eindrijm. Maar dat hoeft niet per se aan het eind van de regel te staan.
Had ik ooit een Amerikaans romannetje. Trout Fishing in America. ??? Anyhow, daarin staat een passage over een museum van wrakke gedichten. Of Mantovani hierbij nog een rol speelt, I don’t know. Jawel, ik kan mijn poëtische gevoelens beter in het Engels uitdrukken dan in mijn moerstaal. Heb ik ooit ergens gelezen.
Gister in het NRC een artikeltje van Marc van Oostendorp over het ikje van Multatuli. Doet me denken aan de vele ikjespoëzie. Narcisme opgetrokken in aangevreten afvalhout.
Van de ene Marc naar de andere Marc. Marc die des morgens de dingen groet. Paul van Ostaijen dus. En die zei zoiets als: poëzie is in de metafysiek verankerd woordspel. Een spel maar een spel op hoog niveau. Hoog spel. Poëzie, wereldjes op zich. Dankzij het uitbuiten van de mogelijkheden van taal.
Gijs zegt
Ik ben het niet eens met de conclusie dat huidige poëzie als punk muziek is. Een goed punk-liedje valt of staat juist met goede (en doorvoelde) toepassing van techniek, want die ‘drie akkoorden’ en ‘altijd dezelfde instrumentkeuze’ (uiteraard een nogal beperkte voorstelling van punk muziek) zijn een beperking die de creativiteit juist kan bevorderen. Wat dat betreft is een leuk punk-liedje eerder als een goed gelukt kwatrijntje.
Free jazz lijkt mij een betere vergelijking, inderdaad. Het probleem met hedendaagse poëzie is juist dat het helemaal niet lekker ragt, laat staan dat je d’rop kunt moshen. Verder vind ik dit een prikkelend blogje al leest het ook wel als het relaas van een gefrustreerde ongepubliceerde dichtert. Dat vind ik wel sympathiek, hoor, dat ben ik namelijk ook.
Enfin, als u wat aanraders wilt van punk muziek met meer dan drie instrumenten of akkoorden hoor ik het graag.
Ronald V. zegt
Gijs
Wellicht heb je een beetje gelijk met je opmerking aangaande muziek. Maar misschien had u ook de blues kunnen noemen. Gewoon omdat ik daarvan hou. Bluesteksten overigens zijn meestal niet interessant. I Woke up this Morning. Ja, zal best wel.
Een mooie uitvoering van een bluesy song van de bekende Robert Johnson is:
Keb Mo – Last Fair Goin’Down
https://www.google.com/search?client=opera&q=youtube+keb+mo+last+fair+deal+goin+down&sourceid=opera&ie=UTF-8&oe=UTF-8#fpstate=ive&vld=cid:d6f6a9dd,vid:XIHWoeQighs,st:0
Met lekker getoeter erbij. 🙂
Rob van Dam zegt
Spijker op de kop!
Michiel van Hunenstijn zegt
‘Schabouwelijke scharn’, leuk, die kende ik nog niet.
Marcel Meijer Hof zegt
In der Begrenzung zeigt sich der/die Meister/in – In der Bergrenzung zeigt sich der Meister.
Die beperking kan ook het keurslijf van correct toegepast metrum alsmede alle vormen van rijm zijn.
Je beheerst het artistieke vak wanneer je met de regels kunt spelen, schijnbaar moeiteloos. Pas wanneer dat lukt, kun je mijns inziens eraan denken om het stelwerk los te laten. Want zeker, er bestaan wel degelijk goede verzen in vrije vorm. Maar die zijn, in al hun ogenschijnlijke moeiteloosheid, nog wel iets lastiger. 10.000 uur toch, tot het meesterschap ? En noch …
Ter leering ende vermaeck:
Constantijn Huygens
Simon Carmiggelt
De Dames Wolff & Deken
Truus Gerhardt
Leo Vroman
Hans Warren
Jotie T’Hooft
Puntige Rederijckers
en vele anderen
Bart Adjudant zegt
M.
Wie schrijft er tegenwoordig nog sonnetten?
De versvorm staat te boek als achterhaald.
Er wordt niet naar pentameters getaald,
men gruwt van vaste vormen en hun wetten.
Zo’n volta, niemand die er nog om maalt.
Gedachtenspinsels op een metrum zetten
in rijmende octaven en sextetten,
besmuikt wordt er door velen om gesmaald.
Toch wordt het klinkdicht soms nog wel gehoord
waar aandacht voor het ambacht is gebleven.
Die veertien regels zullen nimmer sneven.
De Ars Poetica zal overleven.
Een fraaie zin, een welgekozen woord
leeft in gedachten soms nog jaren voort.
(c) Bart Adjudant
Bas Jongenelen zegt
Bezoek geregeld ‘Het vrije vers’ (Bevrijd van vormloosheid) als je houdt van rijm en metrum: https://www.hetvrijevers.nl/
Inge Boulonois zegt
Uitstekend, Feline Anima, dat dit onderwerp eens te berde wordt gebracht!
Op ‘Het vrije vers’ (dit platform voor gebonden poezij is in 2009 opgericht als verzet tegen de wildgroei aan vrije verzen!) staat elke dag een nieuw vormvast gedicht op de voorpagina! Legio versvormen, tot de meest exotische) worden er beschreven en gekoesterd!
De dichtgetijden
Hier peest en racet de postmoderne geest:
we moeten dringend dit en instant dat
en altijd weer wat anders dan men had.
Zelfs de Parnassus schoeit op rasse leest.
Geen tijd voor metrum, rijm en vaste vorm,
poëten braken trendy losse flodders,
veelzeggend als met verf gesmeten klodders.
Het stijlloos vrije vers verscheen, werd norm.
Een leger dichters lijdt zwaar aan de tijd
want vrijheid remt de creativiteit
en verkoop van hun bundels blijft stagneren.
Maar binnenkort zal deze trend wel keren,
de ware muze kan niet zonder wetten:
straks dweept de avant-garde met sonnetten!
© Inge Boulonois
Berry Vos zegt
Geldt dit niet voor vrijwel alle nieuwe poëzie?