Het zijn niet alleen de spraakmakenden die van betekenis zijn voor de neerlandistiek. Van minstens zo groot belang zijn de dienstvaardigen, de bescheidenen, die met hun inzet op allerlei manieren voor het voortbestaan van het vak zorgen. Dat kan zijn door tekstedities te verzorgen van oudere literatuur, door taalkundige woordenboeken samen te stellen, ervoor te zorgen dat een onderzoeker zich op de hoogte kan stellen van wat er over een onderwerp is verschenen, door terminologie vast te leggen en door biografische naslagwerken samen te stellen. Zo iemand was Gé van Bork, die op 11 maart 2025 op 89-jarige leeftijd overleed en tot voor kort nog meewerkte aan diverse projecten ter documentatie van de neerlandistiek.
Want als er iets voor Gé van Bork van belang was, dan was het wel de documentatie. Vanaf het moment dat hij bij de afdeling Neerlandistiek aan de Universiteit van Amsterdam aangesteld werd, hield hij zijn studenten voor dat elk onderzoek begint met het verzamelen van alles wat er al gepubliceerd is over het onderwerp. Daarbij maakte hij het zijn studenten makkelijk door aan het Amsterdamse Instituut een speciale grote kamer te laten inrichten met het benodigde materiaal: scripties, handboeken, duizenden uitgeknipte recensies, keurig gesystematiseerd. Die kamer is later opgeheven. Dat kon, omdat er inmiddels nieuwe onderzoeksbronnen en -methoden kwamen, zoals de BNTL en de DBNL. Bij de oprichting en instandhouding daarvan waren hijzelf of oud-studenten van hem betrokken.
De neerlandistiek kan Van Bork dankbaar zijn met name voor drie grote projecten. Samen met de evenzeer belangrijke dienstvaardige én betreurde P.J. Verkruijsse gaf hij in 1985 het lexicon De Nederlandse en Vlaamse auteurs uit, samengesteld uit lemma’s van de Moderne Encyclopedie van de Wereldliteratuur. Hierbij was Van Bork al als rubrieksleider betrokken geweest. Maar die Moderne Encyclopedie bestond uit tien delen, en die haalde je niet zo makkelijk in huis. Dat lexicon met korte informatie over Nederlandstalige schrijvers van de vroegste tijden tot het heden was wel iets wat makkelijk te raadplegen en kwam dan ook bij veel neerlandici op het bureau terecht. Het is nog steeds een betrouwbare informatiebron, ook voor secundaire literatuur. Van Bork heeft dit project voortgezet op de site DBNL onder de titel Schrijvers en dichters, DBNL Biografieënproject I.
Het tweede grote project, waaraan Van Bork tot voor kort nog deelnam, is het Algemeen Letterkundig Lexicon. Dit is te raadplegen op DBNL en wordt constant uitgebreid met nieuwe termen, zoals graphic novel of YA voor Young Adultsliteratuur.
Belangrijk is hij ook vanwege zijn inzet voor de literatuurgeschiedschrijving. In 1986 verscheen de op stromingen gebaseerde literatuurgeschiedenis Twee eeuwen literatuurgeschiedenis onder redactie van G.J. van Bork en N. Laan. Daarvan verscheen in 2010 een gewijzigde herdruk onder de titel Van romantiek tot postmodernisme, onder dezelfde redactie. Van Bork was hierin degene die alle betrokken auteurs voortdurend wees op correcte literatuurverwijzingen en er was geen recente publicatie van betekenis die hem ontging. Ondanks alle recente verschuivingen in literatuurbenaderingen is deze aanpak nog steeds van immens belang.
Het is niet alleen vanwege deze drie omvangrijke projecten dat Van Bork waardering verdient. Dat geldt ook voor zijn talrijke bijdragen aan het tijdschrift Literatuur, aan het Kritisch Lexicon voor de moderne Nederlandstalige literatuur en aan het Kritisch Lexicon van literaire werken, alsook voor zijn artikelen over Louis Paul Boon. Maar voor degenen die met hem samenwerkten, zal vooral de waardering voor zijn persoonlijkheid overheersen. Bescheiden, hulpvaardig, belezen en beminnelijk, dat was Gé van Bork.
Laat een reactie achter