Het is wonderlijk dat er een apart woord voor bestaat: wetenschap die volkomen transparant wil zijn voor iedereen. Wetenschap die ervoor wil zorgen dat iedereen kennis kan nemen van de resultaten, maar ook van de gevolgde methoden. Die iedere belangstellende de middelen wil geven om zelf desgewenst onderzoek te kunnen doen. Open wetenschap wordt dat genoemd, open science, alsof niet alle wetenschap van nature open wil zijn.
Want nee, dat wil niet iedere wetenschap. Zelfs nu er in veel vakgebieden al gewerkt is aan open access, de vrije toegankelijkheid van wetenschappelijke artikelen via het internet, blijft er nog veel te wensen over. Want wie begrijpt die artikelen zonder opgeleid te zijn? Dus moet die opleiding niet ook in principe vrij toegankelijk zijn (open education)? En hoe zit het met alle wetenschappelijke instrumenten, of op zijn minst de software (open source)? En moeten de data waarop onderzoekers hun gegevens beschikken ook niet vrijelijk in te zien te zijn?
Er is dus wél een aparte naam voor dit streven, en er was tot voor kort ook een potje voor. Je hoorde er in alle rumoer over de bezuinigingen op het hoger onderwijs de laatste tijd niet veel over, maar ook dit potje dreigt te verdwijnen in wat wel de Eppocalyps wordt genoemd, de botte bijl waarmee Eppo Bruins de wetenschap om zeep wil helpen. Het is een voorbeeld van hoe bot die bijl is: waar de wetenschap probeert alles wat ze heeft ter beschikking van de maatschappij te stellen, wordt ze afgekapt. Want alles moet kennelijk via commerciële uitgeverijen – u weet wel, de instellingen die gratis gebruik maken van het werk van door de overheid betaalde wetenschappers om de producten voor absurd veel geld aan door de overheid betaalde universiteitsbibliotheken te verkopen.
Tegelijkertijd zal een vak als het onze het de komende decennia misschien wel van open wetenschap moeten hebben. Voorbij is de periode dat we een redelijk omvangrijke professionele staf hadden die zo’n beetje alle deelgebieden van het vak kon bestrijken. Wie zal er over 10 jaar nog het werk van Bordewijk, of de Zeeuwse dialecten, of de stopwoorden van de politici bestuderen? Zelfs als geen van de bezuinigingen doorgaan, komen de tijden van grote bloei niet zo snel meer terug.
Tegelijkertijd zullen er altijd mensen zijn die geïnteresseerd zijn in Bordewijk, het Zeeuws en zeg maar, en hun vrije tijd willen besteden aan onderzoek naar zulke zaken. We moeten iets bedenken om het vak zo op te zetten dat zoveel mogelijk mensen kunnen bijdragen. Bestaande tijdschriften en congressen kunnen ook met hun bijdragen functioneren, maar we moeten andere manieren vinden waarop onderzoekers informeel contact met elkaar kunnen houden als ze nog geen resultaten hebben – een vervanging van de dagelijkse lunch met collega’s, de gesprekken op de gang of op de werkkamer waar een collega hangend tegen de deur iets komt vertellen over waar ze mee bezig is.
Er zijn manieren nodig waarop we elkaar kunnen blijven trainen in onderzoekstechnieken, elkaar kunnen opleiden als het gewone universitaire traject niet toegankelijk is.
We moeten waarschijnlijk nieuwe manieren bedenken om kwaliteit van onzin te onderscheiden, en om een gemeenschap te vormen die als gemeenschap ook kan bedenken welke richting het onderzoek nu uitkan.
Open wetenschap wordt zodadelijk niet meer gefinancierd. Laten we haar als vakgebied adopteren.
Cefas Van Rossem zegt
Hier droom ik van. Neerlandistiek is al een mooi platform om je ideeën snel en laagdrempelig te laten zien aan een groot publiek.
Robert Kruzdlo zegt
Dit is een grote en mooie uitdaging. Niet alleen een gave om de toekomst te voorspellen, ook om geloofd te worden door vakgenoten dat er een nieuwe tijd gloort. Ik heb het meegemaakt met de Rijksacademie. Toen werd er ook flink bezuinigd. 1975? En kijk is wat er nu is. Soms leiden bezuinigingen tot mooie dingen. Soms is nu!