
Burgerlijk ongehoorzaam als ik nu eenmaal ben heb ik niet de middelste zin uit een boek gekozen maar de middelste zin uit de mooiste passage die ik ken. Het gaat om het begin van het hoofdstuk ‘Promoveren necesse est’ uit het boek Twee minuten stilte van Karel van het Reve uit 1959 en daarna diverse malen herdrukt (de rest van het hoofdstuk is overigens ook niet te versmaden!). Dat boek heet een detective te zijn, maar bevat een vlijmscherpe ontleding van het academische bedrijf. De volgens mij mooiste passage beschrijft het cortège van hoogleraren dat optreedt bij plechtige gelegenheden zoals promoties en afscheidscolleges:
Een van mijn vrienden heeft het cortège der hoogleraren, zoals het ook nu weer de Aula binnenkwam, eens een “stoet morsige kerstmannen” genoemd. Wat de morsigheid betreft was zijn vergelijking juist. Vele toga’s zijn in geen halve eeuw gestoomd of chemisch gereinigd. […] Het ontbreken van een toneelkapper in de kleedkamer der hoogleraren maakt ook dat de baretten zonder enige zwier op de hoofden zitten – kortom, de costuums hebben de potsierlijkheid, maar niet de boerse elegantie van dat van de kerstman. Zij werken even nivellerend, of als men wil even individualiserend, als naaktheid. Wat het confectiepak kan camoufleren komt aan het licht wanneer men zich in toga steekt. Ook ditmaal toen de stoet vlak voor ons langs naar de hoogleraarsbanken koerste overwoog ik dat zij met elkaar toch wel a sorry lot waren: zeer grote domheid las men op vele gezichten, onzegbaar leed en onuitwisbare schande op andere, op weer andere een combinatie van deze dingen. Vele ziektes ook en lichaamsgebreken waren, naar het leek, maar al te duidelijk. Bultenaars, scheefgegroeiden en kreupelen waren talrijker dan men in een verzameling volwassen mannen zou vermoeden, en het aantal zo op het oog kindse grijsaards bedroeg meer dan twintig procent.
De (ongeveer) middelste zin van deze passage luidt: ‘Zij werken even nivellerend, of als men wil even individualiserend, als naaktheid.’ Vanuit grammatica oogpunt valt de verbinding of als men wil op. Hierin is het woordje dat of hetweggelaten, en men staat voor ‘iemand’. De verbinding betekent dus letterlijk ‘als iemand dat wil’, en is hier figuurlijk gebruikt voor ‘met andere woorden’. Daarbij zijn de twee genoemde alternatieven – nivellerend en individualiserend – geen synoniemen, zoals je bij deze verbinding verwacht, en zoals je bijvoorbeeld in 1937 vindt bij Menno Ter Braak: ‘de rancune, of, als men wil, het ressentiment’. Nee, Van het Reve heeft gekozen voor een paradox: nivelleren betekent immers het gelijkmaken van individuen, terwijl individualiseren het uitvergroten van individuele verschillen benadrukt.
Er valt nóg iets op aan de verbinding of als men wil, namelijk het archaïsche karakter ervan. Het gebruik van archaïsmen is kenmerkend voor de stijl van Karel van het Reve. In het Corpus Hedendaags Nederlands komt de verbinding of als men wil slechts viermaal voor. Uit Figuur 1, afkomstig van Delpher, blijkt dat de verbinding pas in de loop van de negentiende eeuw opkwam en in de tweede helft van de twintigste eeuw alweer uitdoofde.

Gebruikelijker was en is het synoniem of zo men wil. Figuur 2en 3 laten zien hoe vaak dit synoniem in Delpher voorkomt. Aardig is trouwens dat uit de twee figuren ook de doorwerking van de spellinghervorming blijkt die onderwijsminister Marchant in 1934 invoerde voor het onderwijs, en die in 1954 werd overgenomen in de Woordenlijst van de Nederlandse taal. Die hervorming hield in dat ee en oo in open lettergrepen voortaan gespeld werden als e en o. De spelling werd gepropageerd met de slogan ‘Niet zoo, maar zo!’ Uit Figuur 2 blijkt dat of zoo men wil na 1954 niet meer voorkomt: vanaf dat moment werd, zo toont Figuur 3 aan, alleen nog of zo men wil wordt gebruikt.


Uit de y-assen van de figuren blijkt dat of zo(o) men altijd frequenter is geweest dan of als men wil. Dat wordt ook bevestigd door het Corpus Hedendaags Nederlands, waarin 158 keer of zo men wil voorkomt, zelfs nog in 2025. Van het Reve onderscheidt zich dus van andere schrijvers door te kiezen voor of als men wil.
Misschien moeten we ons niet blindstaren op de middelste zin in de tekst van Van het Reve maar domweg genieten van de ironische, soms licht vileine stijl die zijn handelsmerk was. En laten we tot slot nog even stilstaan bij de zin: ‘Bultenaars, scheefgegroeiden en kreupelen waren talrijker dan men in een verzameling volwassen mannen zou vermoeden.’ Waar zijn de vrouwen in dit cortège?! Dat is een verschil met het cortège bij de afscheidsrede van Peter-Arno: vrouwen staan (of lopen) daarin hun mannetje. Het cortège ziet er bovendien een stuk frisser uit dan in de tijd van Van het Reve. Of er bij deze twee gegevens sprake is van causaliteit of correlatie laat ik maar in het midden.
Laat een reactie achter