
In de stilaan indrukwekkende reeks van het Studiecentrum voor Experimentele Literatuur (SEL), onder hoofdredactie van Lars Bernaerts, Hans Vandevoorde en Bart Vervaeck, verschenen zopas twee nieuwe boeken:
SEL-reeks 18: Vernieuwing in verstrengeling
Dynamische netwerken van tijdschriften
Jan Lampaert en Maxime Van Steen (red.)
Tijdschriften zijn cruciaal voor gemeenschaps- en opinievorming en, bijgevolg, voor artistieke en maatschappelijke vernieuwing. Dit boek stelt voor om literaire en artistieke tijdschriften vanuit een netwerkperspectief te benaderen en ons anders te doen kijken naar die vernieuwing: niet zozeer als een breuk, maar wel als een complex proces waarin verwevenheid en circulatie een centrale rol spelen.
Een diverse selectie gevalstudies demonstreert met behulp van sociale en discursieve netwerken de complexiteit van deze vernieuwingsprocessen. Het gaat om negentiende-eeuwse socialistisch-feministische tijdschriften, anarchistische en internationalistische bladen uit de eerste helft van de twintigste eeuw, naoorlogse jongerentijdschriften, neo-avant-gardistische periodieken en hedendaagse zines.
SEL-reeks 19: Jan Walravens en de beeldende kunsten
Hans Vandevoorde en Katrien Vanhamel (red.)
Vaak wordt vergeten dat Jan Walravens naast schrijver-essayist, literatuurcriticus en bezieler van het tijdschrift van de Vlaamse Vijftigers Tijd en Mens misschien wel de interessantste Nederlandstalige kunstcriticus van het derde kwart van de twintigste eeuw was. Met welk een scherp inzicht en openheid hij de kunstwereld benaderde, blijkt uit de talrijke essays, kritieken en monografieën over beeldende kunst die hij op nauwelijks twintig jaar tijd – tussen 1945 en zijn voortijdige dood in 1965 – bijeen wist te schrijven. Daarnaast leidde hij tentoonstellingen in, gaf hij lezingen, werkte hij voor radio en televisie en schreef hij teksten voor catalogi.
In dit boek wordt een van Walravens’ meest fundamentele en uitgebreide teksten over Hedendaagse schilderkunst in België (1961) heruitgegeven en geactualiseerd met een twintigtal lemma’s waarin de relatie tussen hem en belangrijke kunstenaars zowel biografisch als kunsthistorisch geduid wordt. Ze worden aangevuld met 27 teksten die hij als inleiding voor catalogi van kunstenaars schreef. Deze catalogusteksten vormen een staalkaart van de kunst in de eerste twintig jaar na de Tweede Wereldoorlog.
Laat een reactie achter