Taal: brug of barrière? Een pleidooi voor gelijke onderwijskansen in het Koninkrijk (15)

‘Taal: Brug of barrière‘ is de titel van een boek van Juana Kibbelaar. Wij hebben toestemming van de auteur deze prikkelende tekst over onderwijstaal in de Benedenwindse eilanden als serie op Neerlandistiek te plaatsen. Het boek kan ook hier worden gedownload.
Heeft iedereen hetzelfde beeld?
In de loop der jaren zijn er veel termen voorbijgekomen, zoals familiariseren, spelend leren, meertaligheid, taalvriendelijke school, translanguaging enz. Niet iedereen verstaat er hetzelfde onder en welke doelen ermee beoogd worden is tot nog toe vaag. De gedachte is veelal dat het onderwijs meertalig ingericht moet zijn, omdat de ABC-eilanden meertalige gemeenschappen zijn. Op vrijwel elke school hebben de leerlingen een verschillende taalachtergrond. Oog hebben voor de thuistalen van leerlingen draagt zeker bij aan hun welbevinden. Daarmee is nog niet duidelijk welke taaldoelen het onderwijs moet bereiken.
Naast leren lezen, rekenen, en schrijven moeten kinderen uiteraard ook meerdere talen leren: Papiaments, Nederlands, Engels of Spaans liggen voor de hand. Sommigen hebben het beeld dat doelen en niveau voor elke taal hetzelfde zijn. Maar Engels en Spaans als schoolvak aanbieden of deze talen gebruiken als middel om in andere vakken kennis op te doen is een wereld van verschil. Voor dat laatste moet er veel onderwijstijd beschikbaar zijn om het benodigde niveau te bereiken. Een schooldag bestaat uit slechts vijf uren. Dat betekent dat niet alles kan. Duidelijk moet zijn welke doelen in elk van de talen behaald moeten worden. Eveneens hoeveel onderwijstijd en welke didactische aanpak nodig is om deze doelen daadwerkelijk te behalen. Dat geeft richting aan de te maken afweging vanaf welke leeftijd de verschillende talen het beste aangeboden kunnen worden.
Bovenstaande termen klinken aantrekkelijk en de vaagheid ervan maakt dat ze door iedereen omarmd worden. Want wie wil er niet meertalig zijn? Echter, zonder duidelijkheid over te bereiken onderwijsdoelen en bijbehorende didactiek hebben we voor de leerlingen nog geen betere onderwijskansen gerealiseerd.
De decennialange talendiscussie op de ABC-eilanden heeft de kenmerken van een Babylonische spraakverwarring. Taal vormt een deel van je identiteit als mens en als volk. In het onderwijs is taal belangrijk om kennis en vaardigheden te ontwikkelen. Beïnvloed door het koloniale verleden is er op de ABC-eilanden een ingewikkelde verhouding ontstaan tussen deze twee verschillende taalfuncties. Vanwege dit verleden is de taalproblematiek in het onderwijs als postkoloniaal bestempeld. Dat verhult het fundamentele onderwijsvraagstuk voor kleinschalige talen. Uit de documentatie en de vele discussies over taal blijkt dat het vraagstuk van het belang van eigen identiteit, taal en cultuur en het beschermen ervan voortdurend verward wordt met het vraagstuk hoe een beter onderwijsrendement te behalen. Er wordt een bittere taalstrijd gevoerd, terwijl men het over twee totaal verschillende vraagstukken heeft.
Een ongemakkelijke discussie
Vanuit de emancipatiebeweging was het (terechte) streven dat er in de samenleving erkenning en waardering kwam voor eigen taal, identiteit en cultuur. Het één gaat ten koste van het ander en zo werd het Papiaments in de samenleving steeds belangrijker en het Nederlands minder belangrijk. Dat heeft op zichzelf een positieve uitwerking op het zelfbewustzijn van een volk. Echter, met dezelfde maatschappelijke tegenstelling is ook de onderwijsdiscussie gevoerd. In de onderwijsdiscussie zijn het Papiaments en het Nederlands eveneens tegenover elkaar gezet. Daarmee is het beeld gecreëerd dat je in het onderwijs moet kiezen voor één van de twee. Die beeldvorming brengt Papiamentstaligen in een spagaat. Ook zij die best inzien dat het Papiaments in het onderwijs niet oplevert wat ze hadden gehoopt, hebben het gevoel te moeten kiezen tussen hoofd en hart… Deze geforceerde keuze is voor elke yu di tera een onmogelijk dilemma.
De benadering vanuit het koloniale verleden maakt tevens dat het voor iedereen – zowel Papiamentstaligen als niet-Papiamentstaligen en zowel eilandbewoners als Europese Nederlanders – ongemakkelijk is om er publiekelijk voor uit te komen dat ze het belangrijk vinden dat kinderen op school goed Nederlands leren. Want de emancipatiebril bestempelt Papiaments als progressief en Nederlands als koloniaal. En niemand wil geassocieerd worden met termen als koloniaal, anti-Papiaments of niet-patriottisch zijn. Het beeld is gecreëerd dat meer Nederlands in het onderwijs ten koste zou gaan van het Papiaments. Uiteraard wil niemand dat het Papiaments weer terug in het verdomhoekje wordt gezet.
De decennialange bittere taalstrijd heeft ervoor gezorgd dat slechts enkelen nog bereid zijn openlijk over dit onderwerp te praten. De meerderheid zwijgt en zoekt een uitweg voor eigen (klein)kinderen. De huidige beeldvorming werkt verlammend, houdt het onderwerp in de taboesfeer en ontmoedigt een vrij debat. Het is niet verwonderlijk dat je er op deze manier al zeventig jaar niet uitkomt. Maar klopt de huidige beeldvorming wel? Hoe verhouden beide talen zich in werkelijkheid tot elkaar?
Papiaments versus Nederlands is een valse tegenstelling
De simplistische weergave van Papiaments tegenover Nederlands doet geen recht aan de complexiteit van het onderwijsvraagstuk. Want vanuit onderwijsperspectief, waarin taal het middel is om kennis en vaardigheden te ontwikkelen, is overduidelijk dat de beide talen iets heel anders voor de kinderen betekenen. Het Papiaments is de taal die hen zelfvertrouwen en houvast geeft. Als deel van de identiteit en cultuur van het eiland waar ze opgroeien vormt het Papiaments voor hen een belangrijke basis. Deze rol zal het Nederlands niet kunnen vervullen. Het Nederlands is de taal die voor kinderen de deur naar ontwikkeling van kennis en vaardigheden opent. Deze rol zal het Papiaments op zijn beurt niet kunnen vervullen. Kinderen hebben beide talen nodig. En dat betekent dat het in het onderwijs niet gaat om of-of, maar om en-en. Het beeld dat Papiaments en Nederlands tegenover elkaar staan, is een valse tegenstelling die niet klopt met de realiteit.
De huidige onderwijsvisie ziet meer Nederlands als een rem op ontwikkeling van Papiaments. De gedachte is dat abstracte concepten en taalvaardigheden eerst in het Papiaments geleerd moeten worden alvorens dat in het Nederlands kan. Dat klopt niet. Want deze vaardigheden leer je vooral door veel lezen en daar is in het Papiaments volstrekt onvoldoende mogelijkheid voor. Goed Nederlands leren is de sleutel tot het verwerven van nieuwe kennis. En kennis hebben Papiamentstaligen nodig om ook in het Papiaments over kennisonderwerpen te leren spreken en schrijven. Inzetten op Nederlands heeft dus juist een hefboomeffect op ontwikkeling van Papiamentstalige vaardigheden. Omgekeerd kan het Papiaments een brug vormen voor de leerlingen om goed Nederlands te leren. De talen staan dus niet tegenover elkaar, maar zijn aanvullend en afhankelijk van elkaar om tot bloei te komen. Er is geen sprake van dat het Papiaments weer verbannen wordt: nodig is een andere balans in de onderwijstijd.
De huidige ongebalanceerde focus op Papiamentstalig onderwijs vormt een barrière om de talen elkaar te laten versterken. Hiermee onderdrukken ze elkaar en komt het kind klem te zitten tussen beide talen. Op deze manier kan geen van beide talen goed ontwikkeld worden. Met onderkenning dat talen voor een mens niet dezelfde betekenis hebben, komt er oog voor sterke punten en grenzen van elke taal. Dat maakt de positie van de nationale taal krachtiger. Wanneer we echter doen alsof kleinschalige talen zoals het Papiaments gelijke onderwijsmogelijkheden bieden, creëren we een onderwijsprobleem voor alle sprekers van kleinschalige talen.
Goed Nederlands leren op school is cruciaal om gelijke onderwijskansen te bewerkstelligen en dat levert een bijdrage aan het opheffen van vroegere (koloniale) achterstandsposities. Met inzicht in bovenstaande samenhang tussen de talen kan elke yu di tera zonder schuldgevoel instemmen met meer aandacht voor Nederlands in het onderwijs en tegelijkertijd waardering koesteren voor nos dushi Papiamentu/o.
Welk gesprek is nodig
Taal: brug of barrière? is bovenal een oproep de onderwijsproblemen serieus te nemen en, ondanks de meningsverschillen, een ander gesprek te gaan voeren. Een gesprek waarin het niet gaat om ‘taal’ an sich maar om ‘onderwijs’: over ontwikkeling, over wat leren is en welke obstakels de huidige onderwijsinrichting opwerpt om te kunnen leren. Er is geen consensus mogelijk als men het over totaal verschillende zaken heeft. De verschillende belangen – respect en waardering voor eigen taal en cultuur enerzijds en toegang naar informatievoorziening anderzijds – staan niet tegenover elkaar, maar liggen in elkaars verlengde en kunnen elkaar ondersteunen.
Wat er moet komen is een nieuw onderwijsmodel waarin bovenstaande belangen met elkaar verenigd worden. De samenhang en afhankelijkheidsrelatie van de talen is cruciaal en moet in zowel beleid als uitvoering expliciet zichtbaar zijn, zodat inzet van Papiaments in het onderwijs daadwerkelijk functioneel wordt in het leerproces van Papiamentstalige leerlingen. Zodat zij kunnen worden wie zij willen zijn.
Laat een reactie achter