De glorie van het verval
en het verval van de glorie

Precies tien jaar geleden – in 2015 – ontving schrijver-dichter-literatuurrecensent Peter Drehmanns de Halewijnprijs. Deze auteursprijs werd uitgereikt aan literair talent dat bredere belangstelling verdient op grond van onweerstaanbaarheid van gepubliceerd werk. Drehmanns is na het winnen van deze prijs niet op zijn lauweren gaan rusten maar gestaag doorgegaan met het schrijven van gedichten en romans. Van de zes boeken die het afgelopen decennium het licht zagen, is Sidderingen het laatste. Met dit onweerstaanbare boek dingt hij dit jaar mee naar de Librisprijs.
Openingsshot
De eerste bladzijde wekt meteen de indruk dat we geen boek maar een filmscript aan het lezen zijn. Na de woorden “Het openingsshot” en een dubbele punt beschrijft Drehmanns de aankomst van zijn hoofdpersoon Holm op een plein “met een formidabel uitzicht op een (ogenschijnlijk) door een italianisant geschilderd landschap”. Daarmee zet hij de lezer direct aan het denken: de italianisanten waren Noord-Nederlandse schilders die onder de indruk raakten van het Italiaanse landschap en de Italiaanse lichtval en zich toelegden op gefantaseerde, heuvelachtige landschappen. De toevoeging ‘ogenschijnlijk’ roept de vraag op of het hier om een verzonnen of een echt landschap gaat. Als het landschap daadwerkelijk door een italianisant werd geschilderd, is het gefantaseerd. Maar is dat ogenschijnlijk het geval, dan kan het landschap in het echt bestaan. Valt uit het boek op te maken hoe we die zin moeten opvatten?
Beestenboel
In welke stad Holm is neergestreken, wordt niet expliciet vermeld, maar de lezer zal zich niet aan de indruk kunnen onttrekken dat het om een Italiaans dorp moet gaan. Verspreid in het boek noemt Drehmanns verschillende Italiaanse straatnamen waar zijn hoofdpersoon doorheen loopt. Toch is het mij niet gelukt om via Google Maps deze plekken te herleiden tot één specifiek Italiaans dorp. Het lijkt er dan ook op dat we te maken hebben met een fictieve plaats. Dat gevoel wordt versterkt als we de straatnamen van het dorp vertalen. In het overgrote deel ervan blijken dieren een hoofdrol te vervullen. Zo vergezellen we als lezer de hoofdpersoon door de Schildpaddenpoort (Porta Tartaruga), de Slangenstraat (Via dei Serpenti), de Vossenstraat (Via della Volpe), de Leeuwenstraat (Via della Lonza), de Valsekoeienstraat (Via della falsa vacca), de Eekhoornsteeg (Vicolo dello Scoiattolo), de Adelaarstraat (Vicole dell’Acquila) en de Griffioensteeg (Vicolo del Grifo). Maar niet alleen in straatnamen zijn dieren terug te vinden. Uiteenlopende dieren duiken op gezette tijden op in de roman: houtwormen, papegaaien, een everzwijn, een kat en – het beest waar hij de meeste affiniteit mee heeft – een ezel. Toeval? Ik denk het niet.
Zou Drehmanns’ belangstelling voor dieren hem er ook toe hebben gebracht zijn hoofdpersoon te tooien met de naam Holm? Holm is volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal een ander woord voor hommel,een dier dat volgens een van de citaten in dat woordenboek als een lui, onnut en schadelijk wezen wordt gezien. Het is in elk geval een gevoel dat leeft bij Holm zelf; zijn leven is nagenoeg voltooid. Of de schrijver inderdaad aan dit insect heeft gedacht toen hij een naam moest hebben voor zijn personage weet ik niet, maar het is op zijn minst opmerkelijk te noemen dat Holm op een zeker moment in de roman twee beesten ontdekt die in zijn naam voorkomen: de olm – een salamander die zijn hele leven in grotten doorbrengt – en de mol – een zoogdier dat het grootste deel van zijn leven onder de grond leeft. Zoals Holm zich veelvuldig terugtrekt in zijn huis en de wens heeft onder de grond terecht te komen.
Verval2
Na de dood en crematie van zijn vrouw besluit Holm – een hartpatiënt op leeftijd – zonder zijn medicamenten – maar met de as van zijn vrouw – zijn vaderland te verlaten om in den vreemde te sterven. Hij neemt zijn intrek in een eeuwenoud, gemeubileerd pand in de Rupsensteeg (Vicolo del Bruco). Dat klinkt beter dan het in werkelijkheid is. De vorige bewoner was levenloos aangetroffen in de badkuip waar hij al enige dagen lag weg te rotten toen zijn huishoudster hem daar aantrof. Vervolgens lijkt er weinig meer gedaan te zijn aan het huis: in een asbak ligt een uitgedrukte filtersigaret, kledingstukken zijn nog volop aanwezig, er zitten bloedspatten op de muur, overal hangen spinnenwebben, er hangt een schimmelstank en houtwormen doen zich tegoed aan vloeren en balken. Niet zo gek dus dat Holm meent zich in een morgue te bevinden. En hoewel het huis hem herhaaldelijk dwars probeert te zitten, begint hij gaandeweg meer en meer van het huis te houden. Zou de naam Rupsensteeg een voorbode zijn van een nakende metamorfose van Holm?
Met het oog op zijn naderende dood geeft Holm de plaatselijke timmerman opdracht een doodskist in zijn huis te laten plaatsen. Om alvast te wennen aan de eeuwige rust gaat hij daar soms in liggen, maar heel comfortabel vindt hij die plek niet. (En dat geldt ook voor de grafzerk op de lokale begraafplaats waar hij zich op neervlijt, zeker wanneer het buiten wat kouder begint te worden.) Zijn geliefde plekje in het huis is de ‘gastvrije’ oorfauteuil van de vorige eigenaar. Uiteindelijk oordeelt Holm dat het díe stoel is waarin de eindafrekening zou moeten plaatsvinden, niet in de uitvaartkist.
Niet alleen het huis is in verval, hetzelfde kan ook gezegd worden van Holm. Nog afgezien van het feit dat hij hartproblemen heeft, kampt hij met een kale schedel, een haperende prostaat, pijnlijke voeten, een krakkemikkige rug en een libido dat geen hoge eisen meer aan hem stelt (maar af en toe toch de kop opsteekt). Toen hij bij het begin van de herfst aankwam in het dorp, had Holm met zijn gezondheidstoestand niet verwacht dat hij nog lang te leven had. Maar zijn gestel blijkt taaier dan gedacht. Sterker nog, zijn doodswens verdwijnt af en toe naar de achtergrond. Het gaat misschien te ver om te zeggen dat Holm weer plezier krijgt in het leven maar er zijn geregeld momenten waaruit blijkt dat het leven voor hem nog altijd de moeite waard is. Is hij aan het verpoppen?
De laatste maanden van het jaar verstrijken en het nieuwe jaar breekt aan. We zitten dan inmiddels op bladzijde 167 (van de 171). Zou Holm in het bestek van het boek het tijdelijke met het eeuwige verwisselen? Dat komen we te weten op de laatste vier pagina’s van het boek waarin Drehmanns die gedenkwaardige 5 januari beschrijft die zowel het dorp als het leven van Holm op zijn grondvesten doet schudden.
Italianisant
Holm trekt naar Italië om daar zijn laatste adem uit te blazen. Als een ware italianisant weet Drehmanns een beeld te geven van het gefantaseerde stadje waar de hoofdpersoon zijn intrek heeft genomen. Antieke ruïnes die vaak zichtbaar zijn op schilderijen van 17e-eeuwse italianisanten komen in het boek niet voor, maar gebouwen die ernstig in verval zijn of door de elementen aangetast worden, bevinden zich wel degelijk in het stadje, zoals het huis van Holm (houtworm), de kerk (afbrekende waterspuwers) en het theater (brand). Een ander kenmerk van de schilderijen van de italianisanten zijn kleine mensenfiguren. Ook die zijn in Sidderingenaanwezig. Holm ontmoet tijdens zijn omzwervingen in de stad en in zijn buurt verschillende kleurrijke personages, zoals de dorpshistoricus, de dorpsgek, de linkerbuurvrouw, de rechterbuurvrouw, de Amerikaanse vastgoedstyliste en de vrachtwagenmagnaat in ruste.
Prijzenfestival
Met een trefzekere pen(seelstreek), een goed oog voor detail, een prettige stijl en slimme grapjes heeft Drehmanns op beeldende wijze met deze kleine roman zowel “de glorie van het verval” als “het verval van de glorie” geschilderd. Het boek bezit beslist potentie om verfilmd te worden. En dan zou Sidderingen weleens kunnen meedingen naar twee prijzen: in de wacht kunnen slepen: de Librisprijs voor de literaire en een Gouden Kalf voor de cinematografische kwaliteit.
Laat een reactie achter