Interviews verpakt in een roman
Als interviewer voor dagblad Trouw toetste Arjan Visser sinds 1997 van meer dan vijfhonderd bekende en onbekende Nederlanders hun levenswandel aan de Tien Geboden. In De allemansvriend vlecht hij op soepele wijze autobiografie en fictie door elkaar heen tot een intrigerende roman. Daarbij overtreedt hij zelf enkele Geboden en speelt hij in op de Bijbelse verhalen van zowel ‘De verloren zoon’ als ‘Kaïn en Abel’. Visser vertelt alsof je naast hem aan de toog zit.
Visser is beroepsinterviewer uit noodzaak. Zijn romans, geprijsd en geprezen, leveren te weinig geld op om van te leven. In De allemansvriend zet hij het interviewen (dienstbaarheid) af tegen het schrijven van een roman (eigen baas zijn, zelf iets verzinnen). Als interviewer moet je jezelf wegcijferen, de ander podium geven. Visser geeft een aantal interessante definities van het vak interviewen: ‘Een interview werd steeds vaker een verzameling woorden die ergens moest worden opgehaald, een homp klei waar ik een mooi beeldje van ging boetseren.’ Boetseren is vormgeven aan de op de recorder opgenomen woordenstroom. Antwoorden componeren tot een vanzelfsprekend, leesbaar geheel. De interviewer dient zijn ergernis te verhullen (Visser zou misschien eens de Tien Geboden van een interviewer moeten opstellen).
Roman en interview vallen samen in het gesprek van de hoofdpersoon met het personage William Kaptein: ‘Terwijl het gesprek voortkabbelde, kwam de ergernis op als gal. Ik zag mezelf daar zitten, begripvol knikkend, alles voor zoete koek slikkend, terwijl ik eigenlijk had willen zeggen dat ik walgde van Kapteins zelfingenomenheid. Dat ik er zo langzamerhand genoeg van begon te krijgen de aangever te moeten zijn van zoveel middelmatige clowns. Dat ik dit voor het geld deed en niet, zoals ik keer op keer deed voorkomen, omdat ik het allemaal zo interessant en belangwekkend vond wat er werd verteld en ze iedere seconde mijn onverdeelde aandacht verdienden.’ Een interview moet zo veel mogelijk op een ‘gewoon gesprek’ lijken. Eerder flirten dan de confrontatie aangaan: ‘Ik wilde iedereen te vriend houden. En nog liever dat ze van me zouden houden.’ Maar na de ontmoeting en de publicatie is het contact voorbij. Hij haalt meer eer en plezier uit het schrijven van een roman. Maar daar is niks mee te verdienen: ‘Laat je literaire ambities varen! Wil je dit echt blijven doen? Romannetjes schrijven, vol diepere lagen en subtiele verwijzingen die toch niemand opmerkt? Genegeerd of slecht besproken worden door zure critici, leeftijdsgenoten met een topzwaar minderwaardigheidscomplex.’ Zo, in een roman kan de interviewer zijn gal spuwen.
Gelukkig heeft hij een vriendin, ‘Miriam’, met geld. Zij werkt bij Nationale Nederlanden. Maar zij begint genoeg te krijgen van het moeizame gedoe van haar vriend met zijn karig inkomen van enkele interviews per maand en de tijd en energie die hij stopt in weinig succesvolle romans, die bovendien in de familie leiden tot onbegrip en gekwetstheid. De relatie met Miriam komt steeds meer onder druk te staan. Tot het misgaat. Ondertussen schrijft hij in zijn huisje in Tinchebray-Bocage in Normandië aan het ‘Broederboek’. ‘Interviewers zijn rare mensen,’ schrijft Visser binnen de roman in een mail aan Frénk van der Linden als reactie op een verzoek om een tekst voor een feestbundel ter ere van interviewer Frénk. ‘Ze willen zich dienstbaar opstellen en zeuren vervolgens over gebrek aan waardering. Ze blijven buiten beeld, maar verlangen er heimelijk naar gezien te worden. Dus interviewen ze elkaar. Of schrijven verhalen over de interviews die ze hebben gemaakt.’ Dat laatste is precies wat er in De allemansvriend gebeurt. ‘Maar dat is het precies! Een verhaal. Verpakt als interview. Beetje jongleren met feit en fictie! Daar weet jij wel raad mee toch?’ laat Visser het personage Jack Williams (de broer van William) in een interview in de roman opmerken.
Het is een aanstekelijke roman geworden van een rasverteller, waarin Visser zijn gereformeerde achtergrond (de onzichtbaarheid van God) vervlecht met goed en kwaad, met de slechtheid van zijn personages en de (on)zuiverheid van de hoofdpersoon die zich laat omkopen. Voor € 75.000,- interviewt hij vastgoedmagnaat Jack Williams. Een geautoriseerd interview, dat in Trouw wordt gepubliceerd. Het ‘Broederboek’ waarnaar in de roman wordt verwezen, verwijst naar de relatie tussen de broers William en Jack Kaptein (Kaïn en Abel). Daarnaast speelt als gespiegeld beeld de verhouding van de hoofdpersoon en diens broer Vincent een rol, met een impliciete verwijzing naar het Gebod ‘Eert uw vader en uw moeder’ . Vincent voelt zich in zijn succes door zijn vader tekortgedaan, niet gewaardeerd, terwijl hij (de vader) van de sappelende interviewer en schrijver (de verloren zoon) elke gepubliceerde snipper blijkt te hebben verzameld in een album.
De zelfspot geeft de antiheld iets sympathieks. We volgen de interviewer en schrijver op zijn pad naar de nieuwe chef van de redactie van Trouw en naar een afspraak op zijn uitgeverij Atlas Contact. De roman geeft een verhelderend inkijkje in de wereld van opdrachtgevers van tijdschriftredacties en de afhankelijke positie van een freelancer tegenover de ‘chef’ van een krant: ‘De laatste jaren ging ik in tijgersluipgang voort, niet per se onzeker over mijn prestaties of bang voor te hoge verwachtingen van de opdrachtgevers, maar er bestond altijd een kans dat er ergens een nieuwe chef werd aangenomen, iemand die met een eigen poule van journalisten werkte, waardoor ik van de ene op de andere dag overbodig zou worden.’ Een zeer herkenbaar gegeven voor freelancers. Visser beschrijft een authentieke wereld met veel bekende namen. Leesvoer voor voyeurs.
De Allemansvriend, Arjan Visser, Uitgeverij Atlas Contact

Laat een reactie achter