Waar het in diverse media eigenlijk vanaf de publicatie van Onder professoren over ging, was de vraag Wie is wie?

Het royaal-feitelijke Grote Hermans-boek (Amsterdam 2010, redactie Baartse en Polak) bevat een fraaie verzameling van alle mogelijkheden, bijeengebracht door Huib Ludriks (p. 256-265). Het begint met de onuitsprekelijke scheikundige formule waarvoor Roef Dingelam zo plotseling de Nobel-prijs kreeg toegekend. Er staat een smoeltje bij van iemand uit de rij van de Groningse rectoren met wie de lector Hermans te maken kreeg, prof. Snijders. Bijzonder detail: als maker/rechthebbende van het fotootje staat genoteerd Fotopersbureau D. van der Veer; Hermans had het kunnen verzinnen, het is D. van der Veen. Het bureau was voorzien van een grote etalageruit aan de Hereweg gevestigd, aan dezelfde oostelijke kant en vlak vóor de woning van prof. Van Baaren. Die is in Onder professoren in elk geval grotendeels geschetst als prof. Stavinga. Noordelijke familienaam op –a waar Hermans zoveel attentie voor had en gold er iemand als Noordelijker in het boek dan hij?
Dat aspect klopt zeker niet en dat heeft de schrijver vast geweten. Het karakteristieke hese stemgeluid van Theo van Baaren zie ik nergens genoemd en dat hij een deel van zijn schoolopleiding in Duitsland voltooide wordt ook verzwegen. Draagt Stavinga sporen van de Fries Fokke Sierksma? Eerst universitair collega en vriend van Hermans in Groningen, later hoogleraar in Leiden.
Onder professoren mist helaas de naam en het personage van Lammert Leertouwer (1932-2024): mediapersoonlijkheid bij de regionale radio en discussieleider voor de landelijke televisie (IKOR), promoveerde bij Van Baaren en werd in Leiden vrijwel aansluitend de opvolger van Sierksma die in Groningen juist níet de leerstoel had gekregen die aan Theo van Baaren toeviel. Leertouwer werd later rector magnificus in Leiden.*) Rookte althans nog in zijn geboortestad pijp, zette zijn horloge bij het geven van college graag zodanig neer dat hij de tijd in de gaten kon houden zoals hij dat bij de radio geleerd had (en vertelde dat aan de studenten, pers. observatie SR).
Wat ik bij Frits Spits (zie de vorige aflevering) deels kon zeggen: ik kende prof. Röling van de TELEAC-colleges die hij op zondagmiddag rond 1968 had gegeven en her-kende hem op grond daarvan enkele jaren later op de Verlengde Hereweg zittend op zijn hoge fiets. Ik kan de plek aanwijzen waar ik hem een keer bij de (ongetwijfeld chique want weinig beklante) kapperszaak af zag stappen en binnengaan op weg naar huis in Groningen-Zuid. Ook Röling is op enkele punten zeker níet naar het leven getekend door Hermans. Zijn naam in de roman moet gebaseerd zijn op de kunsthandel Ongering in Groningen: dat paste een-op-een bij de artistieke familie Röling.
In de uitzending van De Taalstaat mocht ik twee fragmenten voorlezen die door Frits Spits voor me uitgezocht waren. Fraaie stukjes! In fragment II is H.J. Dijkhuis aan het woord, alter ego van de heer Kaeckebeke. Hermans noemt hem als het ware een mislukte tandarts (op deze beroepsgroep gaf hij vaker af), de president-curator was in werkelijkheid arts. De naam Kaeckebeke kan in combinatie met het hem toegeschreven beroep geïnspireerd zijn op het gelaat van de bestuurder Dijkhuis.

Zoals dat gaat bij een live-programma als De Taalstaat, het is levendig; de voorbereiding verloopt langs algemene lijnen en althans met mij niet en détail. Dat is spannend, maar achteraf kun je denken: dat en dat wilde ik nog kwijt!
Dat lukte me met een wat gewilde suggestie als oplossing voor die cryptische familienaam van de hoofdpersoon, Dingelam. Ook al heeft hij bij alle fictie betrekking op de schrijver zelf, Dingelam is een volslagen vreemde eend in de bijt die bepaald meer rariteiten herbergt. Toen ik de naam van rechts naar links las en deze bleek te beginnen met het Latijnse male ‘slecht’ husselde ik alle letters en kwam op MALIGNED ‘belasterd’. Dat Engelse woord en dus die naam paste wel perfect bij Hermans zelf in zijn conflict over z’n functioneren aan de Rijksuniversiteit te Groningen en maakte een idiote familienaam ineens toepasselijk.
Wordt vervolgd.
*) De Leidse hoogleraar Willem Otterspeer schreef een prachtige tweedelige biografie over W.F. Hermans. Hem legde ik mailend de vraag voor, waar de door hem aangehaalde tekst van een zekere Ada van Holland vindbaar is (Doden schrijven zich uit, verschenen bij De Lichte Pers, Peize). Dat heeft nog geen effect opgeleverd. Is er iemand die kan helpen?
Dit stuk verscheen eerder op het weblog van Siemon Reker
Laat een reactie achter