Het IJsselmeer is een interessant dialectgebied. In de jaren dertig van de vorige eeuw trok het al de aandacht van dialectonderzoekers: enerzijds komen drie van de belangrijkste dialectgroepen van ons taalgebied er samen, het Fries, het Nedersaksisch (de groep dialecten van Groningen tot de Veluwe) en het Hollands (waar we het Utrechts ook toe rekenen). Tegelijkertijd is er, alleen al via het water, altijd contact geweest tussen de verschillende regio’s.
De eminente dialectoloog G.G. Kloeke (1887-1963) had sowieso veel belangstelling voor hoe contact tussen mensen in de loop van de tijd de taal kon beïnvloeden. Hij tekende de volgende kaart van wat toen nog de Zuiderzee heette:
Het gaat hier om de beklemtoonde klinker in de woorden water en schaap. Historisch waren dat verschillende klinkers, zoals dat in het moderne Engels bijvoorbeeld ook het geval is, maar in het moderne Nederlands zijn ze samengevallen. Dat was in Kloekes tijd ook gebeurd in de rode dialecten op het aangetekende gebied.
Maar ook verder zijn er allerlei intrigerende zaken te zien. In het blauwe gebied zeg je water maarschaop, maar in het aanpalende gearceerde gebied zijn die klinkers omgekeerd: waoter en schaap (ik negeer nu maar even de verschillen in uitspraak van sch).In het Fries is er in geen van beide woorden een aa-klank en in West-Friesland en het noorden van Noord-Holland heeft het woord voor schaap een ee.
De kwestie is nu onderzocht door de Groningse onderzoeker Floris Nijhuis en een paar collega’s. In het tijdschrift Languages doen ze hiervan verslag.
Ze hebben hiervoor een veel grotere verzameling woorden onderzocht – woorden die oorspronkelijk dezelfde klinker hadden als water of juist als schaap. Bovendien hebben ze naar een wat groter gebied gekeken, en ook de Waddenkust meegenomen. Tot slot zijn hun gegevens wat recenter – die stammen uit het einde van de 20e eeuw. Het levert een nieuwe kaart op, deze:
Op iedere plaats die onderzocht is staat een cirkel. Omdat er meer woorden onderzocht zijn, kunnen verschillende woorden op een bepaalde plaats ook verschillende kanten op gegaan zijn. Vandaar dat er meer dan één kleur in een cirkel kan staan.
Toch zijn nog dezelfde gebieden wel te onderscheiden: Nedersaksisch blauw, Fries oranje, Noord-Noordhollands geel. Zwart zijn de dialecten waar de klinkers uit de twee groepen zijn samengevallen. Maar je ziet hier ook duidelijk de effecten van het contact – maar weinig cirkels zijn egaal van kleur. Bovendien vind je de bontste cirkels in de buurt van het water: de vissers hadden onderling met elkaar contact als ze de Zuiderzee bevoeren (en vermoedelijk nog steeds).
Een beetje jammer, vooral om symbolische redenen, is dat in de dataverzameling van het eind van de twintigste eeuw het woord water niet is bevraagd. Maar dat het water een rol speelde, is duidelijk.
Laat een reactie achter