Geschiedenis van het Nederlands in 100 literaire werken (22)
Elckerlyc, aan het eind van de 15e eeuw geschreven, is het allegorische verhaal van een man die hoort dat hij binnen een dag dood zal zijn, en dan wanhopig op zoek gaat naar wie hem op die barre tocht wil vergezellen. Hij krijgt nul op het rekest van onder andere zijn vrienden, die bij leven hem eeuwige trouw beloofd hebben, en zijn familie. Uiteindelijk vindt hij alleen de Deugd bereid, al is ze door verwaarlozing verzwakt dat hij eerst moet biechten.
De man heet Elckerlyc (iedereen) en de Deugd heet deugd, zoals de biecht Biecht heet. De personages zijn dus niet per se van vlees en bloed. Bijzonder voor dit middeleeuwse toneelstuk is dat ook God Zelf aan het woord komt en dus in Persoon op het toneel wordt gebracht. Zijn eerste woord is ick en hij is woedend:
Ick sie boven uut mijnen throne
Dat al dat is int smenschen persone
Leeft uut vresen, onbekentIk zie van boven op mijn troon
Dat alle mensen
Zonder godsvrucht leven, verblind.
Elckerlyc is een van de weinige Nederlandse werken die tot wereldliteratuur is doorgedrongen. Nog in de 21e eeuw, in 2006, bracht de beroemde Amerikaanse schrijver Philip Roth een roman uit, Everyman. Die is – losjes – gebaseerd op een Engelstalig toneelstuk Everyman uit ongeveer dezelfde tijd als Elckerlijc. Daarnaast verschenen er in de late middeleeuwen ook Latijnse vertalingen van het verhaal, Homulus en Hecastus..
De Latijnse versies zijn zoveel later verschenen (respectievelijk van 1536 en 1539) dat er weinig discussie over kan bestaan dat zij inderdaad vertalingen zijn. Over de relatie tussen Everyman en Elckerlyc is echter lange tijd gediscussieerd. De overeenkomsten tussen beide werken zijn zo groot dat het uitgesloten is dat ze onafhankelijk van elkaar zijn ontstaan. De vraag welk van de twee het origineel is en welk de vertaling, is echter lange tijd een punt van heel veel discussie geweest. (Ik gebruik verder voor dit stukje deze editie met het Engels en het Nederlands naast elkaar.)
Hoe toon je aan welk van twee werken de vertaling is van een ander? Bij gebrek aan uitgeverscontracten of kladversies moet je je toevlucht nemen tot vernuftige argumenten. Wie van dat soort vernuft houdt, kan zijn hart ophalen bij de Elckerlijc-literatuur. De meeste geleerden zijn momenteel er geloof ik van overtuigd dat Elckerlijc de oorspronkelijke tekst was. Het beste argument daarvoor komt uit de studie van het rijm. Het Nederlandse rijmpaar
Hier in desen aertschen leven
Die heilighe sacramenten seven
correspondeert met het Engelse
Here in this transitory lyfe for the and me
The blessed sacramentes seven there be,
In het Nederlands staan inhoudelijk cruciale woorden als leven en seven aan het einde van de regels, waar ze op elkaar rijmen. In het Engels staan de equivalenten lyfe en seven binnenin de regel, het rijm is hier een beetje een stoplap (me/be). Als het Nederlands de vertaling was, had de vertaler wel ontzettend veel geluk dat hij twee woorden kon vinden in de Engelse regels die precies rijmden. Het omgekeerde is waarschijnlijker: de Engelse vertaler merkte dat lyfe en seven niet rijmden, en moest toen de regels een beetje ombouwen om er alsnog iets van te maken.
Omdat dit soort rijmparen vaker voorkomen, en de redenering altijd dezelfde kant opgaat, is het waarschijnlijk dat de Engelse tekst een vertaling is van de Nederlandse.
Soms zit het ook een beetje ingewikkelder:
Ende som sitten si bi wiven
In onsuverheyt van liven
And some haunteth to womens company
With unclene lyfe as lustes of lechery
Hier zijn wiven (women) en liven (lyfe) die in het Nederlands zo goed rijmen, in het Engels binnen in de regel terechtgekomen, en in ieder geval company is een wel erg algemeen woord. De complicatie is hier dat liven niet leven betekent, zoals lyfe, maar lijven. Je moet hier dus aannemen dat de Engelse vertaler dat niet goed heeft gezien, of een ander, maar gelijkluidend woord heeft gekozen.
Zoiets geldt ook op het niveau van de vorm. In een fraai essay heeft de Nijmeegse letterkundige Antoon van Duinkerken in 1968 laten zien dat er aan het eind van Elckerlijc twee rondeel-achtige vormen na elkaar komen – het rondeel was een dichtvorm waarin je bepaalde regels op gezette tijden herhaald, en geliefd onder rederijkers, in het milieu waarin Elckerlijc waarschijnlijk is ontstaan:
Elckerlijc: “Ende merct hoet nu al van mi vliet:
Sonder mijn Duecht wil met mi varen.”Duecht:
“Alle aertsche dinghen zijn al niet.”Elckerlijc:
“Duecht, merct hoet nu al van mi vliet.”Duecht:
“Schoonheyt, Cracht, Vroescap, dat hem liet,
Tgheselscap, die Vrienden ende Magen waren.”Elckerlijc:
“Nu merct hoet nu al van mi vliet,
Sonder mijn Duecht, die wil mit mi varen.
Ghenade, Coninck der enghelen scharen,
Ghenade, Moeder Gods, staet mi bi.”Duecht:
“Ic sal mi puer voer Gode verclaren.”Elckerlijc:
“Ghenade, Coninck der enghelen scharen!”Duecht:
“Cort ons die pine, sonder verswaren,
Maect ons deynde los ende vri.”Elckerlijc:
“Ghenade, Coninck der enghelen scharen,
Ghenade, Moeder Gods, staet mi bi.
Naar het Engels is wat dit betreft bij mijn weten nooit gekeken, maar het is niet lastig om te constateren dat die vorm helemaal ontbreekt aan het Engelse equivalent:
Everyman:
“How they that I loved best do forsake me
Excepte my Good Dedes that bydeth truly.”Good Deeds:
“All erthly thynge is but vanyté;
Beauté, Strength, and Discrecyon do man forsake,
Folysshe frendes and kynnesmen that fayre spake,
All fleeth save Good Dedes, and that am I.”Everyman:
“Have mercy on me, God moost myghty,
And stande by me thou moder and mayde, holy Mary.”Good Deeds:
“Fere not, I wyll speke for thee.”Everyman:
“Here I crye God mercy.”Good Deeds:
“Shorte oure ende and mynysshe our payne;
Let us go and never come agayne.”Everyman:
“Into thy handes, Lord, my soule I commende,
Receyve it, Lorde, that it be nat lost.”
In dit geval is het natuurlijk niet helemaal uitgesloten dat een Nederlandse vertaler hier diens kans schoon zag om de tekst om te zetten in een populaire versvorm, vooral omdat de rondelen nu ook niet helemaal perfect zijn (Van Duinkerken wijst erop dat deze rondeelvorm zo verder niet voorkwam in de Nederlandse letteren van die tijd). Maar toch is de redenering andersom – de Engelse vertaler herkende het rondeel niet of maalde er niet om – waarschijnlijker.
Uiteindelijk is het misschien niet eens zo heel belangrijk welke tekst nu precies de vertaling is en welk het ‘origineel’. De vergelijking tussen het Engels en het Nederlands is nog op andere manieren interessant. Ze slaan bijvoorbeeld soms net een wat andere toon aan: het Nederlands is poëtischer en het Engels lijkt me speelbaarder op het toneel.
Wanneer Elckerlijc bijvoorbeeld voor het eerst ‘Het Goed’ opzoekt, zegt die:
Ick legghe hier in muten
Versockelt, vermost, als ghi mi siet,
Vertast, vervuylt. Ic en kan mi niet
Verporren, also ic ben tsamen gesmoert.
Wat wildi mi hebben?
Al die ver-deelwoorden op een rij hebben een bijzonder effect, net als het enjambement ‘ic en kan mi niet / verporren’. Bovendien klinkt dit allemaal nog eens door in de eerste woorden die Deugd later zal spreken:
Ick ligghe hier al verdwenen
Te bedde, vercrepelt ende al ontset.
Ick en kan gheroeren niet een let.
So hebdi mi ghevoecht met uwen misdaden.
Wat is u ghelieven?
In het Engels zijn dat soort taalspelen grotendeels verdwenen:
(Goods:) I lye here in corners trussed and pyled so hye,
And in chestes I am locked full fast,
Also sacked in bagges, thou mayste se with thyne eye.
I cannot stere, in packes low I lye.
What wolde ye have? Lyghtly me saye.
(Good Deeds:) Here I ly, colde in the grounde.
Thy synnes have me so sore bounde
That I cannot stere.
De Nederlandse teksten gebruiken rijkere en poëtischere beeldspraak, zoals “versockelt, vermost” (beschimmeld) voor Het Goed en “vercrepelt, ontset” (verschrompeld, van streek) voor De Deugd. Dit benadrukt de fysieke en emotionele toestand van beiden, en het legt een duidelijk verband. Maar de Engelse versie is makkelijker op het eerste gehoor te begrijpen, en ook wat levendiger. Waar de Nederlandse Goed vraagt ‘Wat wildi mi hebben?’ (Wat wil je van me), vraagt de Engelse, daarna nog ‘Lyghtly me saye’ (en snel een beetje).
In de literatuur lijkt men het erover eens dat de Engelse auteur ook wat theologische missers van de Nederlander heeft gerepareerd, maar mij lijkt dat de Engelse schrijver meer gericht is geweest op de toneelbezoeker en de Nederlandse op de lezer.
Laat een reactie achter