Voor mij als linkse scholier en student was Hugo Brandt Corstius een soort mijlpaal en held. Hij durfde in lijfblad Vrij Nederland de dingen toch maar mooi te benoemen zoals ze waren! De Nazi’s van het regime-Lubbers noemde hij gewoon Nazi’s, en Onno Ruding was inderdaad als twee druppels Eichmann. Hoera de revolutie, het is eindelijk zo ver!
Verder schreef hij een roze bladerboek voor op de WC, met allerlei taalgrapjes – dat was serieus grappig, en dat kon-ie dus ook al.
En dat zo’n andere Nazi, hetende Elco Brinkman, uiteindelijk weigerde om hem de P.C. Hooftprijs voor essayistiek toe te kennen, was natuurlijk helemaal de meest flagrante en ultiemste schending van de vrijheid van alles. Aux armes citoyens!
(In historisch perspectief is Brinkmans weigering om de ministeriële handtekening onder de toekenning van de Staatsprijs te zetten overigens interessant. Gedurende het interbellum verzetten met name de confessionele partijen in de Kamer zich heftig tegen invoering van een Staatsprijs, omdat zij vreesden dat de overheid zo blasfemische, pornografische of hen anderszins maatschappelijke onwelgevallige teksten zou (moeten) legitimeren. De christelijke partijen waren zo – bien etonnées – trouwe aanhangers van de Thorbeckedoctrine inzake de verhouding tussen de overheid en de Kunsten. De P.C. Hooftprijs werd pas na de oorlog, in 1947, voor het eerst uitgereikt.)
De impasse rond de P.C.Hooftprijs werd na alle rumoer netjes gladgepolderd, Brandt Corstius kreeg de prijs alsnog, de volgende bekroonde essayist was Kees Fens, en de toestand was weer als normaal.
Sindsdien ging er, eerlijk gezegd, weleens een dag, een paar dagen en soms zelfs hele weken voorbij dat ik niet meer aan Brandt Corstius dacht. Daar is dezer dagen natuurlijk plots verandering in gekomen, met het verschijnen van de biografie van Elsbeth Etty. De ontvangst van haar boek stelde mij over de hele linie tamelijk droef: er was geen bespreking of de criticus begon met een stoomcursus over de zowat vergeten Brandt Corstius, met persoonlijke saillante details over ’s mans danig getaande bekendheid, zoals Max Pam die verklaarde geen boek van Brandt Corstius in de kast te hebben staan. (Frappant detail, ik heb het even uitgerekend – Brandt Corstius zou trots op me zijn: de gemiddelde leeftijd van de oude-media-recensenten van het boek is 70,2 jaar.)
Helemaal treurig stemde mij in al die kritieken de breed uitgemeten primeur: tussen zijn 19e en 25e had Brandt Corstius een intense homoseksuele relatie met (de latere hoogleraar) Hans van den Bergh.
Je maakt wat mee.
Maar nu even eerlijk, zeg me nou eens: wát, in de Heilige naam van Oscar Wilde, is de relevantie voor Brandt Corstius’ werk, om te weten waar hij tijdens zijn studententijd zijn private deel liet slingeren (of juist niet)? Anno 2024 vindt niemand een homorelatie ‘erg’ – ja behalve dan misschien wat boomers, zoals Elsbeth Etty, die opgroeiden in de provincie waar ze dat in hun jeugd helegaar niet kenden.
En dan nog zoiets: misschien zitten de nabestaanden van Brandt Corstius’ toenmalige vriend helemaal niet te wachten op openbaring van dergelijke intieme details (als ze er al van op de hoogte waren).
Natuurlijk doen de seksuele avonturen van een gebiografeerde ertoe, als ze ook van relevantie zijn voor zijn of haar werk. Hans Warren die een heterorelatie heeft gehad? Ja. Gerard Reves seksuele leven? Denk het wel. Andreas Burnier? Allicht.
Maar bij Brandt Corstius? Die was voorvechter van gelijkheid op alle fronten, taalvirtuoos, linkse icoon op alle afstanden – maar niet voor gay-rights in het bijzonder. En voor zover ik weet, schreef hij er ook nooit specifiek over.
Dit soort ‘onthullingen’ waren vroeger voer voor RTL-Boulevard of weekbladen in dat genre. Nu krijgt de doelgroep geletterde bejaarden ze plots ook voorgeschoteld, onder het mom van serieuze wetenswaardigheden over een prominente literator. Iets om in hun herenhuizen diep uit te pluizen.
‘Heb je het gelezen? Brandt Corstius deed het met een man! Meer dan vijf jaar lang!’
‘Ach ja, die Malle Hugo. Zei Hermans het niet al?’
Voor de serieuze literatuurliefhebber is het intussen pure winst dat je je de lectuur van zo’n 576 pagina’s biografische pulp kunt besparen en de tijd besteden door – ik zeg maar wat geks – weer eens iets van Hugo Brandt Corstius zelf te gaan lezen.
Yde Linsen zegt
Dank voor de bespreking. Behorend tot ‘de doelgroep geletterde bejaarden’ laat ik de biografie van Etty links liggen om de gewonnen tijd aan Brandt Corstius zelf te besteden
Robert Kruzdlo zegt
Je hebt gelijk: Sommige herinneringen kun je niet verkopen. Of je moet ze doorgeven aan iemand die het begrijpt. Gelukkig zijn die er, alleen ze staan niet in het boek.
Hugo Brandt Corstius heeft de computer, de Tablet uitgevonden. Klopt. Hij gaf eens een lezing op een conferentie over internet en de toekomst van het boek. Zie ‘Battus’-column in de Volkskrant van 21 oktober 1994. In de trein ernaartoe had Brandt Corstius een uitgave uit 1950 van Vestdijks Iersche nachten gelezen: ‘Ik wijs op Iersche nachten en zeg dat ik pas een elektronisch “tablet” wil als het net zo groot is, geen snoeren en knoppen heeft en de tekst 44 jaar onthoudt.’ Het is uitgekomen. Geen snoeren en een Cloud hebben we ook. Intrigerend is dat Brandt Corstius het woord ‘tablet’ gebruikt, dat thans – op z’n Engels uitgesproken – de soortnaam van een dergelijk apparaat is.
Nog iets. Ik was vroeger, ergens rond 1975, kind aan huis bij de familie V. die een villa hadden grenzend aan het Vondelpark. Daar kwam o.a geregeld Renate Rubinstein, Carmiggelt, Molenaar, Maas, en nog vele andere. Er werd gezopen, gelachen en gehuild. Soms zat ik met psychiater Maas om zes uur ‘s’ ochtend nog aan de wijn. Over malle Hugo werd stevig een boekje opengedaan. Dat is nergens te vinden in het pulpboek van de letter-kleptomanie van mevrouw E. Etty.
En dan ook nog eens het circus eromheen. Zie https://youtu.be/CSs1cHIRpRw
Ik denk nog vaak terug aan de intellectuele feestelijkheden in de villa aan het Vondelpark. Verhalen die je nergens zult tegenkomen dan in mijn, hun, hen binnenbrein, en zeker niet in boeken zoals de kletsbiografieën… Gevonden in hét archief?
Gerrit de Blaauw zegt
“Maar … wát … is de relevantie voor Brandt Corstius’ werk, om te weten waar hij tijdens zijn studententijd zijn private deel liet slingeren (of juist niet)?”
“Natuurlijk doen de seksuele avonturen van een gebiografeerde ertoe, als ze ook van relevantie zijn voor zijn of haar werk.”
Ik vrees dat hier twee genres met elkaar verward worden: de biografie (= levensbeschrijving) en de studie of beschrijving die zich beperkt tot iemands werk. Otterspeer b.v. schrijft uitvoerig over de (heteroseksuele) verhoudingen van Hermans, zonder dat die een belangrijke rol spelen in zijn werk (Madelon is wellicht een kleine uitzondering). Het werk van Hermans is uniek, zijn amoureuze geschiedenis is dat allerminst maar hoort vanzelfsprekend wel thuis in een werk met biografische pretenties.
(Ik heb drie boeken van HBC in de kast staan: een Battus, een Piet Grijs en Algebraïsche taalkunde.)