
Het is in mijn ogen altijd een goed teken als je, dagen nadat je een boek uit hebt, nog met een positief gevoel terugdenkt aan de personages, aan indrukken die je zijn bijgebleven. Zo’n boek is Sprokkelaars. De roman gaat over Jong, net afgestudeerd en stuurloos tegenover de grotemensenwereld die zich daardoor voor hem opent. Jong is een eenzame figuur: hij voelt zich los van zijn ouders en van de maatschappij. Als zijn wat zonderlinge oom hem een baantje aanbiedt in diens partijloods, neemt hij het aanbod snel aan, ondanks het gebrek aan toekomstperspectief en de bedenkingen van zijn ouders. In de loods plakt hij prijsstickers en helpt hij mensen bij de kassa, dag in dag uit. In plaats van een tijdelijk tussenstation dreigt de loods steeds meer zijn eindstation te worden. Het ecosysteem van het industrieterrein waarin hij terecht is gekomen, lijkt aanvankelijk een uitweg te bieden voor zijn zoektocht naar een plek in de wereld, voor zijn eenzaamheid misschien ook.
Wat heel knap is van Mira Aluç, is dat zij in een summiere, soms zelfs wat nonchalante stijl een hele wereld neerzet die je toch bijblijft. Ze zegt geen woord teveel, maar gaandeweg krijgt de wereld van het boek ongemerkt steeds meer invulling. In eerste instantie viel me dan ook vooral op hoe sterk Aluç beeldend is. Want je ziet het allemaal voor je: de partijloods met de dozen vol buiten-het-seizoen-kerstsnoep, ontharingscreme en rotan manden, de toonbank met de ouderwetse kassa, het rommelige kantoor van de oom van Jong. Het troosteloze industrieterrein waarop de loods zich bevindt, het stadje waar Jong doorheen fietst als hij ‘s avonds naar het huis van zijn ouders gaat, waar hij weer in zijn oude kinderkamer is getrokken. Aluç weet heel goed de essentie te vangen van dit soort typisch Nederlandse landschappen en plaatsen.
Daarentegen vond ik in eerste instantie dat de karaktertekening wel wat gedetailleerder zou mogen. Niet alleen die van Jong, maar ook die van zijn oom, zijn collega Baris en diens vriendin Lunya. De paar feiten die je over de personages leest, voldoen om te begrijpen wat hun achtergrond is, maar daar blijft het heel lang bij. Als lezer krijg je ook weinig mee van de binnenwereld van Jong, van hoe hij het allemaal ervaart; het boek is vooral een verslag van wat Jong ziet en hoort. Je denkt de hele tijd: oké, maar waaróm ben je zo, wat doet dit met je, wat vind je hiervan? En toch, door het nauwgezette verslag dat Jong doet van alles wat er gebeurt met hemzelf, met de mensen om hem heen, begin je ze steeds beter te begrijpen. Laat ik het anders zeggen: er wordt zeker veel weggelaten wat je in andere moderne romans wel vaak leest – uitgebreide backstory’s van de karakters, veel ruimte voor gedachten en bespiegelingen van de ik-verteller. Maar wat er wél verteld wordt, is blijkbaar zo veelzeggend dat je toch gaat meevoelen. Niet eens zozeer met Jong, juist veel meer met de mensen die hij beschrijft, met wie hij zich heel aarzelend verbindt. En dan zijn ze je ineens dierbaar en trekt het verhaal je vanzelf verder mee.
Dat verhaal kabbelt een hele tijd heel rustig voort, en dan zorgt een opeenvolging van gebeurtenissen, die Jong tot inkeer dwingen over zijn toekomst, voor een explosieve ontknoping (ik zal niets verklappen). Als ik dan toch iets kritisch moet opmerken: de ontknoping en vooral de gevolgen ervan hadden van mij best wat uitgebreider verteld mogen worden. Niet omdat het nu niet duidelijk is, of niet betekenisvol, maar omdat de personages het zouden verdienen dat hun verhaal net zo zorgvuldig afgewikkeld wordt als het is opgebouwd.
Je zou dit boek kunnen zien als een onderkoelde coming of age, maar het is veel meer dan dat. Jong is eigenlijk meer de verteller dan de hoofdpersoon, hij geeft ogen en oren aan wat er in een paar bedrijfjes op het industrieterrein gebeurt, zodat er een liefdevolle schets ontstaat van een paar mensen die de facto buiten de samenleving staan. Sommigen kiezen hier misschien voor, anderen vallen door de kieren van het systeem omdat ze het niet hebben getroffen met hun omstandigheden. Hun menselijkheid wordt gesteld tegenover de eenvormige, harde en oppervlakkige eisen die de maatschappij oplegt waar het gaat om status en succes. De eisen waar Jong zich eigenlijk ook niet aan wil onderwerpen. Of toch wel?
Ik kan de thematiek van Sprokkelaars niet bespreken zonder de spullen in de partijloods te noemen. De loods wordt vergeleken met een laatste rustplaats, maar ook met een weeshuis. De oom van Jong stelt er eer in om producten te ‘redden’ die anders dreigen te worden weggegooid. Hij is trots als hij de laatste exemplaren van een productlijn kan opvangen en naar een nieuw thuis kan begeleiden. Heel subtiel wordt zo de aandacht gevestigd op de doorgedraaide overconsumptie van dezelfde oppervlakkige maatschappij die de mensen op het industrieterrein als misfits beschouwt. Je kan je afvragen wie nou eigenlijk beter begrepen hebben waar het in het leven om draait.
Mira Aluç heeft wat mij betreft een indrukwekkende debuutroman geschreven; een boek dat je nog een tijdje bijblijft. Het kaart belangrijke thematiek aan – eenzaamheid, sociale ongelijkheid, overconsumptie – maar doet dat niet op een in your face belerende manier. Het is vooral een boeiend verhaal over mensen die normaal gesproken niet gezien worden.
Laat een reactie achter