(Volgens Özcan Akyol, dan)
Özcan Akyol is een van die scribenten die me, als ik iets van hen lees, doen denken aan de klassieke regel van Tonnus Oosterhoff: ‘Ik ben onverwacht geen helder denker geworden’. Hij wil zo graag, maar heeft het allemaal nét niet. Gedebuteerd met een boek dat de klassieke schelmenroman nog maar eens uitkauwt, een tweede roman die zo mogelijk nog wat minder opzienbarend was, toen nog eentje, alsook een Boekenweekessay waarin hij hallucinant slecht gedocumenteerde onzin mocht verkopen (of eigenlijk: weggeven, want volgens mij was het een gratis boekje) en daarmee werd hij vooral een opiniërende Nederlander.
Dat is op zichzelf niet zo verschrikkelijk allemaal, hij valt er doorgaans niemand mee lastig want erg opzienbarend zijn zijn meningen allemaal niet: zijn column in Algemeen Dagblad betreft tamelijk kleurloos opgenoteerde verhalen, waaraan geen buil te vallen valt. Slechts heel soms vertoont Akyol wél een aanvechting tot mening en dan is het meestal mis. Zo maakt hij de AD-lezer op 9 mei jl. deelgenoot van zijn zorgen over de Nederlandstalige roman, die zich in crisis zou bevinden:
Dat genre, traditiegetrouw een spiegel van de tijd waarin we leven, kwam afgelopen woensdag helemaal niet voor in de lijst met bestverkochte boeken.
Daar voegt hij met ernstig gefronste wenkbrauwen aan toe:
Dat is een vrij zorgwekkende ontwikkeling, maar er heeft geen serieus medium over bericht, vermoedelijk omdat artikelen over proza en poëzie totaal geen clicks genereren en daarom automatisch oninteressant zijn.
Waarna een soort van apotheose volgt:
De stroeve lezers, oftewel de kinderen die liever een citroen eten dan een boek openslaan, haken momenteel helemaal af, doordat literatuur thuis niet wordt aangemoedigd en er ook steeds minder lezende docenten zijn die als bevlogen gids kunnen fungeren.
Ik denk niet dat ik overdrijf als ik schrijf dat de Nederlandse fictie een terminale branche is, overgeleverd aan de apathie en onwetendheid van instituten die eigenlijk als de wiedeweerga met een Deltaplan zouden moeten komen.
Ik denk niet dat ík overdrijf als ik schrijf dat Akyol zelf juist heel goed weet hoe je clicks moet genereren, namelijk met een eenduidig doemscenario (een ‘terminale branche’). Wie een beetje verder peinst, moet hier toch minimaal twee zaken op afdingen.
Allereerst zou ik eens willen dat Akyol ophoudt met (opnieuw) docenten Nederlands te bashen. In plaats van die beroepsgroep weer eens een laffe veeg uit de pan te geven, zou je ze het respect moeten geven dat ze verdienen, deze mensen die, zoals ik ze ken, volop betrokken zijn op hun vak, inclusief de literatuur, en niets dan hart voor de zaak hebben. Onderzoek toont bovendien dat het palet van aangeboden literatuur aanzienlijk veelkleuriger is dan een gemakzuchtig neergepend columnistencliché stelt. Maar ja, dichtte Remco Campert al, ‘de kranten willen het anders’, en dat was toen de digitale media nog uitgevonden moesten worden. Akyol strooit dus zijn gemakzuchtig strooigoed van vooroordelen over ‘de’ leraar Nederlands (waarover Coen Peppelenbos hem destijds overigens met betrekking tot zijn Boekenweekessay al terechtwees) ruimhartig in elke hoek.
Curieuzer is de aanleiding tot Akyols zelfverzonnen doemscenario: er staat geen Nederlandstalige literatuur in de lijst met bestverkochte boeken. De link met het literatuuronderwijs ontgaat me. Zou een verkoopsucces van, laten we zeggen, de nieuwe Arthur Japin zo’n boek acuut het onderwijs in katapulteren?
Hier een probleem zien is als beweren dat Gordon die de hitparade niet haalt het einde van de Nederlandse muziek betekent.
En wél een notering bij de bestverkochte boeken is natuurlijk ook geen garantie voor wat dan ook. Met zijn laatste roman, Afslag 23, om maar eens een willekeurig voorbeeldje te noemen, stond Akyol vijftien weken in de bestsellerlijst. Over dat boek had de serieuze kritiek niettemin weinig vrolijks te melden: de ‘combinatie van zelfmedelijden en sentimentaliteit zou je er bijna toe verleiden om Afslag 23 te lezen als een literaire smartlap. Maar dat is buiten Özcans vlakke toon en voortkabbelende stijl gerekend.’ Aldus, bijvoorbeeld, de Volkskrant van 28 oktober 2023.
En hoe kun je spreken van een ‘terminale branche’, als er elk jaar nog meer dan 200 nieuwe Nederlandstalige romans op de groslijst van de Librisprijs staan? Het mag ook weleens gezegd dat dit een staalkaart vertegenwoordigt van het veelzijdige, veelkleurige en diverse karakter in elk opzicht van de Nederlandstalige roman. Zeker niet allemaal goed of heel goed, maar wel vitaler, verreikender én levensvatbaarder dan Akyol met z’n clickbait voor de AD-lezer suggereert.
Niet de leraren Nederlands, de uitgeverijen, critici of de ‘apathie en onwetendheid’ van de ‘instituten’ zijn hier het probleem, maar de luiheid en onnadenkendheid van een columnist op een doordeweekse vrijdagochtend.
Het Boekenweekessay kostte destijds € 3,75. https://www.tzum.info/2020/03/recensie-ozcan-akyol-generaal-zonder-leger/
Dan blijven het goedkope meningen…
Aykol is een beetje een opportunist met zijn artikel over de Nederlandse literatuur. Hij lijkt een andere mening te zijn toegedaan in zijn eigen boekenprogramma, dat gevarieerd en levendig is met Nederlands werk en Nederlandse schrijvers. Natuurlijk zijn er veel mensen die er behoefte aan hebben om hun eigen levensverhaal op te schrijven, maar er zijn er te veel dit het ook willen publiceren. We leven nog steeds in het ik-tijdperk, met veel te grote ego’s. Misschien heeft Eus daar ook een beetje last van: hij wil hoe dan ook in the picture blijven.
Schrijvers schrijven tegenwoordig alleen maar over zichzelf en hún toko. Van Tzum kun je niet verwachten dat er eens een flinke kritiek komt op goedkope meningen. Coen verzamelt juist goedkope meningen om die te verkopen aan haar lezers. Maar ik lees elke dag Tzum wanneer ik de vierkante meter opzoek.
“In plaats van die beroepsgroep weer eens een laffe veeg uit de pan te geven, zou je ze het respect moeten geven dat ze verdienen, deze mensen die, zoals ik ze ken, volop betrokken zijn op hun vak, inclusief de literatuur, en niets dan hart voor de zaak hebben.”
Zou het een idee zijn deze zin op posters af te drukken en op elke straathoek op te hangen? Ik ben de gratuite verwijten in het onderwijs zó vreselijk zat, temeer omdat werkelijk iedereen eraan mee lijkt te doen.
Coen Peppelenbos, leraren komen om van het werk en lezen daardoor minder? Vooral tijdens die studie – HBO of universitair – moet de slag geslagen worden, want na de studie krijgen docenten zoveel op hun bordje dat er van lezen weinig meer terechtkomt.
https://www.tzum.info/2023/01/column-coen-peppelenbos-meer-lezen-minder-crisis/
Het punt dat Jos Joosten maakt is glashelder. Toch moet ik onwillekeurig denken aan wat Arnon Grunberg ooit over een minder begaafde collega zei: “Kluun de vijand noemen is te veel eer.”
C’est le ton qui fait la musique.
Mij klinkt de toon van dit stuk wat vals in de oren…
Och, och, och.
De club krijgt kritiek.
Gelijk weer in de slachtofferrol.
En erger: de arrogantie druipt er vanaf.
Stop toch ‘s met dat gejank. Snuit je neus, wees een vent en ga verdorie aan je werk.