Vijftig canonteksten in de klas (13)

Op het einde van de veertiende eeuw was er in Brugge (Vlaanderen) een groepje vrienden, allemaal burgers van de stad, die elkaar geregeld ontmoetten om gedichten te lezen en te beluisteren of om samen liederen te zingen. Na een tijd beschikten de mannen en vrouwen van het gezelschap over een mooie verzameling liederen, gedichten en gebeden. Op een dag moeten ze op het idee gekomen zijn om al die teksten samen te brengen in één handschrift. Omdat ze wellicht zelf niet zo mooi konden schrijven, brachten ze al die teksten naar een schrijfatelier in Brugge en lieten ze daar overschrijven door professionele kopiisten in drie bundeltjes. Die samengebonden bundeltjes staan bekend als het Gruuthusehandschrift, omdat het manuscript later in het bezit kwam van Lodewijk van Gruuthuse, die lid was van een adellijke familie en raadsheer van de hertogen van Boergondië. Hij woonde in Brugge in een paleis, dat nu een museum is en dat jaarlijks door duizenden toeristen wordt bezocht. Het Gruuthusehandschrft, dat bewaard wordt in de Koninklijke Bibliotheek van Den Haag, bevat onder meer de teksten van 147 liederen, meestal voorzien van de melodie waarop ze gezongen moesten worden. De melodieën zijn opgeschreven in een merkwaardige streepjesnotatie, die door specialisten met veel moeite is ontcijferd. We weten dus hoe ze geklonken hebben en kunnen ze intussen ook beluisteren in diverse cd-opnames, onder meer door de Camerata Trajectina, Fala Música, Aventure en het Paul Rans Ensemble.
Gedurende lange tijd heeft men gedacht, dat Jan Moritoen, patriciër en raadslid van Brugge, de belangrijkste auteur was van de liederen. Intussen weten we met zekerheid dat de Brugse stadsdichter Jan van Hulst de meeste teksten heeft geschreven. Herman Brinkman verzorgde in 2015 een wetenschappelijke up-to-date editie van het hele handschrift in twee kloeke delen.
Drie leermiddelen
Over het Gruuthusehandschrift hebben we drie leermiddelen samengesteld. Het eerste leermiddel is bedoeld voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Het is een voorbeeld van een laagdrempelige aanpak van een oude tekst, waarbij een evenwicht wordt nagestreefd tussen actualisering en historisering. Centraal in dit leermiddel staat het Egidiuslied, dat wordt vergeleken met een hedendaags luisterlied van Clouseau. Het lied Afscheid van een vriend van Clouseau is in Vlaanderen heel bekend, omdat het vaak tijdens begrafenis- en crematieplechtigheden wordt gebruikt. De les begint met tekstervarende vragen over dit hedendaagse lied. Bij de vergelijking met het Egidiuslied komen ook de historische achtergronden aan de orde met vragen zoals: Hoe keken de middeleeuwers tegen de dood aan? Welk beeld van het hiernamaals hadden ze? Enz.
Het tweede leermiddel, dat bestemd is voor de bovenbouw, bevat een kleine bloemlezing van zes liederen uit het Gruuthusehandschrift, gevolgd door vragen en opdrachten voor de leerlingen. De teksten zijn niet herspeld, maar wel voorzien van een zo getrouw mogelijke hertaling. Via deze bloemlezing kunnen de leerlingen kennismaken met de belangrijkste liedgenres, die in het handschrift voorkomen.
In het derde leermiddel houden we ons uitsluitend bezig met het zgn. Kerelslied. Dat is een van de bekendste liederen uit het Gruuthusehandschrift, maar het vormt als historielied wel een buitenbeentje in de context van het liedboek. Het lied verwoordt de politieke ideologie van de stedelijke elite van Brugge uit de veertiende eeuw. Het beklemtoont de eigen normen en waarden van deze elite door de weergave van een omgekeerde wereld naar aanleiding van concrete politieke gebeurtenissen. In dit leermiddel moeten de leerlingen van de bovenbouw niet alleen lezen en interpreteren, maar ook luisteren naar het gezongen lied en kijken naar beeldende kunst, waarin dezelfde normen en waarden worden gepropageerd.
Alle leermiddelen bevatten werkbladen voor de leerlingen en een toelichting voor de leraar. Door middel van de vragen en opdrachten kunnen de leerlingen de teksten van de liederen zowel in de klas als thuis zelfstandig verwerken. Elk leermiddel kan daarom zowel gebruikt worden voor klassikaal onderwijs als voor zelfstudie en afstandsonderwijs.
Doelstellingen
Eerste leermiddel: ‘Egidius en Clouseau’
- De leerlingen zijn bereid om de beide liederen te beluisteren en hun luisterervaring te verwoorden.
- De leerlingen zijn bereid om hun directe tekstervaringen uit te wisselen.
- De leerlingen kunnen het Egidiuslied plaatsen tegen de achtergrond van de middeleeuwse opvattingen over de dood en het hiernamaals.
- De leerlingen kunnen de overeenkomsten en de verschillen bespreken tussen de middeleeuwse en de hedendaagse doodservaring en tussen het Egidiuslied en Afscheid van een vriend.
- De leerlingen zijn bereid om hun tekstervaring om te zetten in een creatieve schrijfopdracht.
Tweede leermiddel: ‘Liederen uit het Gruuthusehandschrift’
- De leerlingen zijn in staat om zes liederen uit het Gruuthusehandschrift te lezen en te interpreteren.
- De leerlingen zijn bereid om hun voorkeur voor een bepaald lied (of liederen) uit te spreken en hun keuze te motiveren.
- De leerlingen zijn bereid om hun luisterervaringen met de muzikale interpretatie van deze liederen uit te wisselen.
Derde leermiddel: ‘Het Kerelslied’
- De leerlingen kunnen het schilderij De boerendans of De dorpskermis van Pieter Bruegel de Oude beschrijven en interpreteren.
- De leerlingen zijn bereid om hun indrukken over de muzikale uitvoering van het Kerelslied weer te geven.
- De leerlingen kunnen het lied per strofe samenvatten.
- De leerlingen kunnen het oordeel van de dichter over de ‘kerels’ afleiden uit de inhoud van het lied.
- De leerlingen kunnen de voorstellingen van de ‘Zeven Hoofdzonden’ en de ‘Vier Uitersten’ op het gelijknamige schilderij van Jeroen Bosch beschrijven en interpreteren.
- De leerlingen kunnen het schilderij van Bosch vergelijken met de tekst van het Kerelslied en daarbij aangeven waar en hoe de hoofdzonden worden beschreven in het lied en worden afgebeeld op het schilderij.
- De leerlingen kunnen het lied en het schilderij plaatsen in de historische context van het laatmiddeleeuwse ‘beschavingsoffensief’ van de stedelingen.
- De leerlingen kunnen de historische achtergronden van het Kerelslied beschrijven.
- De leerlingen kunnen de historische achtergronden van het lied op gepaste wijze vergelijken met actuele gebeurtenissen.
- De leerlingen zijn bereid om het oordeel van de dichter over de ‘kerels’ te beschouwen als een uiting van racisme, die vandaag de dag vatbaar zou kunnen zijn voor een gerechtelijke vervolging en veroordeling.
Alle leermiddelen zijn gepubliceerd op de website KlasCement, de educatieve portaalsite van het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming.
Een algemene verantwoording van deze leermiddelen is hier te vinden.
Interessant! Ik laat mijn leerlingen ook altijd de originele versie lezen. Elk jaar probeer ik naar het gemeentelijke archief te gaan, waar mijn leerlingen dan ook de originele teksten mogen zien en ontcijferen. Altijd een favoriet, dan is het ‘echt’.