
Op 21 mei 1952 werd Renée Alice Martha Goverina van Bezooijen geboren in het Belgische Kortrijk, op 21 juli 2025 overleed ze in het Friese Kûbaard. Twee plaatsen waarvan de naam begint met en K, en dan houdt de gelijkenis meteen op. Het is tekenend voor Renée, die zich in een veranderlijke loopbaan ontwikkelde van klankgeleerde tot kunstenaar (zonder dat eerste overigens helemaal op te geven).
Tussen Vlaanderen en Friesland liggen Zwijndrecht en Dordrecht, waar ze opgroeide, en in die laatste plaats bezocht ze de middelbare school (gymnasium alfa). Zelf heeft ze voor de klas gestaan als docente Frans op het Stedelijk Lyceum te Zutphen. Dat beroep sloot mooi aan bij haar kandidaatsstudie Franse Taal- en Letterkunde, en misschien iets minder bij het vervolg, Algemene Taalwetenschap, waarvan ze het doctoraaldiploma in 1977 cum laude behaalde. Haar doctoraalscriptie Piagets ideeën over de relatie tussen taal en denken, als boekje uitgegeven (Grammarij, Nijmegen, 1976), heeft ze geschreven tijdens haar tweejarig verblijf aan de American University in Cairo. Ze kon meteen daarna in het onderwijs terecht, maar later sprak ze over die betrekking niet anders dan met de grootste afschuw (maar dat gold dan weer niet voor haar woonplaats Zutphen). Lesgeven aan matig geïnteresseerde pubers was voor Renée, bij wie het alles of niets moest zijn, duidelijk niets. Die blauwe maandag heeft dan ook maar een half jaar, van maart tot oktober 1977, geduurd.
Promotiediner
Gelukkig kon ze nog datzelfde jaar terugkeren naar haar alma mater, de Katholieke Universiteit Nijmegen. Daar begon ze als promotie-assistent bij het Instituut voor Fonetiek. In april 1983 kon ze aan de slag bij hetzelfde Nijmeegse instituut, maar nu als postdoc, betaald door ZWO. Die aanstelling duurde tot april 1986, en in die periode is ze, op 4 oktober (dierendag!) 1984, gepromoveerd op het proefschrift Characteristics and recognizability of vocal expressions of emotion (Foris, Dordrecht, 1984), ook weer cum laude.
Nadat haar Nijmeegse aanstelling afliep is ze naar de UvA gegaan, waar ze toegevoegd onderzoeker werd bij het Instituut voor Fonetische Wetenschappen om de kwaliteit (verstaanbaarheid en natuurlijkheid) van Nederlandssprekende computers te bepalen. Het werk daarvoor verrichtte ze vooral in Nijmegen. In 1991 keerde ze weer terug naar de Nijmeegse universiteit, nu bij de Vakgroep Algemene Taalwetenschap en Dialectologie, eerst vijf jaar als KNAW-onderzoeker en vanaf 1996 als universitair hoofddocent (in vaste dienst). Uit die tijd moet ook haar relatie met de Leidse foneticus Vincent van Heuven (haar latere echtgenoot) dateren. Ik leerde Renée, die ik tot dan toe vooral van naam kende, pas echt kennen op mijn promotiediner (in 1992) waarbij Vincent, referent van mijn proefschrift, met zijn kersverse partner aanzat.
Bankje
De dialectologie was voor haar een relatief nieuw terrein, maar wel een terrein waar ze zich direct uitstekend thuis voelde. Naar analogie van de Nederlandse Vereniging van Fonetische Wetenschappen, waarvan ze van 1995 tot 1998 secretaris was, zette ze de Vereniging voor Dialectwetenschap op, die voor verbinding tussen de dialectologen moest zorgen toen de Werkgemeenschap Dialectologie van de Stichting Taalwetenschap (onderdeel van ZWO/NWO) ophield te bestaan. Van die vereniging werd ze ook meteen maar voorzitter. En tevens redacteur van het tijdschrift, VDW-Berichten, dat niet altijd gemakkelijk met berichten uit de Vlaamse en Nederlandse instituten te vullen was. Om toch iets te maken waar de lezers naar uit konden kijken, bedachten we de serie Op de schouders van reuzen (vrij naar Isaac Newton), waarin we gepensioneerde dialectologen vroegen naar hun herinneringen, en naar hun huidige visie op het vak. Dat waren zonder uitzondering boeiende gesprekken, maar ook wat zich buiten het interview (en de blik van de lezer) afspeelde, was niet zelden bijzonder.
Ik herinner me dat we Cor van Bree thuis in Oegstgeest zouden opzoeken, en dat we constateerden dat de bus die ons van het Leidse station naar Cors huis zou brengen nog wel een kwartier ofzo op zich zou laten wachten. Renée stelde voor dat we dan maar zouden gaan lopen: niet helemaal zo snel (het was een afstand van drie kilometer), maar beter dan een kwartier plaatsnemen op het bankje van de bushalte, waar Renée duidelijk het geduld niet voor had.
Onorthodox
Na elf jaar gaf ze de comfortabele positie van UHD, die ze gemakkelijk tot haar pensioen had kunnen houden, op. Ze moest ook aan niet-geïnteresseerde studenten les geven, en daar voelde ze, net als destijds in Zutphen, niet veel voor. Op haar verzoek werd ze vanuit Nijmegen gedetacheerd bij de Fryske Akademy. Daaraan ten grondslag lag een diepe liefde voor het Fries. Die was niet toen pas komen aanwaaien, want al in 1996, toen ze nog maar net begonnen was als UHD in Nijmegen, had ze een tiendaagse stoomcursus Fries voor niet-Friestaligen gedaan op Terschelling, een eiland dat anderen bezoeken voor de geneugten van strand, rust of een festival. Na afloop van haar detachering werkte ze op onbetaalde basis door bij de Fryske Akademy. Zij werd benoemd tot lid van de Fryske Akademy, en ontving in 2008 de Wopke Eekhoffprijs voor haar boek Het raadsel van de ratelaar. Romdom de r in het Leewarders en het Fries (Fryske Akademy, Ljouwert, 2006). Gedurende drie jaar, van 2008 tot 2011, kon de frisistiek gecombineerd worden met betaald werk aan de Rijksuniversiteit Groningen. Betrekkelijk dichtbij, want inmiddels had de liefde voor Friesland zich ook vertaald in een verhuizing naar de Friese hoofdstad. Weer later kwam daar een weekendhuis in het (kunstenaars)dorp Kûbaard bij – en veel Frieser dan Kûbaard kun je het niet krijgen. Daar was ook ruimte voor een andere grote passie, haar katten, en ook die passie vertaalde zich in concrete daden: Renée was van 2008 tot 2012 actief als secretaris in het bestuur van de provinciale afdeling van de Partij voor de Dieren.
En of dit alles nog niet genoeg was om de dagen gevuld te krijgen, had Renée er nóg een passie bijgekregen, die met dezelfde inzet in daden werd omgezet: de beeldende kunst, o.a. mozaïeken, aquarellen en ‘mixed media’. In 2015 ging ze studeren aan de Kunstacademie Fryslân (KAF), waar ze in 2019 afstudeerde. Haar afstudeerproject was een tegelwand met 350 tegeltjes van foamboard; op ieder tegeltje had zij een andere, uniek vormgegeven vogel afgebeeld. In de toelichting op dat werk legde Renée verband tussen taaldiversiteit en (de teloorgang van) biodiversiteit. In het kiezen van de beeldende kunst als een uiting van haar persoonlijkheid toonde Renée overigens een treffende overeenkomst met die andere grote fonetica/dialectologe, Louise Kaiser.
Op 21 juli is aan al die activiteit een einde gekomen. Renée is 73 jaar oud geworden. Naar de huidige maatstaven is dat niet heel oud, maar, zoals een collega opmerkte, ze heeft in de 73 jaar gedaan waar een ander minimaal twee levens voor nodig zou hebben, en waar hier maar een klein deel van geschetst kon worden. Wat blijft zijn de vele, indrukwekkende publicaties, de prachtige kunstwerken, maar vooral de herinnering aan iemand die in alle opzichten uniek en onorthodox was.
Veel dank, Harrie, voor deze mooie herinneringen aan Renée, mijn zeer gewaardeerde collega bij de KUN, later Radboud.
Maarten Klein