Taal: brug of barrière? Een pleidooi voor gelijke onderwijskansen in het Koninkrijk (9)
‘Taal: Brug of barrière‘ is de titel van een boek van Juana Kibbelaar. Wij hebben toestemming van de auteur deze prikkelende tekst over onderwijstaal in de Benedenwindse eilanden als serie op Neerlandistiek te plaatsen. Het boek kan ook hier worden gedownload.
Geen onderwijskundige analyse
Noch in lokale, noch in internationale beleidsdocumenten en onderzoeken is terug te vinden dat met kleinschalige talen de mogelijkheid zeer belemmerd wordt om op allerlei terreinen kennis op te doen en cruciale vaardigheden te ontwikkelen. Dat is vreemd: ontwikkelen van kennis, vaardigheden en attitudes is toch juist de bedoeling van onderwijs? Waarom worden deze aspecten stelselmatig over het hoofd gezien?
Beïnvloed door het koloniale verleden was en is de onderzoeksinsteek voor een deel vanuit het oogpunt van emancipatie: van taal, identiteit en cultuur. Veelvuldig zijn allerlei aspecten van het Papiaments beschreven: ontstaansgeschiedenis, grammaticale kwesties, de koloniale minachting, de emancipatiestrijd enz. Het succesvolle emancipatietraject van het Papiaments, als taal en als cultuuruiting, is mede te danken aan deze uitgebreide documentatie. Hoewel deze documenten uitstekende analyses zijn op het gebied van linguïstiek, antropologie en sociale, economische, culturele en politieke geschiedenis beantwoorden deze studies niet de situationele vraag met betrekking tot onderwijs.
Hoe moet het onderwijs in de specifieke situatie van de ABC-eilanden eruitzien om leerlingen dezelfde onderwijskansen te bieden als hun leeftijdgenootjes elders in het Koninkrijk, wetende dat de benodigde schriftelijke bronnen in hun moedertaal zeer beperkt aanwezig zijn? Hoe krijgen Papiamentstalige leerlingen een hoog niveau in een taal die niet hun thuistaal is?
Dat Papiamentstalige kinderen in het verleden niet succesvol waren in op Nederlandse leest geschoeid onderwijs is duidelijk. Echter, wat stelselmatig ontbreekt is een onderwijskundige analyse hoe in deze specifieke situatie de onderwijsdoelen (ontwikkeling van kennis, vaardigheden, attitudes) toch bewerkstelligd kunnen worden. Hoe kan het zijn dat hiervoor geen aandacht is?
Verschil in vakgebieden en expertise
De onderwijsaanpak op de ABC-eilanden komt voornamelijk voort vanuit het vakgebied van de taal- en cultuurstudies. In dit vakgebied bestudeert men diverse aspecten van een bepaalde taal, zoals de taalstructuur (grammatica en spelling), haar ontstaansgeschiedenis, taalgebruik van de sprekers, literaire werken en andere culturele zaken, maatschappelijke verschijnselen enz. Ook in de schoolvakken Taal (Papiaments, Nederlands, Engels, Frans, Duits, Spaans enz.) gaat het om dergelijke aspecten.
De belangrijkste onderwijsfunctie van taal is dat je via taal (spreken, luisteren, lezen, schrijven) kennis overdraagt en schoolse vaardigheden ontwikkelt. Dat heeft niets te maken met internationale Neerlandistiek, de problematiek van meertalige gemeenschappen en allerlei letterkundige en literaire zaken die in het vakgebied van de taal- en cultuurstudies bestudeerd worden. Want in deze onderwijsfunctie is taal niet een apart schoolvak, maar vormt het de voorwaarde om in alle andere schoolvakken ontwikkeling van kennis, vaardigheden en attitudes mogelijk te maken. Op de ABC-eilanden gaat het erom hoe juist deze expliciete onderwijsrol invulling moet krijgen. En dat is niet de expertise van het vakgebied van de taal- en cultuurstudies, maar van de onderwijswetenschappen.
In dat multidisciplinaire vakgebied – onderwijskunde, didactiek, onderwijsbestuur, leermiddelenontwikkeling, gedragswetenschappen als (ortho)pedagogiek, (neuro)psychologie enz. – ligt de focus niet op bestuderen van ‘de taal’, maar op studie van ‘het leren’. Hier gaat het wél over wat kennis is en hoe je kennis in meerdere jaren opbouwt. Over schoolse ontwikkeling en het verwerven van (basis)vaardigheden als lezen, rekenen, schrijven enz. Over de hiervoor noodzakelijke taalbeheersing. Over hoe (jonge) kinderen leren en over de werking van het brein bij het leren. Over de samenhang tussen taal-, lees- en denkvaardigheden en over de kennisbasis hierover. Over effectieve pedagogisch-didactische benaderingen en over professionalisering van leraren.
Hoewel ze niet strikt gescheiden zijn, geeft bovenstaand onderscheid in vakgebieden wel meer inzicht in waarom de bedoeling van onderwijs steeds gemist wordt. Want het perspectief, de uitgangspunten en ook de expertise waarmee vanuit deze vakgebieden naar ‘taal’ wordt gekeken verschilt hemelsbreed. Voor de leek is waarschijnlijk moeilijk te doorgronden of taal als apart vak wordt neergezet of als instrument voor algemene ontwikkeling. Daarom hieronder een aantal voorbeelden die het verschil in perspectief weergeven.
Onjuist perspectief op taal in het onderwijs
Omdat maatschappelijk gezien het Papiaments de belangrijkste taal op de eilanden is en het Nederlands slechts op enkele domeinen van belang is, is de redenering dat het Papiaments ook in het onderwijs de boventoon moet voeren. De maatschappelijke positie van een taal is echter niet bepalend voor wat er in het onderwijs nodig is. Want met de taal die maatschappelijk gezien de boventoon voert kunnen helaas, vanwege de kleinschaligheid, de onderwijsdoelen (ontwikkeling van kennis, vaardigheden en attitudes) niet bereikt worden. Voor het onderwijs is dus een andere rolverdeling vereist.
Vanuit de zienswijze van de taal- en cultuurstudies worden talen stelselmatig gezien als aparte, op zichzelf staande vakken op het rooster. Zo ook het Nederlands. En omdat het Nederlands voor de meeste leerlingen een vreemde taal is, is de redenering dat doelstelling en didactiek ingericht moeten worden volgens het vreemdetalenonderwijs, waarbij taal slechts een schoolvak is. Vanuit deze benadering meent men voor het leren van het Nederlands in de eerste schooljaren te kunnen volstaan met maar enkele uren per week het schoolvak Nederlands.
Echter, in het onderwijs vervult het Nederlands momenteel een functie die fundamenteel verschilt van de communicatiefunctie van andere vreemde talen die geleerd moeten worden. Het Nederlands heeft een kennisfunctie. Immers, het is via het Nederlands dat leerlingen alle vakkennis en schoolse vaardigheden moeten ontwikkelen. Dat geldt niet voor de andere te leren talen. Omdat de functie en doelstelling van het Nederlands afwijkt van het doel van het vreemdetalenonderwijs, is een benadering en aanpak vanuit het vreemdetalenonderwijs in deze situatie niet toereikend en niet passend. De huidige onjuiste positionering heeft een doorwerking naar alle hogere vormen van onderwijs, waar eenmaal opgelopen achterstanden nauwelijks in te halen zijn.
De afwijkende functie van het Nederlands in het onderwijs vereist een fundamenteel andere aanpak voor het Nederlands, met andere doelstellingen en een andere didactiek om die te bereiken. Hoewel het Nederlands in de beginsituatie van kleuters zeker als vreemde taal is aan te merken, kan dat uiteraard niet vijftien schooljaren lang zo blijven. Het Nederlands moet zo snel mogelijk niet meer zo vreemd zijn voor de leerlingen.
Het Papiaments kan de onderwijsfunctie met betrekking tot kennisontwikkeling niet dragen. Tekenend voor de afwijkende onderwijssituatie is ook dat er onvoldoende literaire werken in het Papiaments verschijnen om in het voortgezet onderwijs het vak vorm te geven zoals in andere talen gebruikelijk is. Invulling van het Papiaments louter volgens de klassieke indeling van Taal als schoolvak doet onvoldoende recht aan de positie van het Papiaments als nationale taal. Hier is een andere afweging nodig. Afwijkend is eveneens dat voor culturele doelen in het schoolvak Nederlands een andere afweging op haar plaats is; de eilanden hebben immers hun eigen cultuur.
Het onderwijs op de ABC-eilanden is opgezet volgens de westerse hokjes van moedertaal-, tweedetaal- en vreemdetalenonderwijs. Echter, de talen hebben in deze context afwijkende kenmerken. Westerse hokjes zijn zowel voor Papiaments als Nederlands problematisch en niet passend. Deze situatie vraagt om maatwerk vanuit een ander perspectief.
Geen linguïstisch maar onderwijskundig vraagstuk
Vanuit het perspectief van de taal- en cultuurstudies is de afwijkende en cruciale rol van het Nederlands al decennia niet gezien en niet opgemerkt. Een oplossing voor betere onderwijsresultaten zal ook niet uit dat vakgebied komen. De aanvliegroute vanuit een bonte verzameling van vakgebieden – (koloniale) geschiedenis, antropologie, taal- en cultuurstudies enz. – geldt ook voor internationale literatuur over ex-koloniën. De omvangrijke en veelzijdige expertise uit de onderwijswetenschappen in de westerse wereld over benodigde aanpassingen en effectieve interventies is er niet terug te vinden. Dat vreemdetaaldocenten, linguïsten, antropologen, wereldbankeconomen, juristen, ict’ers enz. in toonaangevende rapporten voorschrijven hoe het onderwijs ingericht moet worden, is op z’n zachtst gezegd apart. Wie referenties en literatuurlijsten van ex-koloniale gebiedsdelen en de westerse onderwijswereld met elkaar vergelijkt, bekruipt het gevoel dat deze twee werelden langs elkaar heen schuiven en niet van elkaars bestaan op de hoogte zijn.
Voor de meeste mensen is het onderscheid in medische specialismen duidelijk: we weten wanneer we bij de kaakchirurg of bij de hartchirurg moeten zijn. Hoewel minder duidelijk afgebakend, bestaan dergelijke specialismen ook in de onderwijswereld en in de taalwetenschappen. De specialisten die nodig zijn voor het onderwijs in de specifieke context van de ABC-eilanden moeten expertise hebben op het gebied van ontwikkelen van schoolse kennis en (basis)vaardigheden.
Laat een reactie achter