Wie heeft wanneer de naam Nederland voor ons landgebied naar voren geschoven? Daar zal ongetwijfeld naamkundig over nagedacht en geschreven zijn, maar dat laat ik hier even buiten beschouwing. Ik begin met deze vraag naar aanleiding van het stukje van Paulien Cornelisse op de voorpagina van De Volkskrant van 11 november, getiteld ‘Jammer dat Nederland al Nederland heet’. Paulien is zich ervan bewust dat de naamgeving mogelijk vanuit extern gezichtspunt moet zijn gegeven. Zo moet de naam Nihon = ‘zon-oorsprong’ voor Japan door de Chinezen zijn aangereikt. Wij weten dat (historische) naamgeving inderdaad veelal door ‘derden’ bedacht is.
Aanleiding voor Paulien d’r stukje is het boek ‘Dictionary of English field-names’ van John Field (“o heerlijkheid”), dat zij onlangs is tegengekomen. Frappant is het dat ze daar enkele vernoemingsnamen heeft uitgelicht, zoals van velden die vanwege de (verre) ligging Australia en Jerusalem werden genoemd.
Ik dacht meteen: zulke namen hebben we in Nederland volop. En ik schreef een reactie naar de krant. Die niet geplaatst is. Mijn bijdrage bestond eigenlijk alleen maar uit een citaat uit een boekje uit 1984 van Rob Rentenaar, die toen over vernoemingsnamen zijn proefschrift heeft geschreven.
Het aantal plaatsen in ons land dat vernoemd is naar elders gelegen landen, steden en dorpen is zo groot dat er een dik boek over te schrijven valt. Een van de motieven die mensen gehad kunnen hebben om dergelijke namen te kiezen is het feit geweest dat men de bewoners van bepaalde buurten, gehuchten en straten ruw, asociaal, ruzieachtig of armoedig vond. Lombok, Korea, Turkije, de Krim, Amerika, de Kraton, Nazareth, de Balkan, Polen, België en Amsterdam zijn alle namen die meer dan eens in Nederland voorkomen. Inderdaad, als het er om gaat onze medemens sociaal te stempelen is de plaatsnaamgeving een weinig fraai, maar effectief hulpmiddel. Uitgangspunt voor zulke vernoemingen is geweest dat er op de plek waarnaar men vernoemde een oorlog woedde, een veldslag, een belegering of een opstand plaatsvond, of omdat er anders in ieder geval een uiterst onfatsoenlijk volk woonde.
Ik beëindigde mijn reactie met de veronderstelling dat zulke (informele) naamgeving naar verre brandhaarden wellicht hier en daar nog steeds tot uitdrukking komt. Prompt kunnen we beluisteren en lezen dat de conflictueuze Wilders voor Amsterdam de benaming Gaza munt. Dat is een gotspe uit zijn mond, zou je zeggen, en is zeker niet zo toeristisch te kwalificeren als de benaming Venetië van het Noorden. Te bedenken dat we in de hoofdstad al de Jordaan hebben, de benaming voor de povere buurt buiten de rijke Grachtengordel, de wijk aan de overkant van de Prinsengracht, die bij wijze van spreken als de rivier de Jordaan figureerde. Hoe zullen de buitenwijken verder westwaarts die als Amsterdam Nieuw-West bekend staan bijgenaamd worden?
jacques klöters zegt
Bloemgracht, Egelantiersgracht, Goudsbloemstraat, vrijwel alle straten in de Jordaan zijn naar bloemen genoemd. Zou dan de verklaring “Jardin” als oorsprong van Jordaan (er is zelfs een Tuinstraat) niet eenvoudiger en voor de hand liggender zijn dan de vernoeming naar een rivier in het Heilige Land?
Leendert Brouwer zegt
Beste Jacques, het duurde even voordat ik bij het proefschrift van Rentenaar, getiteld ‘Vernoemingsnamen’, kon komen om zijn bevindingen over de Jordaan te raadplegen. Ik ben zo vrij om het lemma mbt. de Jordaan in Amsterdam in zijn geheel te citeren. “Aanvankelijk was Jordaan een bijnaam voor de Prinsengracht tussen Brouwersgracht en Leidsegracht. De buurt aan de andere kant van de Prinsengracht, het Nieuwe Werk, werd aangeduid als ‘Over de Jordaan’. De vondst van Hanou bevestigt dat nog eens [1691, aen de overzijde der Jordane]. De vermelding van 1724 is de oudste van Jordaan als naam van de buurt. Er zijn in de loop van de tijd door verschillende auteurs allerlei wilde theorieën over de betekenis van de naam Jordaan in Amsterdam geformuleerd. Men vindt de meeste bij Kannegieter bijeen [Kannegieter 1959]. Ik zal hier niet op afleidingen van jordiksie, jardin, gordijn, jerde en andere fonetische en semantische onmogelijkheden in gaan. Een enkele opmerking slechts bij de verklaring waar Kannegieter zelf mee komt. Hij meent dat we met een vernoeming uit 1710-1715 naar de rivier de Jordanne in het Franse departement Cantal te maken hebben. Zijn argumenten zijn te zwak en zijn datering klopt niet met de oudste vermelding. Het aardige is evenwel dat de Jordanne een van de Franse rivieren is die naar de Bijbelse Jordaan vernoemd is [enkele literatuurverwijzingen]. De Amsterdamse Jordaan als Bijbelse vernoemingsnaam is dus zeker geen unicum, maar dat zien we ook in dit hoofdstuk.” [Rentenaar behandelt daarin 21 toponiemen Jordaan in Nederland.]