In Memoriam Prof. Dr. Cor van Bree (1932 – 2025)
Toen Cor van Bree op 25 september 1997 zijn afscheidscollege gaf, was hij vanaf zijn student-assistentschap in 1956 vier decennia aan de Leidse universiteit werkzaam geweest: eerst als (doctoraal)-assistent, vervolgens als wetenschappelijk (hoofd)medewerker en ten slotte vanaf 1982 als hoogleraar historische taalkunde en taalvariatie. Hij had het vak historische taalkunde door de roerige jaren zestig en zeventig weten te loodsen: het bleef in Leiden zijn plaats in het curriculum behouden. Het ‘oude’ vak historische grammatica had hij niet alleen didactisch verantwoord in zijn diverse leerboeken toegankelijk gemaakt, maar hij had zich ook laten inspireren door nieuwe sociolinguïstische, dialectologische en talen-in-contact benaderingen, die nieuwe impulsen voor de historische taalkunde betekenden. Daarbij was voor hem de verwevenheid van onderwijs en onderzoek steeds vanzelfsprekend geweest: veel van zijn dialectgeografisch veldonderzoek had hij samen met studenten verricht. Hij had uitgebreid gepubliceerd over dialectsyntaxis en over de beïnvloeding van dialect en standaardtaal. Een rode draad in zijn werk was ook zijn nadruk op de nauwe verbondenheid van taalvariatie en taalverandering en op de centrale rol van de taalgebruikers. Een visie die intussen gemeengoed is geworden.
Zijn afscheidscollege betekende allerminst een afscheid van zijn vakgebied. In de bijna 28 jaar die nog zouden volgen, bleef hij gefascineerd door de taal en met name de hedendaagse taalvariatie en de historische grammatica. Hij publiceerde artikelen en populair-wetenschappelijk werk, maar heel bijzonder is dat hij zichzelf tot taak stelde om een grondige en uitgebreide herziening van zijn in 1977 gepubliceerde Leerboek voor de historische grammatica van het Nederlands te maken, een nieuwe uitgave waarin zijn gewijzigde opvattingen en de actuele status van het vak waren verwerkt. Hij deed dit op werkelijk indrukwekkende wijze: in 2016 verscheen deel 1 De klankleer (met ook een Gotische grammatica), in 2020 deel 2 De morfologie (flexie en woordvorming) en eind 2024 deel 3 Syntaxis, bij elkaar zo’n 1800 pagina’s (online in open access beschikbaar). Het is een schitterend handboek geworden, een standaardwerk waarmee hij het vakgebied een ongelooflijke dienst heeft bewezen, een werk dat alleen hij met zijn totaaloverzicht zo had kunnen schrijven.
Kunstig
Dat handboek was niet het werk van een geïsoleerde kamergeleerde. Cor van Bree bleef heel lang de gedrevenheid houden om taalkundige kennis over te brengen. Dat had hij vele decennia als docent gedaan en ook na zijn emeritaat werd hij graag ingeschakeld bij colleges. In Midden-Europa was hij een zeer welkome gastdocent aan de opleidingen neerlandistiek, die nooit tevergeefs een beroep op hem deden. Bescheiden als hij was, stelde hij geen voorwaarden, en nam hij geregeld genoegen met een verblijf in een studentencomplex. Hij genoot eveneens van de Hoger Onderwijs Voor Ouderen-activiteiten die hij samen met oud-collega’s jarenlang voor een enthousiast publiek van belangstellenden uitvoerde. Hij werd ouder, maar zijn kennis en zijn aanpak waren niet verouderd en hij werd zeer gewaardeerd. Zijn aantrekkelijk soort humor speelde daarbij ook mee, die zich uitte in kleine onderkoelde opmerkingen vergezeld van een veel betekenende, licht guitige blik.
Na zijn emeritaat verdiepte ook zijn al bestaande belangstelling voor theologie en filosofie, een belangstelling die een voedingsbodem en uitlaatklep had in de oecumenische Leidse Ekklesia, waar hij zeer actief bij betrokken was. Hij verzorgde daar ook af en toe de overdenking, wel overdacht en wijs met verrassende invalshoeken. In een interview afgelopen december in het Leids Nieuwsblad zei hij zelf daarover: “Ik vind het leuk om dingen op hun kop te zetten. Zo heb ik weleens een overweging gehouden over De Toren van Babel en gezegd dat er niet gesproken moet worden over de vloek van Babel maar over de zegen! Daardoor zijn er immers veel taalvarianten ontstaan”. Hij zette zijn gedachten graag op papier en was bezig met een boek over taal en godsdienst. Dat was niet zijn enige lopende ‘project’. Hij verzamelde ook gedichten die hem in de loop der jaren hadden getroffen en wilde die met een toelichting uitbrengen onder de titel 99 gedichten die zijn blijven hangen. Uit een vraag die hij onlangs stelde, was op te maken dat Constantijn Huygens’ ontroerende sonnet over de droevige gebeurtenissen op één dag in het leven van Maria Tesselschade tot die collectie zou gaan behoren. “Tegen de studenten zei ik graag dat het mij altijd verbaasde: de sterke emotionaliteit en dan toch zulk kunstig taalgebruik”.
Aimabel
Aan de universiteit was Cor van Bree een fijne collega die hart voor de zaak en oog voor mensen had. Hoewel hij geen professorale uitstraling had, wars was van gezag, en niet op zijn strepen stond, kon hij zich wel degelijk onverzettelijk vertonen, wanneer dat nodig was in contacten met de universitair ‘hoger geplaatsten’. Zijn oog voor mensen betrof zeker zijn studenten. Hij hielp hen over eventuele schroom heen door te stellen: “er zijn geen domme vragen, alleen domme antwoorden”. Van veel studenten uit de generaties die hij heeft onderwezen, wist hij zich nog te herinneren in welke periode ze thuishoorden, en waarop ze afgestudeerd waren. Ook bleef hij met sommigen geregeld contact houden.
Cor van Bree stond als 92-jarige nog volop in het leven, was actief, had nog ideeën om uit te voeren. Op 6 april j.l. is hij onverwacht overleden. In de Hooglandse kerk vond op 11 april een treffende afscheidsdienst plaats, waarin de dichtregel van de rouwkaart Herr, es ist Zeit. Der Sommer war sehr Gross doorklonk. De kerk was gevuld met familie, vrienden, oud-collega’s, oud-studenten en participanten van de Ekklesia, allen met dierbare herinneringen aan niet alleen een zeer gewaardeerd taalkundige en docent, maar ook een aimabel en geliefd mens!
Na Harry Scholten – altijd wijs, altijd plezier – was Cor van Bree – altijd wijs, altijd plezier – mijn liefste collega.