Een boek over het Hellendoorns dialect

De taal van Hellendoorn van Jan Nijen Twilhaar biedt een unieke kijk op de taal en cultuur van Hellendoorn. Ik ben veel te weten gekomen over de taal en cultuur van Hellendoorn waar ik wel geboren, maar niet getogen ben. Mijn ouders waren net als Gerard en zijn vrouw uit het boek: ze wilden hun kinderen (helaas voor mij) geen streektaal als moedertaal leren. Ze verhuisden bovendien al snel na mijn geboorte naar het noorden van het land. Omdat mijn ouders hun streektaal wel met de familie spraken, heb ik passief toch heel wat streektaal opgepikt. Daarmee ben ik een deel van de doelgroep voor wie het boek bedoeld is, maar het boek is vooral gericht op mensen die het Hellendoorns als moedertaal hebben.
Het boek bevat 28 hoofdstukken en gaat over heel uiteenlopende aspecten van het Hellendoorns. In hoofdstuk 2 beschrijft de auteur hoe mensen de streektaal als moedertaal waarderen. Daarna volgt een uiteenzetting over de oorsprong van het Hellendoorns (hoofdstuk 3) en hoe het Hellendoorns zich verhoudt tot anders Sallandse streektalen.
De hoofdstukken 5 t/m 23 vormen de taalkundige kern. Als fonoloog heb ik vooral genoten van hoofdstuk 5 over klanken, uitspraak en spelling, en de hoofdstukken over verkleinwoordvorming (hoofdstuk 19), meervoudsvorming (hoofdstuk 20) en de vervoeging van werkwoorden (hoofdstuk 22), omdat die opmerkelijke fenomenen beschrijven. Eén aspect viel me direct op: de woorden met een -e als meervoudsvorm hebben heel vaak Umlaut, terwijl dat niet zo lijkt te zijn bij woorden met de uitgang –en of –s. Opmerkelijk is dat er ook woorden zijn die zowel -e als –en als meervoudsuitgang kunnen hebben. Die gedragen zich morfofonologisch dan ook anders afhankelijk van het suffix: bócht – buchte/bóchten, of loek – luke/loeken. Dat ga ik nog eens verder uitzoeken!
Het Hellendoorns is ook voor morfologen en syntactici interessant: het maakt bijvoorbeeld nog onderscheid in drie geslachten: voor onbepaald en bepaald lidwoord zijn de mannelijke vormen respectievelijk nen en den, de vrouwelijke ne en de, en de onzijdige een en het.
Hoofdstuk 24 geeft een lijst van 150 vergeten Hellendoornse woorden, en er zou ongetwijfeld een veel langere lijst kunnen worden aangelegd van woorden die op de nominatie staat om vergeten te worden, zgn. vergeetwoorden. Deze lijst van 150 is gebaseerd op het werk van Johanna van Buren (1881-1962), die in veel hoofdstukken wordt aangehaald. Zij was een dichteres die Jan Nije Twilhaar ‘zonder schroom tot de grootsten in de Nederlandse literatuur wil rekenen’. Zij schreef in het Hellendoorns, maar in tegenstelling tot Gerard en zijn vrouw (en mijn ouders), was ze heel modern en vond dat je naast je moedertaal (streektaal) ook je best moest doen om Nederlands te leren (p23):
ik bidde oew, jonge volk van noew:
Hoalt d’eigen sproake in eer’,
Oew beste doon dej Hollaansch könt,
Mar … ’t eig’ne neet verleer’n.
Interessant is ook het hoofdstuk over naamgeving: het handelt over de oorsprong van baldadige achternamen zoals Potjebier en Helleganger, voornamen zoals de meisjesnaam van mijn moeder ‘Gerritdina’ en namen van streken – hardlopers kennen wellicht de naam van de hardloopwedstrijd over de Holterberg: ‘de diepe hel’.
Het boek sluit af met een overzicht van fictie en non-fictie geschreven in het Hellendoorns. Daarmee toont de auteur aan dat het Hellendoorns een volwaardige taal is waarin ook uitstekend literaire of wetenschappelijke werken kunnen worden geschreven. Uiteraard komt het leven en werk van Johanna van Buren uitgebreid aan bod, maar ook vertalingen in het Hellendoorns van gedichten van bijvoorbeeld Gerrit Achterberg, M. Vasalis en Rutger Kopland. Ook de Middelnederlandse Van den vos Reynaerde en de Oudsaksische Heliand zijn in het Hellendoorns vertaald.
Kortom, dit is een veelzijdig boek over het Hellendoorns dat veel mensen zal boeien en wellicht zal inspireren om het Hellendoorns nog eens te onderzoeken. De liefde van de auteur voor zijn moedertaal ‘het Hellendoorns’ straalt ervan af en maakt de lezer nieuwsgierig. In elk geval deze lezer.
Jan Nijen Twilhaar. De taal van Hellendoorn. Uutgeverieje ’n Boaken, 2025. Bestelinformatie
Laat een reactie achter