
Iemand zal die fascisten een lesje leren in ons feuilleton De verleden tijd van lijken.
“Mensen!” riep de boomlange postdoc Sophie door de koffiehoek. Verschillende studenten keken verschrikt op van hun havercappu’s en hun mobiele telefoons. Toen ze zagen dat het geroep kwam van het tafeltje met de neerlandici verdiepten ze zich al snel weer in hun eiwitten en pixels.
Wouter glimlachte. Hij had normaliter, net als alle collega’s, een rood vierkantje opgespeld omdat hij tegen de fascistische bezuinigingen was, maar hij gebruikte het nu als onderzetter voor zijn #WijZijnNeerlandici-mok.
“Mensen!” riep Sophie nogmaals, “wij zijn toch mensen? En daar bovenop humanisten? Vooral geïnteresseerd in de menselijkheid?” De studenten keken hier allang niet meer van op.
“Ach, Sophie.” Wouter glimlachte nog steeds. “Laat je toch niet zo opjutten. Natuurlijk zijn wij mensen. De natuur is mooi, zei Kloos al, maar je moet er wel wat bij te drinken hebben. Laat de planten en de dieren maar aan de biologen over.”
Alle medewerkers hadden die ochtend een bericht gekregen dat hun collega Maribella was afgetreden van haar Endowed Arie de Jager Chair for the History of Dutch Studies en nu geworden was tot de R.J. Henkes Hoogleraar in Dichtkunst van Niet-Menselijke Dieren. En dat collega’s voortaan naar zichzelf moesten verwijzen als Menselijke Dieren. En naar de objecten van hun studie als Menselijke Dieren met een Nederlands, Belgisch of Surinaams Paspoort.
“Ik denk dat er momenteel wel belangrijkere zorgen zijn dan de nieuwste ideeën van Maribella”, zei Wouter. “Onze collega’s van Natuurkundige Techniek zijn allemaal al ontslagen.”
“Maar als je tegen Maribella zegt dat dieren helemaal geen gedichten schrijven”, snoof Sophie (ja, het was een zeer uitvoerige snuif), “loopt ze naar de decaan om te klagen over grensoverschrijdend gedrag.”
Wouter leek al niet meer naar zijn jongere collega te luisteren. “Ik ga een toespraak houden bij de staking later deze week!” zei hij tegen zichzelf. “Die fascisten zijn nog niet van me af.”
“Wouter!” zei Sophie. “Hoor je me! Ze wil me aanklagen. En de vertrouwenspersoon zegt dat ik ook niet had moeten protesteren. Volgens haar is het gewoon een scholenstrijd. Sommige geleerden denken nu eenmaal dat schildpadden sonnetten schrijven, en als wij dat anders zien, moeten we daarover maar publiceren in onze eigen tijdschriften.”
“Fascisten!” zei Wouter.
“Onze eigen tijdschriften! Van menselijke geleerden die denken dat paarden geen balladen schrijven!”
“Balladen!” Wouter keek op. “Strijdliederen! Ik hef Bella ciao aan! Dat zal die fascisten leren.”
“
Ik ben vereerd met mijn leerstoel, al denk ik dat het nog een tijdlang Dichtkunst van Niet-Menselijke Dieren in Vertaling zal blijven, voordat wij zo ver zijn dat we de niet-menselijke dierentalen ook kunnen spreken. Maar wat niet is kan nog komen.
Heel geestig en raak geschreven, Marc. Compliment van Wiljan