Vanwege het enthousiaste en enthousiasmerende artikel van Helge Bonset over Hans Faverey, dacht ik: laat ik eens wat gedichten van Faverey in het Latijn vertalen. Ik heb er drie gekozen. Aangezien ik niet gewend ben om wat dan ook in het Latijn te vertalen, hoop ik flink wat commentaar te krijgen van latinisten. Waar ik vooral over twijfel, zijn de naamvallen bij werkwoorden en zo. Is het ‘impedire te’ of ‘impedire tibi’? Dat soort dingen.
Wanneer er niets meer is om het voor te doen, om het mee te doen, houdt het vanzelf op. De vingers verlaten hun hand en laten de hand los. De voeten zijn vrij – gaan ieder voor zich te gronde. Wat blijft liggen, wordt woord voor woord opgeheven. Alleen de wind waait nog, tot ook hij opraakt, waarheen hij wil. | Cum nihil remanet ad cui faciendum, ad quo utendum, tunc per ipsum desinit. Digiti manum suam relinquunt et manum dimittunt. Pedes liberi sunt – omnes singuli ipsi occidunt. Quod manet ibi, verbum ad verbum abrogatur. Solum ventus adhuc flat, donec etiam is excurrit, quocumque velit. |
De chrysanten, die in de vaas op de tafel bij het raam staan: dat zijn niet de chrysanten die bij het raam op de tafel in de vaas staan. De wind die je zo hindert en je haar door de war maakt, dat is de wind die je haar verwart; het is de wind waardoor je niet meer gehinderd wilt worden als je haar in de war is. | Chrysanthema quae in vase in mensa apud fenestram sunt: ea non chrysanthema sunt quae apud fenestram in mensa in vase sunt. Ventus qui te impedit et capillos tuos turbat, is ventus est qui capillos tuos turbat; ventus est a quo non iam impediri vis si capilli tui turbati sunt. |
Van lieverlede; zo komen zij nader: 8 roeiers, steeds verder landinwaarts groeiend in hun mytologie: met elke slag steeds verder van huis, uit allemacht roeiend; groeiend tot alle water weg is, en zij het hele landschap vullen tot de rand. Acht – steeds verder landinwaarts roeiend; landschap daar al geen water meer is: dichtgegroeid landschap al. Landschap, steeds verder land- inwaarts roeiend; land zonder roeiers; dicht- geroeid land al. | Paulatim; sic appropinquant: VIII remiges, longius et amplius in terram crescentes in sua mythologia: pulsibus longius et amplius e domo, fortissime remigantes; crescentes donec cuncta aqua abiit, et ei cunctam terram scaenae implent ad marginem. Octo – longius et amplius in terram remigantes; scaena terra ubi non iam aqua est: plene crevit terra scaenae iam. Terra scaenae, longius et amplius in terram remigantes; terra sine remigibus; plene remigata terra iam. |
Helge Bonset zegt
Origineel Bas, en ambitieus! De kwaliteit van de vertalingen kan ik ondanks gym-alpha niet beoordelen, maar het idee is hoe dan ook lofwaardig.