
•• Gister in 1966 overleed J.C. Bloem.
Vroege voorjaarsavond
Het ongelezen boek viel naast hem neder;
Hij streek langs de ogen met een vage hand,
En keek naar buiten: ’t eerste lenteweder
Betoverde het schemerende land.
Er was een waas van het aanvanklijk lover
Om het afzonderlijke, zwarte hout,
En iets als zoelte zweemde de avond over,
Maar waar de wind zijn vleugel sloeg was ’t koud.
De lenten gingen en de lenten komen;
De wereld is een onverganklijk oord,
Waaraan de harten, eenmaal opgenomen,
Niet meer ontwijken dan door de éne poort.
Waarom dan zich in dromen te vergeten?
Laat het boek ongelezen. Wie, die ’t deert?
Er is maar één ding, dat wij zeker weten:
Dat eens de lente ons nimmer wederkeert.
•••
De nachtegalen
Ik heb van ’t leven vrijwel niets verwacht,
’t Geluk is nu eenmaal niet te achterhalen.
Wat geeft het? — In de koude voorjaarsnacht
Zingen de onsterfelijke nachtegalen.
J.C. Bloem (1887-1966)
Abonnees van Laurens Jz Coster krijgen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter