
Om te weten te komen hoe iets werkt, is het vaak nuttig om te kijken naar grensgevallen. Het proefschrift waarop Aurélia Nana Gassa Gonga aanstaande maandag in Nijmegen hoopt te promoveren, gaat over een grensgeval waar het gaat om taal: het zogeheten International Sign (IS), een gebarentaalsysteem waarmee Dove mensen over de grenzen heen kunnen communiceren.
Is IS een taal? Lange tijd werd om te beginnen gedacht dat gebarentalen sowieso geen talen zijn, maar daarvan is iedereen die er iets van af weet teruggekomen: in gebarentalen kun je alles uitdrukken wat je maar kunt zeggen. Gebarentalen verschillen bovendien van elkaar zoals gesproken talen dat doen, en ze hebben nauwelijks iets te maken met de gesproken taal van het land: Nederlandse Gebarentaal (NGT) lijkt bijvoorbeeld nauwelijks op Vlaamse Gebarentaal (VGT).
Uitbeelden
Maar dat zegt nog niet meteen dat International Sign óók een taal is. Waar NGT en VGT bijvoorbeeld een min of meer stabiel lexicon hebben (voor alle dingen is er een conventioneel bepaald woord), ligt dit allemaal voor IS helemaal niet zo vast. Er worden wel vaak woorden gebruikt uit de Amerikaanse Gebarentaal (ASL), omdat dit op veel wereldpodia een dominante taal is zoals het Engels dat is op podia voor horenden – maar dat zegt helemaal niet dat die woorden tot de Amerikaanse Gebarentaal behoren. Ook is er ooit door een commissie een lijstje met mogelijke internationale gebaren vastgesteld – ook dat kunstmatige minitaaltje speelt eigenlijk geen rol. Gebaarders en tolken improviseren en maken met allerlei middelen gebruik om duidelijk te maken wat ze bedoelen.
Als het allemaal zo weinig stabiel is, als er zo weinig vaststaand systeem is, wordt het lastiger om van een taal te spreken. En toch, zo laat Nana Gassa Gonga in haar proefschrift zien, lijkt het er verdacht veel van. IS-tolken gebruiken weliswaar iets minder gebaren die je als ‘woorden’ kunt herkennen – gebaren waarvan de betekenis helemaal niet per se meteen duidelijk is, die geconventionaliseerd is – en in plaats daarvan doen ze meer met wijzen of met het uitbeelden van begrippen. Toch is nog ongeveer zestig procent van alle gebaren die ze maken wél een woord in deze zin, tegenover ongeveer tachtig procent in Nederlandse Gebarentaal.
Rigide afbakeningen
Bovendien gebruiken ze die woorden op dezelfde manier: bepaalde woorden komen heel veel terug, en er is een hele reeks woorden die maar één keer in een sessie wordt gebruikt. Dat alles in een statistische verdeling die we kennen uit (andere) gebarentalen, en trouwens ook uit gesproken talen.
Nana Gassa Gonga deed haar onderzoek overigens aan de hand van getolkte wetenschappelijke lezingen van een bioloog en een antropoloog – voor wie er nog bewijs nodig had die je alles kon zeggen.
Je zou je kunnen afvragen of dit voor gesproken talen niet ook zou werken: meer vrijheid op het internationale podium, je gebruikt eender welke woorden uit eender welke in de zaal gesproken talen om je duidelijk te maken. Gesproken talen hebben weliswaar iets minder expressieve mogelijkheden, maar die zou je als tolk toch gewoon kunnen toevoegen? Is het verschil niet vooral dat gebruikers van gebarentalen gewend zijn om wat vrijer met ’taal’ om te gaan, terwijl we bij gesproken talen al snel vast raken in allerlei rigide afbakeningen?
Erik Bindervoet en ik hebben twintig jaar geleden gedichten van Wim Emmerik en Giselle Meyer vanuit Gebarentaal vertaald in het Nederlands. (Bewogen. Filmgedichten in gebarentaal, Rubinstein 2005, met een diskette waarin de gedichten zijn gefilmd door Anja Hiddinga en Leendert Pot.) Dat was knap lastig. Vooral hoe je in gebarentaal processen, bewegingen, metamorfoses kon uitbeelden was nauwelijks in leeswoorden om te zetten. (Maar ja, je probeert het.) Wat ik ervan opstak, was dat het een prachtige creatieve taal van zichzelf was, en niet alleen voor doven, dat was het mooie: je kon het als horende ook leren begrijpen en ‘spreken’. Met name de vloeibaarheid was jaloersmakend. En die verdwijnt natuurlijk als er regels en afspraken komen als in International Sign. Maar goed: wie houdt zich daaraan? Laten we hopen niemand, en dat International Sign gewoon een wat krukkige kruk is voor als mensen elkaar echt niet begrijpen.
Valt het universele teken voor hulp (https://news.va.gov/134334/universal-sign-for-help/) ook onder de paraplu van IS, of is dat totaal anders?
Nee, dat is dus iets anders (namelijk een poging om iets te standaardiseren, wat bij IS nu juist niet het geval is).
Dank, ja, dat is natuurlijk zo.
Een berichtje van een ervaringsdeskundige: https://archive.ph/9Isda
Tascha Kruzdlo: „In de horende wereld moeten wij ons als doven altijd aanpassen. Ik ben zelf horend geboren, maar door een hersenvliesontsteking na anderhalf jaar werd ik slechthorend en uiteindelijk doof. Ik kan daardoor goed praten, waardoor mensen snel denken dat ik ook alles goed versta. Maar dat is niet zo. Juist omdat ik duidelijk praat, denken mensen dat ze zich niet aan mij hoeven aan te passen, dat is frustrerend.”
https://www.telegraaf.nl/vrouw/tascha-en-haar-man-zijn-doof-hun-kinderen-niet-voertaal-is-zoveel-mogelijk-in-gebarentaal/74037542.html
Naar aanleiding van de vraag die Marc stelt in de laatste alinea: ik denk dat die ontkennend beantwoord moet worden. Dat de onderlinge verstaanbaarheid tussen doven die verschillende gebarentalen gebruiken of IS toepassen, zo groot is heeft te maken met het feit dat gebarentaal een manueel-visuele modaliteit heeft. Overigens hebben we voor gesproken talen deze pendant niet nodig omdat op internationale congressen iedereen Engels beheerst.