Samenwerking Münster-Oldenburg
Bachelorstudenten Nederlandse taal en cultuur van de Universiteit Münster en Oldenburg sloegen dit wintersemester (24/25) de handen ineen in het college ´De Nederlandse woordvolgorde´. In dit taalwetenschappelijke college onderzochten studenten variatie in de Nederlandse syntaxis. Daarbij werkten sommigen ook verschillen met de Duitse woordvolgorde uit.
Dit deden ze door in drietallen psycholinguïstische experimenten op te zetten die taalproductie en -perceptie toetsten. Ze kozen tussen een ‘zinsdeelpuzzel’ als productiemethode ofwel een acceptability rating task als perceptiemethode. De puzzelmethode vraagt participanten om zinsdelen in de goede volgorde te leggen, terwijl de acceptability rating task deelnemers vraagt zinnen met verschillende woordvolgordes op een schaal te beoordelen. De experimenten werden online gemaakt en naar Nederlandse en Duitse moedertaalsprekers verstuurd. Studenten voerden het onderzoek zelfstandig uit, verwerkten data en presenteerden resultaten op een gemeenschappelijk colloquium op 22 januari 2025. Het colloquium vond plaats in de historische Kaminzimmer van het Haus der Niederlande, waar studenten naast het bediscussiëren van onderzoeksresultaten, gezellig samen konden lunchen, netwerken en uitwisselen over hun studie (zie foto).

Sinds 2023 werk ik als promotieonderzoeker (onder begeleiding van Gunther De Vogelaer) en docente Nederlandse taalkunde aan het Instituut voor Nederlandse Filologie in Münster. Bijzonder was dat ik het college over de Nederlandse woordvolgorde dit semester niet alleen in Münster mocht geven, maar ook voor bachelorstudenten van het Instituut voor Neerlandistiek aan de Universiteit Oldenburg, waar ik dit semester als gastdocente Nederlandse taalkunde werkte (begeleid door Esther Ruigendijk).
In het kader van mijn promotieonderzoek maak ik zelf gebruik van verschillende psycholinguïstische methodes, zoals self-paced reading, eye-tracking en elektro-encefalogram (EEG). Goed uitgevoerde psycholinguïstische experimenten kunnen behoorlijk complex zijn en er moet in de opzet met een heleboel dingen rekening worden gehouden.
Als je als student voor de eerste keer aan eigen taalkundig onderzoek begint, is dat niet makkelijk. Ik vind het belangrijk om studenten vroeg in hun studie kennis te laten maken met moderne psycholinguïstische methodes die steeds meer aandacht krijgen en tot nieuwe, relevante inzichten in de taalkunde leiden. Verder is het van belang om vroeg potentiële angst voor techniciteit en complexiteit van grammaticale onderwerpen en experimentele methodes bij studenten weg te nemen door ze ermee te confronteren, ze ‘hands on’ dingen laten uitproberen, maar ze er tegelijkertijd ook stap voor stap doorheen te navigeren en goed te begeleiden.
Als docent en onderzoeker is het je opdracht om studenten van begin aan duidelijk te maken dat ze al in een vroeg stadium van hun opleiding belangrijk en origineel onderzoek kunnen uitvoeren en daarmee relevante bijdragen kunnen leveren. Dat spoort ze aan om onderzoek te willen doen en om zich in te werken in de – niet alleen qua techniek maar ook qua literatuur – soms erg technische materie. In het beste geval overtuig je op die manier mensen ervan hoe spannend (contrastieve) grammatica in feite is. Ik hoop dat er in toekomst meer dit soort samenwerkingen tussen de afdelingen Nederlands in Duitsland en daarbuiten ontstaan.
Laat een reactie achter