Rondom de roman hangen allerlei misverstanden. Nog onlangs beweerde een goedverkopende Nederlandse romanschrijver op Facebook: “Alle romans die ik ter hand neem, sla ik open in de hoop om de wereld beter te begrijpen.” En zo geloven andere mensen dat ze invoelender, vriendelijker, empathischer worden door romans ‘open te slaan’.
Klopt er ook iets van? Daarover gaat een interessant artikel in het tijdschrift Nederlandse letterkunde van mijn Nijmeegse collega Roel Smeets. Hij laat daarbij in ieder geval niet veel heel van de gedachte dat de wereld door romans zouden verbeteren.
Smeets gebruikte daarvoor een interessante techniek. Hij nam een ruime selectie literaire romans die verschenen waren in 1960 en een van boeken die verschenen zijn in 2013. De tweede bestond uit alle romans, een paar honderd in getal, die waren ingezonden voor de Libris Prijs van dat jaar, de eerste was een eigen selectie door Smeets van boeken die de eerste zoveel mogelijk weerspiegelden. Met de computer onderzocht hij deze honderden boeken om vast te stellen hoe geëmancipeerd de romanwereld in de loop van die ruim 50 jaar geworden was.
Koude kermis
Dat viel op allerlei manieren tegen. Eigenlijk was er in de loop van de decennia, waarin onder andere de ’tweede feministische golf’ had plaatsgevonden, voor de romanschrijvers maar weinig veranderd. Zo was de verhouding mannelijke tegenover vrouwelijke personages onveranderd: ongeveer 60 tegenover 40 procent (dat wordt kennelijk onder kenners wel ‘de gouden standaard van het patriarchaat’ genoemd). Ook kwamen de vrouwen niet vaker aan het woord, bleven ze veel stereotyper beschreven te worden dan mannen (in de beschrijving van vrouwen stonden vaker genderstereotype woorden zoals jurk of hak) en speelden ze een minder centrale rol in het verhaal.
Kortom, wie in die vijftig jaar romans ‘opensloeg’ om eens kennis te nemen van een ander perspectief dan het patriarchale, kwam van een koude kermis thuis.
Ervaren
Smeets geeft natuurlijk toe dat er beperkingen zijn aan zijn methode. Misschien moeten we de verandering niet verwachten van de grote stroom boeken die al snel weer verdwijnen in de mist van de tijd, maar moet je kijken naar de outliers, de Hutten van Oom Tom van de emancipatie. Die outliers zijn er in die 70 jaar natuurlijk geweest – maar als Anja Meulenbelt en Renate Dorrestein al geen verandering hebben kunnen brengen in de manier waarop hun collega’s naar de wereld kijken, hoe kunnen we dan denken dat ze de wereld buiten het papier wel veranderd hebben?
Tegelijkertijd laat Smeets geloof ik zien dat zijn manier om romans te bestuderen ons wel degelijk leert de wereld ‘iets beter te begrijpen’. Fictie is de manier waarop mensen zich de wereld verbeelden, de verhalen die we elkaar vertellen geven iets weer over hoe we de wereld ervaren. Kennelijk vinden lezers en lezeressen het nog altijd – er is weinig reden om te denken dat een en nader enorm verschoven is sinds 2013 – volkomen normaal geconfronteerd te worden met een wereld waarin mannen belangrijker zijn dan vrouwen. Omdat ze die wereld zo zelf ook ervaren.
Lenny Vos zegt
Interessant! Van Oostendorp noemt ‘de gouden standaard van het patriarchaat’.
Dit gaat ook op voor de procentuele verdeling van mannelijke en vrouwelijke auteurs voor deze perioden. Pas in de jaren negentig van de twintigste eeuw verschuift dit, zoals ik heb laten zien in mijn promotieonderzoek uit 2008.
Overigens ben ik van mening dat Anja Meulenbelt en Renate Dorrestein wel degelijk op hun vele vrouwelijke lezers veel invloed hebben gehad. Maar dit zou een mooi onderwerp voor nader onderzoek kunnen zijn.