Voor onze reconstructie van het Proto-Indo-Europees zijn de oudste bronnen het belangrijkst.
Dat zijn de Indo-Europese talen die het allervroegst op schrift zijn gesteld. Dan hebben we het voornamelijk over het Hettitisch, het Oudgrieks en het Sanskriet – talen die we kennen uit het tweede millennium vóór (!) Christus.

Maar in sommige uithoeken van de wereld arriveert het schrift pas vele eeuwen, of zelfs millennia later. Aan de Oostzeekust bijvoorbeeld, waar men pas in de zestiende eeuw ná (!!) Christus het Litouws op schrift gaat stellen.
Het Litouws is overduidelijk een Indo-Europese taal. En hoewel het Litouws pas relatief kort geleden in onze geschiedenis opduikt, is het erg belangrijk voor onze reconstructie van het Proto-Indo-Europees. Het Litouws is op sommige vlakken namelijk ontzettend conservatief.
Zo eindigen veel Litouwse naamwoorden op -as. Denk aan de grote stad Kaunas, de wielrenner Ramūnas Navardauskas, of bijvoorbeeld het Litouwse woord voor ‘apparaat’ – aparatas.
Deze uitgang -as is etymologisch gezien precies dezelfde als de nominativusuitgang -us in het Latijn (Marcus, politicus, focus) en -os in het Oudgrieks (Homeros, Peloponnesos, logos). De Proto-Indo-Europese voorloper reconstrueert men als *-os. Een Proto-Indo-Europese o verandert in het Litouws altijd in een a.
Nu is het natuurlijk leuk dat het Litouws deze uitgang bewaard heeft, maar het voegt weinig tot niets toe aan onze reconstructie van de uitgang *-os, die op basis van andere, veel oudere talen al voltooid was.
Waar het Litouws écht een bijdrage kan leveren is bij de reconstructie van de werkwoordsuitgang voor de eerste persoon enkelvoud. In het Latijn is die uitgang een lange ō. ‘Ik verbied’ in het Latijn is vetō. (Inderdaad, ons zelfstandig naamwoord woord ‘veto’ is eigenlijk een werkwoord.)
Ook in het Grieks is de uitgang van de eerste persoon enkelvoud een ω, een omega, oftewel een grote o, oftewel een lange ō.
Op basis van deze gegevens kun je de Proto-Indo-Europese werkwoordsuitgang voor de eerste persoon enkelvoud op twee verschillende manieren reconstrueren. Een voor de hand liggende reconstructie is een lange *ō.
Maar er is nog een tweede optie. In theorie kan een korte *o in de dochtertalen een lange ō worden als gevolg van het wegvallen van een direct volgende laryngaal (een soort keelklank). Maar ja, iets wat overal is weggevallen kun je nergens zien.
Behalve in het Litouws. Daar zorgt een weggevallen laryngaal namelijk voor een bepaalde intonatie! Het accent op aš vežù (‘ik draag’) bewijst dat hier een zogeheten laryngaal moet hebben gestaan, en dat de PIE uitgang van de eerste persoon enkelvoud dus gereconstrueerd moet worden als *-oH. Die hoofdletter H duidt op een laryngaal.
Dit stuk verscheen eerder op Gevleugelde woorden
Ik heb vroeger geleerd dat ‘vetare’ verbieden betekent, en veto: ik verbied. Zo staat het ook in mijn woordenboek en stond het ook in de leergang Via Recta…..