Een confronterend gesprek moet ik zeggen, maar wat ben ik blij! Het bleek hoe weinig ik over het onderwerp wist en hoe ik mezelf heb overschat met dat gezwets van mij.
Het is februari 2010. Aan het woord is minister Plasterk 2.0 van Onderwijs, die bij DWDD goed heeft geluisterd naar taalonderzoekster Helen de Hoop. Zij legde het grammaticale voordeel van ‘hun’ als onderwerp bloot, dat het succes van deze ‘taalfout’ verklaart.
Plasterk was die week in een krantencolumn nog fel van leer getrokken. “Ik loop al decennia met groot vertoon mijn medemensen te verbeteren,” verklaart de minister, “maar wat ik altijd in mijn hoofd heb gehad blijkt gewoon op drijfzand gebouwd – en ik was er zo heilig van overtuigd. Wat fijn dat iemand die er wél verstand van heeft, dit zo helder maakt. Toch jammer dat ze dat op school altijd hebben verzuimd. En nog steeds! Ik ga er meteen werk van maken.”
In werkelijkheid verliep hun hun-conversatie heel anders…
De moleculair bioloog die als minister automatisch in de voorzitterszetel van de Nederlandse Taalunie was beland, demonstreerde op de buis goedgemutst zijn onnozelheid. Zo pakte hij uit met kolderieke (maar serieus bedoelde!) uitspraken als “Ik vind dat we met de táál voorlopig wel even beweging genoeg gehad hebben.” Hij haalde #spelling en #taal door elkaar, bleek geen benul te hebben hoe taal werkt of wat #grammatica inhoudt. Hij diste tien minuten lang lariekoek op en zat daarbij te glimmen als prof. dr. ir. Akkermans. De echte professor zat echter naast hem in de persoon van Helen de Hoop, die de wanhoop nabij was.
Dit alles speelde zich vijftien jaar geleden af. Wat doet dit er nu nog toe?
Net als toen is ‘hun hebben’ de Bohemian Rhapsody van de taalergernissen-top 2000. Goed grammaticaonderwijs kan die ergernis voorkomen. Deze is immers het gevolg van onbegrip. Grammaticaal is er met dit ‘hun’ niets mis – sterker nog: grammaticaal is het een verbetering (het kan namelijk alleen naar mensen verwijzen, terwijl ‘zij’ op alles kan duiden).
Omdat het geen standaardtaal is, gebruik je het in geschreven teksten uiteraard nooit. Dit heeft echter met de norm te maken, niet met de taal. Het gelijkschakelen van norm en taal duidt op onbegrip. Een gevolg van wat op scholen voor grammatica doorgaat, waar in plaats van taal de oordelen ‘goed’ of ‘fout’ worden aangeleerd. Het resultaat is een heel leger aan Plasterkjes. Niet voor niets kreeg de toenmalige minister veel steun voor zijn beschamende optreden.
Overtuigingen over taal die gestoeld zijn op onbegrip zijn wijdverspreid en hardnekkig. Als zich feiten aandienen die deze overtuigingen op losse schroeven zetten, deugen die feiten niet of krijgt de boodschapper ervan langs – ook al is die nog zo deskundig…
Hoe kan dat? Hoe komt het dat mensen niet reageren als Plasterk 2.0, maar als de echte Plasterk? Voer voor psychologen. Volgende week ga ik in die hoek op zoek naar antwoord op deze vragen.
Dit stukje verscheen eerder op de LinkedIn-pagina van Johan Debbenhof
” (het kan namelijk alleen naar mensen verwijzen, terwijl ‘zij’ op alles kan duiden).” Hun kan toch (minimaal) ook naar dieren verwijzen?
Voor mij niet. Maar misschien zijn er mensen die “Hun hebben van tak naar tak gesprongen” en “Hun hebben zo hard gezongen dat ik er wakker van werd” kunnen zeggen, en dan eekhoorns en vogels bedoelen.