Dit najaar is in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden een expositie te zien over de Bronstijd. Om die tijd te begrijpen, benutten oudheidkundigen vanouds drie soorten bewijsmateriaal. Om te beginnen waren er de antiquariërs van de zeventiende en achttiende eeuw, die materiële overblijfselen combineerden met etnografische informatie. Voortaan was die vreemd gevormde steen geen uit de hemel gevallen dondersteen maar een projectiel, want op Vuurland gebruikten mensen stenen pijlpunten. In de late achttiende eeuw plaatsten geleerden als Turgot en De Condorcet de gecombineerde informatie in één grote theorie over de menselijke ontwikkeling. Twee soorten bewijsmateriaal waren verenigd en de Prehistorie was ontdekt.
Tegelijkertijd ontsloten taalkundigen de derde bewijscategorie: ze begrepen dat de reconstrueerde Proto-Indo-Europese taal eveneens zicht bood op wat toen nog een vaag gedefinieerde oertijd was. Inmiddels weten we dat de Yamnaya-cultuur (ca.3300-ca.2600 v.Chr.) de drager was van de Proto-Indo-Europese talen en dat zaken die aanwezig waren in én het vierde millennium v.Chr. én de samenlevingen waarin de Indo-Europese talen zijn gesproken, ook aanwezig moeten zijn geweest in de tussenliggende periode. De Bronstijd dus. Ik blogde al eens over de structuur van de eigennamen, over religie en over bezit.
Sociale stratificatie
Vandaag de sociale stratificatie. Dat die heeft bestaan in de Bronstijd, moge duidelijk zijn. Niet iedere boer, herder of jager kon zich een Zwaard van Jutphaas of een Gouden Hoed van Schifferstadt permitteren. De taalkundige heeft ander bewijs voor stratificatie: we weten dat de elite bestond uit koningen, krijgers, priesters en dichters. Wat de taalkundige niet kan zeggen, is wie bronzen sierzwaarden of gouden hoeden benutte. Maar hij kan op zijn manier vertellen dat er een viervoudige elite heeft bestaan.
Om u een beeld te geven van de aard van de bewijsvoering: het Proto-Indo-Europese woord voor “koning” is te reconstrueren aan de hand van woorden als het Latijnse rex, het Ierse rí, het Gotische reiks en het Oud-Indische rajan. Moderne woorden als roi en radja zijn ervan afgeleid. Deze woorden gaan terug op een oerwoord *h3réǵs, en misschien is dat verwant aan een werkwoord dat “beschermen” betekent.
Nu kun je tegenwerpen dat de woordovereenkomsten niet heel overtuigend ogen: een /r/ plus een klinker. Maar dat is ook niet het punt. Het gaat erom dat deze woorden via goed-gedocumenteerde klankwetten uit *h3réǵs zijn ontstaan. Bovendien komend de genoemde voorbeelden uit drie hoofdgroepen van de Indo-Europese taal (het Italo-Keltisch, het Germaans en het Indo-Iraans), wat betekent dat het oudste woord uit een echt heel oude taalfase moet komen, vóór de Yamnaya-cultuur uiteenviel.
Terug naar de sociale stratificatie. Het tweede stratum van de samenleving bestond uit wat ik maar even de gewone mensen zal noemen. Ze waren overwegend actief in de landbouw en de (semi-nomadische) veeteelt. Ambachtslieden zijn ook gedocumenteerd en werkten natuurlijk vooral voor de elite. Daarover een andere keer. Tot slot de onvrijen. Dat lijken veelal krijgsgevangenen te zijn geweest, omdat in verschillende Indo-Europese talen het woord voor krijger hetzelfde is als dat voor slaaf.
Gender
Als het gaat om gender, stonden mannen hoger aangeschreven dan vrouwen. De samenleving was in elk geval patriarchaal. De laatste tijd is er echter redelijk wat onderzoek gedaan naar gender bij de Skythen. Ook al leefden zij in de IJzertijd, hun samenleving geldt als conservatief en zette allerlei tradities voort uit de Bronstijd en de Late Steentijd. En één ding is wel duidelijk: bij de Skythen was de tegenstelling tussen mannen en vrouwen niet bepaald scherp.
Ik ben niet op de hoogte van taalkundig onderzoek dat de conclusies over de Skythen heeft genomen als uitgangspunt om te kijken naar gender in voorafgaande perioden. Als iemand nu echter opmerkt dat het taalkundig bewijs geen scherpe grenzen erkent tussen vrouwen en mannen, zou ik er niet van opkijken.
We zien met dit alles dat de historische taalkunde informatie biedt over het verleden vóór de mensen gingen schrijven, maar we zien ook dat het in dit geval wat grofmazig is. Dat ligt natuurlijk een beetje aan het onderwerp, maar ook aan de grenzen van het kenbare.
Dit artikel verscheen eerder op Mainzer Beobachter
Pieter zegt
Het PIE had eerst maar twee grammaticale geslachten, het vrouwelijk is een late ontwikkeling. Zou dit iets te maken kunnen hebben met een groeiend sociaal onderscheid tussen mannen en vrouwen?