De horrorroman Echo (2019) van Thomas Olde Heuvelt is een boek over wat in de negentiende-eeuw het sublieme werd genoemd: de combinatie van schoonheid en gruwel die tegelijkertijd enorm aantrekt én afstoot. Het hele horrorgenre is daar natuurlijk schatplichtig aan – die zoektocht naar het verlaten van alle ratio – en Olde Heuvelt maakt daar geen geheim van: ieder hoofdstuk begint met een (Engelstalig) citaat uit een klassieker uit het genre. Bovendien zeggen de personages over hun avonturen zelf dingen zoals:
Dit hier was het soort ouderwetse horrorverhaal waar ik als jongetje op zou hebben gekickt. Ik negen jaar en mijn opa smekend zijn verhalen nog griezeliger en nog bloediger te maken, terwijl je wist dat er buiten meer jankte dan alleen de wolven en het high-pitched shrieken van de wind. Hier was je pay-off. Het verhaal waar je sinds je kindertijd op had gewacht. Als je wist hoe die verhalen gingen, dan accepteerde je dat Maria’s echo’s inderdaad de dolende zielen waren van mensen die zich aangetrokken voelden tot de berg waar ze waren gestorven.
Het is het verhaal van twee geliefden: de één, Sam, een Amerikaanse student van gegoede afkomst, de ander, Nick, een Amsterdamse jongen die geobsedeerd is door de bergen. (Hier komen spoilers, ik kan niet schrijven over dit boek zonder spoilers.) Tijdens een van zijn tochten in de Alpen – Sam moet niks van dat geklim hebben – raakt Nick met zijn klimmaatje Augustin geobsedeerd door de berg Maudit. Dat loopt, zoals de naam van de berg al suggereert, niet goed af: Augustin sterft en Nick komt lichamelijk en geestelijk verminkt uit het avontuur terug. Hij heeft de macht, de kracht, van de berg overgenomen: zijn adem is ijskoud, mensen die met hem in aanraking komen sterven aan hoogteziekte of doordat al hun botten opeens breken alsof ze van hoge hoogte naar beneden storten. Of ze plegen zelfmoord omdat de wanen hen te veel worden.
Alleen Sam blijft gespaard, omdat hij in het monster dat Nick geworden is altijd de leuke jongen is blijven zien. Hij wordt misschien wel medeschuldig omdat hij, zo is de suggestie, seksueel wordt aangetrokken door het monster, de oerkracht, die er in zijn vriendje schuilt.
Aantrekkingskracht is even irrationeel als grote angst.
Olde Heuvelt is internationaal waarschijnlijk de succesvolste jonge auteur van dit moment, iemand die een in wezen Amerikaans genre zich helemaal eigen heeft gemaakt en er bovendien een voldoende eigen (Nederlandse of Europese) draai aan heeft weten te geven om het net een beetje anders te maken – en daardoor misschien nog wel aantrekkelijker voor dat internationale publiek.
Ik heb weinig boeken gelezen waarin de overweldigende en gevaarlijke schoonheid van het ruige berglandschap zo overtuigend wordt beschreven. Het is er vreselijk, je bent er je leven niet zeker, en als er iets gebeurt is er nergens hulp. En toch wil je nergens anders zijn. De vergelijking met de liefde is ook heel fraai: je geliefde mag een duistere onbekende zijn, de gruwelijkste dingen doen –niet alleen maakt hem dat niet minder aantrekkelijk, het maakt hem zelfs aantrekkelijker.
Natuurlijk wordt er bij dit genre van de lezer een grote suspension of disbelief gevergd. Ik veronderstel dat er geen lezer is die denkt dat de geest van een berg over een bergbeklimmer vaardig kan worden. Ik weet zeker dat de schrijver dit zelf ook niet gelooft. Maar juist dat ongeloofwaardige is onderdeel van het genre, die het bijvoorbeeld doen onderscheiden van de gewone thriller. We hebben hier te maken met de diepste krochten van de menselijke geest, de gruwelijkste dingen die een geest kan verzinnen, terwijl we tegelijkertijd veilig zijn.
In 2024 lees ik 50 Nederlandstalige romans uit het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw.
De volledige lijst staat hier. Volgende week: Simone Atangana Bekono, Confrontaties (2020)
Dit stuk verscheen eerder op Marc las
Laat een reactie achter