
De Engelsman Christopher Taylor (1962) werd bekend als linguïstische savant, die tientallen talen beheerst ondanks zijn ernstige verstandelijke beperking, die ontstond na een hersenbeschadiging in zijn jeugd. Dit zou kunnen wijzen op taal als een modulair systeem: dit systeem kan intact blijven, terwijl andere cognitieve functies sterk zijn aangetast. Christopher moet in een instelling wonen omdat hij niet voor zichzelf kan zorgen. Het dichtknopen van zijn overhemd, zichzelf verzorgen of het stofzuigen van de vloer zijn taken die hem moeilijk vallen. Het is voor Christopher ook niet mogelijk om zich voor te stellen dat anderen een ander bewustzijn hebben, dus de dingen anders zien.
Dat bleek uit een documentaire over Christopher, waarin zijn onderzoeker, de linguïst Neil Smith, een test met hem uitvoert. Aan tafel zit hij met Christopher en een jongen uit dezelfde instelling, Nicky genaamd. Op de tafel ligt een bos sleutels. Smith stuurt Nicky even de kamer uit, pakt de bos sleutels en legt die onder een map neer. Vervolgens vraagt hij Christopher waar Nicky zal gaan kijken als hij weer binnenkomt. Christopher wijst naar de map. Nicky komt binnen en krijgt de vraag waar de sleutels zijn en constateert dat ze weg zijn. Christopher beseft niet dat Nicky niet kan weten waar de sleutels zijn gebleven, maar antwoordt eigenlijk op de vraag Waar liggen de sleutels als Nicky binnenkomt?
Hopeloze onderneming
Ondanks ernstige cognitieve beperkingen lijkt er niets aan de hand met zijn taalkundige competentie. Hij spreekt tientallen talen en hij kan van de meest uiteenlopende talen precieze vertalingen geven in het Engels. Uiteenlopend, want het gaat om talen als het Deens, Nederlands en Duits (Germaans), Frans, Italiaans en Portugees (Romaans), Pools (Slavisch), maar ook om talen als het Grieks, het Hindi en het Welsh, en zelfs niet Indo-Europese talen als het Fins en het Turks. Het zijn wat voorbeelden: ook talen als het Chinees, het IJslands en het Russisch beheerst hij.
Het uitzonderlijke vermogen van Christopher wordt beschreven in het boek The Mind of a Savant: Language Learning and Modularity uit 1995 van de hand van de reeds genoemde onderzoeker Neil Smith en zijn collega Ianthi-Maria Tsimpli. Het boek voert diverse argumenten aan om het idee te verdedigen dat het menselijk taalvermogen in hoge mate modulair is: ook als andere cognitieve functies ernstig zijn aangetast, kan dit taalvermogen intact blijven. Wat echter nu vooral interessant is naar aanleiding van het artikel van Marc van Oostendorp onlangs in Neerlandistiek is dat de onderzoekers uitgaan van een Universele Grammatica, die ook op volwassen leeftijd nog werkt. Om die visie te onderbouwen heeft men een test gedaan met Christopher waarbij hij eenvoudige zinnetjes moest leren die voldeden aan enkele regels die in geen enkele taal voorkomen. Regels dus die in de ogen van de onderzoekers door de Universele Grammatica uitgesloten zouden moeten worden. Wat voor de andere proefpersonen zonder cognitieve beperkingen een heel simpel klusje was, bleek voor Christopher een hopeloze onderneming: hij bracht er niets van terecht.
Nodige twijfel
Dit lijkt aan te sluiten bij wat Marc zegt in zijn artikel: kinderen kunnen taal onderscheiden van verbale onzin, zoals zinnen die achterstevoren ten gehore worden gebracht. Zo weet Christopher niet wat hij aan moet met zinnen die in strijd lijken te zijn met ons aangeboren taalvermogen. Mijn ervaring in het NT2-onderwijs laat iets zien wat hier sterk op lijkt. Tweedetaalverwervers lijken tot op zekere hoogte ook onderscheid te kunnen maken tussen grammaticale en kromme Nederlandse zinnen in het taalaanbod. Eenvoudige zinnen aanbieden met woorden die aansluiten bij hun woordenschat op dat moment is dan ook aan te raden. Vereenvoudiging in een mate waarin de taal krom begint te worden, is af te raden. Een mooie parodie op de manier waarop een spreker zijn taal aan een buitenlander meent te moeten aanpassen is natuurlijk de sketch bij de groenteboer van Van Kooten en De Bie.
Een feit blijft in elk geval dat kinderen het extreem ingewikkelde systeem van de moedertaal leren beheersen op een leeftijd dat eenvoudige rekensommetjes nog niet begrepen worden. Samen met wat hierboven werd gezegd over de prestaties van de tweedetaalverwerver Christopher lijkt mij dit goed aan te sluiten bij de nodige twijfel over de opvatting dat we ter wereld komen als een tabula rasa op het gebied van taal.
Laat een reactie achter