Wat iedereen moet weten over taal (5)

Jan Luyken (vermeld op object), 1691. Collectie Rijksmuseum
Onlangs verschenen de resultaten van een onderzoek: wat vinden taalwetenschappers dat mensen moeten weten over taal? Dat resulteerde onder andere in een lijst van 25 vragen. Korte antwoorden op die vragen zet ik hier de komende weken op een rijtje.
De meeste mensen hebben natuurlijk een idee van wat taal is – dat ze een tafel, of een regenbui, of een gezwikte enkel niet zo snel voor ’taal’ aanzien. Tegelijkertijd is het vermoedelijk onmogelijk om een definitie van taal op te stellen die alle taalkundigen zullen onderschrijven.
Is dat niet vreemd – een wetenschapsgebied dat niet duidelijk heeft afgebakend wat het onderwerp van studie is? Ik denk het niet. De afbakening van wetenschapsgebieden is hoe dan ook willekeurig: de taalwetenschap vloeit duidelijk over in de psychologie, de sociologie, de biologie, de computerwetenschappen, de akoestiek, en nog heel veel andere wetenschapsgebieden. Daar precieze grenzen willen trekken heeft alleen zin als je denkt dat de werkelijkheid in duidelijk afgebakende compartimenten kan worden opgedeeld die toevallig samenvallen met wetenschappen.
Vruchtbaar
Over het algemeen wordt er vanuitgegaan dat het begrip ’taal’ in de taalwetenschap gaat over menselijke taal, en in het bijzonder over het soort taal dat niet bewust bedacht is. In sommige opzichten ligt dat voor de hand: in het dagelijks leven wordt er wel gesproken over de taal van bloemen – een rode roos betekent liefde –, maar men zal het de taalwetenschap niet kwalijk nemen dat die taal niet centraal in het onderzoek staat. Aan de andere kant: er zijn wel degelijk taalkundige studies over emoji, en er bestaat ook een emoji van een rode roos. Dus helemaal buiten het vakgebied valt het ook niet.
Een volgende afbakening is dat de taalwetenschap gaat over menselijke taal en niet over de communicatiesystemen van andere (levende) wezens (daarover gaat vraag 10 in deze reeks). Dat heeft deels een historische reden – de taalwetenschap komt voort uit de filologie, de studie van hoe oude documenten begrepen moeten worden, en deels uit het (vreemde)talenonderwijs, en die zijn allebei op menselijke taal gericht. Maar er is ook een andere, en die is dat er aanwijzingen zijn dat menselijke taal in veel opzichten anders is dan alle (andere) bekende vormen dierlijke communicatie. Toch zijn dat natuurlijk allemaal nauwelijks reële argumenten, en het is zelfs redelijk om te veronderstellen dat er alleen al evolutionair gezien overeenkomsten moeten zijn tussen dierlijke communicatie en wat we allemaal tot de menselijke taal rekenen. Er is de afgelopen decennia dan ook vruchtbaar onderzoek gedaan – vaak in samenspraak tussen biologen en taalwetenschappers – naar de overeenkomsten tussen menselijke taal en dierencommunicatie. En dat betekent dat de laatste in ieder geval deels ook tot het domein van de taalwetenschap is gaan behoren.
Conventies
Een bijna spiegelbeeldige afbakening is dat het in de taalwetenschap gaat om natuurlijke talen. Computertalen, de taal van de wiskunde of die van de muziek, worden meestal niet tot het onderzoeksgebied gerekend. Ook hier zijn uitzonderingen: computertalen zijn ook bedoeld om door de mens begrepen te worden, en ook de menselijke muzikaliteit heeft mogelijk een verband met taal.
Hoe dit alles ook zij, het staat buiten kijf is dat taal zeer nauw verbonden is met de mens. Vrijwel alle mensen hebben taal, en bij degenen die het niet hebben is er aantoonbaar iets misgegaan: hen is in de eerste jaren van hun leven door sadistische ouders of andere wrede omstandigheden, de mogelijkheid onthouden om een taal te ontwikkelen. De taal bepaalt bovendien voor een groot deel de sociale werkelijkheid van nagenoeg alle mensen, die immers bestaat uit afspraken, conventies, verhalen en andere zaken die we zonder taal niet zouden kunnen uitwisselen.
Geschiedenis
Taal is daarnaast altijd een verbintenis tussen vorm en betekenis: een zin heeft een bepaalde vorm (hij bestaat uit een aantal door de mens uitgestote klanken, of handgebaren) waaraan de deelnemers aan een conversatie een bepaalde conventionele betekenis toekennen. Nu zijn er afdelingen van de taalwetenschap die zich alleen met de vorm of alleen met de betekenis bezighouden, maar dat gebeurt dan nog altijd onder de aanname dat de andere component er ook is.
Tegelijkertijd zijn die componenten ‘vorm’ en ‘betekenis’ natuurlijk ook weer redelijk vaag. Een bijzondere eigenschap van de taalwetenschap is dat ze zelf afhankelijk is van taal om haar werk te doen, om uit te leggen waar ze mee bezig is. Geen enkele andere wetenschap hoeft dat op die manier: ook de natuurkunde, de economie, of de geschiedenis maken gebruik van taal om zichzelf uit te drukken, maar voor hen is dat alleen een instrument.
Omgangstaal
Nu weten we over dat instrument dat woorden in de dagelijkse taal altijd een vage betekenis hebben. Wat is een boom? Wat is precies de grens tussen een boom en een plant? Als een boom voedingsstoffen onttrekt aan de grond, op welk moment worden die voedingsstoffen dan precies onderdeel van de boom? Als een boom wordt omgehakt en langzaam vergaat, op welke dag houdt hij dan op een boom te zijn? Dat hebben we in de dagelijkse taal niet geregeld. Het woord boom is in die zin inherent vaag. Alleen de wetenschap probeert dat af te bakenen, en dat op een technische manier: een boom is datgene wat de boomwetenschapper bestudeert. Op dezelfde manier wordt de taal in de taalwetenschap gedefinieerd als: wat de taalwetenschap bestudeert.
Alles bij elkaar is de definitie in omgangstaal dus ongeveer: taal is een koppeling van vorm aan betekenis die natuurlijk is voor de mens. Lang niet alle taalkundigen zullen het hiermee eens zijn. De taalwetenschap kan het eigen onderzoeksgebied niet precies definiëren in omgangstaal. Maar ze kan wel duidelijk uitleggen waarom ze dat niet kan.
Relevant lemma in de Taalcanon: Wat heeft dit allemaal te betekenen? van Olav Severijnen
Deze vraag wetenschappelijk beantwoorden, dat is bijna niet mogelijk. Want in de vraag “Wat is taal?” gaat het niet alleen om de vraag wat “taal” is, maar ook om wat “wat” is en wat “is” is.
De vraag “Wat is taal?” kan betekenen: Wat is de definitie van taal?
Maar ook: hoe zit taal in elkaar?
Twee totaal verschillende dingen.
Begint goede wetenschap niet met het formuleren van duidelijke vragen?
Ja, dat is in het algemeen een bezwaar dat je kunt maken tegen deze lijst. Verderop komen ook nog ‘wat is taalwetenschap’ en ‘wat is syntaxis’. Je zou eventueel kunnen zeggen dat het hier niet gaat om onderzoeksvragen, maar om vragen waarvan taalwetenschappers vinden dat het antwoord bekend moet zijn bij het publiek. Of eigenlijk zijn het macrovragen: de auteurs van het artikel waar ik de lijst uit heb, hebben verschillende vragen samengenomen onder deze noemer. Het is helaas niet duidelijk wat de onderliggende vragen zijn, of welke interpretatie er bedoeld werd. Ik heb de eerste door jou genoemde genomen omdat de tweede onder de noemer van een aantal andere vragen beantwoord wordt (bijvoorbeeld: wat zijn de basiselementen van taal?, vraag 16).