• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst
Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde

Neerlandistiek

Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek

  • Over Neerlandistiek
  • Contact
  • Homepage
  • Categorie
    • Neerlandistiek voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal

Twee middeleeuwse balladen

13 mei 2025 door Jan Uyttendaele Reageer

Vijftig canonteksten in de klas (12)

Cristofano Allori (1577–1621), Judith met het hoofd van Holofernes. (Wikimedia).

Tot de canon van de Middelnederlandse literatuur behoren twee liedteksten, waarmee de medioneerlandistiek het altijd wat moeilijk heeft gehad: de zogenaamde balladen van Heer Halewijn en van de Twee koningskinderen, afkomstig uit een wat schimmige, Keltische of Germaanse traditie van orale liedkunst. Over Heer Halewijn schrijft F. van Oostrom: ‘Het is een van de canonieke teksten van onze middeleeuwse literatuur, voor menigeen de eerste waarmee men via de school kennismaakt – hoewel de taal ervan, en de datering, op zwaargespannen voet staan met vermeende authenticiteit. Toch verdient het lied klassieke status te behouden, al was het maar om zijn ongeëvenaarde potentieel voor onderwijs, tot in de jongste klassen toe. Er is misschien geen tweede middeleeuwse Nederlandse tekst die zo weinig tijd, voorkennis en uitleg vereist en toch zo onweerstaanbaar werkt. Het lied lijkt zelf voorbeeld van zijn magnetiserende openingsregels: Heer Halewyn zong een liedekijn, al die dat hoorde wou bi hem zijn. En de magie houdt aan tot aan het happy end, waarvan de woorden met hun bizarre finaliteit al even onvergetelijk zijn: Daer werd gehouden een banket, het hoofd werd op de tafel gezet.’ (2006, p. 88).

Terecht noemt Van Oostrom het lied van Heer Halewijn ‘middeleeuws’, en niet ‘Middelnederlands’, want hoewel het ongetwijfeld heel oud is, heeft de ontdekker ervan wellicht de tekst zelf hertaald in het Middelnederlands. Die ontdekker was de negentiende-eeuwse filoloog Jan Frans Willems, die oeroude orale literatuur verzamelde en uitgaf in een Middelnederlandse kostumering onder de titel Oude Vlaemsche liederen (1848). Een geschreven of gedrukte bron van het lied van vóór die tijd is niet bewaard gebleven. Die bestaat wel van het lied van de Twee koningskinderen. Dat lied komt al voor in gedrukte liedboeken van rond 1650. Het werd uit de vergetelheid gehaald door Hoffman von Fallersleben in zijn bundel Nederländische Volkslieder uit 1856. Van deze Duitse ‘romantische’ germanist is overigens bekend, dat hij het Middelnederlands zo goed beheerste, dat hij zelf middeleeuwse balladen verzon, die door onderzoekers voor authentiek werden aangezien. Maar dat een (of beide) van deze liedteksten een dergelijke falsificatie zou kunnen zijn, is tot nog toe niet bewezen. Net als voor de sprookjes, zijn voor deze balladen vergelijkbare teksten en motieven te vinden in Engeland, Nederland, Duitsland en de Scandinavische landen. Die werden met betrekking tot Heer Halewijn allemaal netjes in kaart gebracht door J. Vanhecke, samen met de vele interpretaties, die in de loop der jaren van het lied gegeven zijn.

In de schoolboeken worden deze volksliederen meestal balladen (met slechte afloop) of romances (met goede afloop) genoemd. Sommigen spreken van ‘episch-lyrische volkskunst’. N. de Paepe vermoedt dat men deze teksten episch-lyrisch genoemd heeft, omdat het gaat om een gezongen verhaal en omdat men zich heeft laten verleiden door de termen ballade en/of romance, die oorspronkelijk lyrische, d.w.z. muzikale stukken waren. Ten aanzien van de literatuurwetenschap is de benaming episch-lyrisch echter moeilijk houdbaar. De Paepe kiest daarom voor ‘episch-dramatische middeleeuwse luisterliederen’, die telkens een episch gedeelte (het relaas van feiten) en een dramatisch gedeelte (de weergave van gesproken woorden) bevatten. De middeleeuwse balladen verschillen van de hedendaagse luisterliederen in twee opzichten: ze behoren tot de volkscultuur (ze zijn anoniem en werden mondeling overgeleverd) en ze bevatten een dramatisch gedeelte (met monologen en dialogen), waarbij men mag veronderstellen dat tijdens de uitvoering één of meer zangers/uitvoerders optraden als toneelspelers.

De balladen zijn aandoenlijke vertelsels, die je voor het merendeel kunt beschouwen als gezongen sprookjes. De dichters en bewerkers van deze liederen putten hun stof in hoofdzaak uit Germaanse sagen en sprookjes, en uit de adellijke of ridderlijke wereld van hun tijd. De helden en heldinnen van deze liederen zijn bijna altijd van adel. Hun wedervaren wordt des te dramatischer door hun afstamming, precies zoals bij de verhalen over koninklijke families in hedendaagse roddelbladen. Die vorstelijke figuren blijven in de balladen echter tamelijk schimmig, van psychologische uitwerking in moderne zin is geen sprake. Ze zijn louter voltrekkers van een handeling, vertolkers van een rol. Maar in de eenvoud en directheid van hun gedrag zijn ze heel vertederend en heel menselijk. Hun lotgevallen zijn niet aan een bepaalde tijd of plaats gebonden; het gaat om universele gevoelens en daardoor kan de luisteraar veel van zichzelf herkennen. De balladen geven aan die luisteraar de kans om even los te komen van de eigen dagelijkse ellende, te ontvluchten aan de harde werkelijkheid in een mooie droom. Daarom gaat het hier om volksliederen: anoniem, ontstaan uit het volk en gemaakt voor het volk, voor de gewone man.

F. Van Oostrom wijst erop dat men Heer Halewijn terecht een ‘vrouwenlied’ (chanson de femme) heeft genoemd: een lied uit de orale traditie, waarin een vrouw de hoofdrol speelt, en dat vaak door vrouwen werd gezongen, terwijl ze typisch vrouwenwerk deden, zoals spinnen. Toen Jan Frans Willems de tekst van Heer Halewijn opschreef, hoorde hij het vrouwen nog zingen tijdens het kantklossen. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat in zo’n vrouwenlied meestal de vrouw zelf aan het woord is, die vertelt over wat haar met name in de liefde overkomen is. Hoewel zowel in Heer Halewijn als in Twee Koningskinderen een epische verteller aanwezig is, valt het ons op, dat het verhaal telkens vanuit het perspectief van de vrouwelijke hoofdpersoon wordt bekeken en dat vooral haar gesproken woorden worden weergegeven.

Ofschoon Van Oostrom met betrekking tot Heer Halewijn suggereert, dat het succes ervan in de klas al bij voorbaat verzekerd is, hebben we toch voor de beide liederen een leermiddel ontwikkeld, waarin we recht proberen te doen aan onze didactische principes: de aanknoping bij het bekende vooraleer de verwondering over het onbekende kan ontstaan, de presentatie van het lied als een gezongen tekst en niet als een gedicht en de actualisering van de thematiek door middel van een hedendaagse liedtekst en/of een creatieve verwerking. 

Door de balladen niet als gedicht, maar als lied te presenteren, d.w.z. door ze in een gezongen en/of gespeelde versie te laten beluisteren, kunnen we onze lesdoelstellingen gemakkelijker bereiken. Niet alleen omdat we dan dichter bij de situatie komen waarin de middeleeuwers zich bevonden (mondelinge overdracht met muziek en drama), maar ook omdat we de middeleeuwse ballade dan beter kunnen vergelijken met het hedendaagse luisterlied, dat er belangrijke overeenkomsten én verschillen mee vertoont.

Dit zijn de doelstellingen van de leermiddelen:

  1. De leerlingen zijn bereid om van gedachten te wisselen over de betekenis van en hun ervaringen met de feestdag Halloween.
  2. De leerlingen kunnen het verband tussen Heer Halewijn en Halloween uitleggen.
  3. De leerlingen kunnen de beide teksten navertellen en interpreteren.
  4. De leerlingen kunnen de kenmerken van de ballade op inductieve wijze uit de teksten afleiden.
  5. De leerlingen kunnen het verhaal van Heer Halewijn schriftelijk navertellen vanuit het vertelperspectief van een van de personages.
  6. De leerlingen kunnen aantonen dat Heer Halewijn de opbouw van een sprookje vertoont.
  7. De leerlingen kunnen de middeleeuwse ballade Twee Koningskinderen analyseren en vergelijken met het hedendaagse luisterlied De Kinderballade van Gerrit Komrij en de beide liederen beoordelen.
  8. De leerlingen kunnen Twee Koningskinderen vergelijken met de sage van Hero en Leander.
  9. De leerlingen kunnen de verwijzingen naar Twee Koningskinderen in een hedendaags gedicht van Charles Ducal herkennen en interpreteren.
  10. De leerlingen kunnen zelf een hedendaagse ballade schrijven over een vreemd, luguber of tragisch gebeuren (alleen of in groepjes).

De beide leermiddelen zijn gepubliceerd op de website KlasCement, de educatieve portaalsite van het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming: Heer Halewijn en Twee Koningskinderen.

Referenties

Van Oostrom, F., Stemmen op schrift. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur vanaf het begin tot 1300. Amsterdam: Bert Bakker, 2006.

De Paepe, N., Het waren twee koningskinderen. Romances en balladen uit de middeleeuwen. Leuven: Davidsfonds, 1989.

Vanhecke, J., Het hoofd werd op de tafel gezet. Heer Halewijn in Vlaanderen en Nederland. Tielt: Lannoo, 2000.

Delen:

  • Klik om af te drukken (Wordt in een nieuw venster geopend) Print
  • Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Wordt in een nieuw venster geopend) E-mail
  • Klik om te delen op Facebook (Wordt in een nieuw venster geopend) Facebook
  • Klik om te delen op WhatsApp (Wordt in een nieuw venster geopend) WhatsApp
  • Klik om te delen op Telegram (Wordt in een nieuw venster geopend) Telegram
  • Klik om op LinkedIn te delen (Wordt in een nieuw venster geopend) LinkedIn

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Aan het laden...

Gerelateerd

Categorie: Neerlandistiek voor de klas Tags: letterkunde, liedteksten, middeleeuwen

Lees Interacties

Laat een reactie achterReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Primaire Sidebar

Gedicht van de dag

Frans Buyle • Anders

Het was anders. De wind
was anders van toon.
Ik vroeg de weg: het kind
aarzelde ongewoon.

➔ Lees meer

Bekijk alle gedichten

  • Facebook
  • YouTube

Chris van Geel

BERICHT HOE WE ZITTEN

Adem zien te halen
is het enige en
kijken of er geen paard aan komt.
 

Bron: Het Zinrijk, 1971

➔ Bekijk hier alle citaten

Agenda

25 augustus 2025: Het Colloquium Neerlandicum 2025

25 augustus 2025: Het Colloquium Neerlandicum 2025

23 juni 2025

➔ Lees meer
19 september 2025: Laatzomer Conferentie NDN

19 september 2025: Laatzomer Conferentie NDN

22 juni 2025

➔ Lees meer
2 juli 2025: Boekpresentatie ‘Een nieuw geluid’

2 juli 2025: Boekpresentatie ‘Een nieuw geluid’

21 juni 2025

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle agendapunten

Neerlandici vandaag

geboortedag
1921 Albert Sassen
➔ Neerlandicikalender

Media

Hoe je taal maakt en hoe taal je raakt

Hoe je taal maakt en hoe taal je raakt

22 juni 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
De structuur van wetenschappelijke artikelen

De structuur van wetenschappelijke artikelen

21 juni 2025 Door Marc van Oostendorp 1 Reactie

➔ Lees meer
Het culturele landschap van Frits van Oostrom

Het culturele landschap van Frits van Oostrom

19 juni 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle video’s en podcasts

Footer

Elektronisch tijdschrift voor de Nederlandse taal en cultuur sinds 1992.

ISSN 0929-6514
Bijdragen zijn welkom op
redactie@neerlandistiek.nl
  • Homepage
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Over Neerlandistiek
  • De archieven
  • Contact
  • Facebook
  • YouTube

Inschrijven voor de Dagpost

Controleer je inbox of spammap om je abonnement te bevestigen.

Copyright © 2025 · Magazine Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in

  • Homepage
  • Categorie
    • Voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal Neerlandistiek
  • Over Neerlandistiek
  • Contact
 

Reacties laden....
 

    %d