• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst
Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde

Neerlandistiek

Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek

  • Over Neerlandistiek
  • Contact
  • Homepage
  • Categorie
    • Neerlandistiek voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal

‘Waarvan de code niet was herkend’

13 september 2025 door Marc Kregting 1 Reactie

In de vakantie publiceerde Fabian Stolk op zijn blog een haast laconieke lijst die verklaarde waarom hij voortijdig was gestopt in Oroppa van Safae el Khannoussi. Hij citeerde en fileerde uit het door hem gelezen deel van de roman 45 fragmenten en zinsneden, die slechts een bloemlezing zouden zijn van de wankele taal die hij aangetroffen had. Zo serveerde de neerlandicus een specialiteit uit eigen huis. Hij was een drijvende kracht achter de Gouden Doerian, een prijs uit het begin van de eeuw die voor de verandering eens het slechtste literatuurboek wilde kiezen. Belangrijk criterium was de stijl, waarmee vervolgens falend redactioneel uitgeefbeleid aan de kaak werd gesteld.

Als bijvangst had de Gouden Doerian de literaire kritiek en prijzenjury’s, omdat tussen de nominaties voor het slechtste titels zaten die uitbundig waren geprezen. Zoals zo’n twintig jaar later Oroppa, dat zowel de Boonprijs als de Librisprijs in de wacht sleepte. El Khannoussi bereikte bovendien een groot publiek. Onder de herpublicatie van Stolks blogstuk op Neerlandistiek memoreerde een comment Ik ga leven van Lale Gül. Die vergelijking fascineerde me, want deze roman was inderdaad ook een bestsellend debuut – maar terwijl Oroppa bijna uitsluitend juichende recensies verwekte, kreeg Ik ga leven een lauw kritisch onthaal. Over Güls stijl goten bovendien meer vakmensen javel uit.

Toch ligt mijn fascinatie voor de vermeende parallel tussen El Khannoussi en Gül elders. Beiden kun je desgewenst auteurs met een migratieachtergrond noemen. Zodat stijlkritiek, toch al niet neutraal of objectief (niet al Stolks kanttekeningen kon ik volgen), definitief politiek wordt opgeladen. Opinies over taalonderwijs en integratie piepen om de hoek. Wel lijken El Khannoussi en Gül verschillende ideologieën te huldigen en bekritiseren, wat misschien een rol heeft gespeeld in de receptie. Liever stip ik nog een overeenkomst aan die mijn eigen positie kwestieus maakt: beide objecten van kritiek zijn vrouw. En voor zover ik het zie, zijn al hun critici mannen.

Ressentiment

Eerst moet ik allicht zeggen dat ik evengoed stijlcriticus poog te zijn. In een vorig leven pleegde ik een publieke redactie op de opening van Oek de Jongs Hokwerda’s kind. En dit jaar analyseerde ik wat zinnen van Ilse Josepha Lazaroms en Maartje Wortel. Ook vrouwen! Hopelijk vergeven ze het me dat ik geen boetekleed aantrek, omdat het me zinvol lijkt om in aanvulling op het cultuurbijlagenwezen zo kalmpjes mogelijk te lezen. Maar zoals onder de herpublicatie van mijn stuk op Neerlandistiek stond, het moet naar zijn om te publiekelijk te lezen dat je ‘fouten’ gemaakt zou hebben. Ook omdat je uitgeverij die had kunnen onderscheppen en zo de indruk wegnemen dat je incompetent zou zijn. Hooguit kun je en petit comité beweren dat literatuur niet bedoeld is voor schoolmeesters.

Stijlkritiek wordt inmiddels echter beoefend door ridders van de droevige figuur. Ooit was het een domein voor macho’s die ten koste van hun object demonstreerden hoe snedig ze waren. Nu is het een tragisch genre. Of kanttekeningen terecht of misplaatst zijn doet er niet eens toe. In poëticaluwe en polarisatieschuwe tijden is een debat al weinig gewild, maar bij zoiets persoonlijks als stijl komt het zeker niet van de grond. In laatste instantie is misschien eerder dan de bekritiseerde de criticus de pineut. Als pietluttig en harteloos type, dat solliciteert naar uitsluiting. Stolk heeft dus geen goedkope kritiek bedreven maar zijn nek uitgestoken. Achter techniek zit niet alleen het fameuze product smaak. Er is cultuur bij betrokken, maatschappelijke conventies. Esthetiek vloeit over in ethiek. Zelf verkeren correctieridders in de illusie streng maar rechtvaardig te zijn, en mogelijk noodzakelijk of nuttig, desnoods bereid om voor de goede zaak de blaam op zich te nemen.

Het halfbakken genre zal volgens mij dus niet ophouden te bestaan. Sowieso heb ik de indruk dat er een publiek voor is. Lezer-schrijvers met een technische belangstelling, mensen met schrijfambities en literatuurliefhebbers die de personencultus niet meer verdragen. Plus nog een groep, waarvan de omvang me onbekend is en die allicht strak aan het internet zit: teleurgestelde meneren die het gevoel hebben te moeten betalen voor het comfort en succes van anderen. Wordt dat ressentiment versterkt als de bekritiseerde tekst afkomstig is van vrouwen wier ouders ook nog elders zijn geboren (politiek equivalent: van Sigrid Kaag naar Sylvana Simons)?

Ik kan me geen recente stijlkritieken op mannen voor de geest halen. Vreemd, helemaal van grote heren uit netwerken is het geen berenklus om in hooglijk geprezen romans of essays bavianenkul aan te wijzen. Allicht gooit een criticus voor zijn ethisch-esthetische proefnemingen dan meer in de waagschaal. Hij zou er alleen voor staan, zelfs bij mondeling beleden sympathie voor de deconfiture. Maar een stijlkritiek op een vrouw gaat er altijd in. En dat is ongemakkelijk, omdat niemand graag in een mijnenveld stapt om gendergebonden principes te formuleren.

Voordat ik tracht zelf de stijl van Oroppa te wegen moet me van het hart dat bij dit boek die scheve verhoudingen doorschemerden. Marja Pruis had kritiek maar zwachtelde die solidair in, zocht milde redenen voor haar onbegrip schijnbaar bij zichzelf. Haar vergelijking van El Khannoussi met Hafid Bouazza, ook in Marokko geboren, liet me beseffen dat diens minstens zo eigenzinnige stijl veeleer als té virtuoos gold. Thomas de Veen legde dan weer paginagroot uit waarom Oroppa als debuut, mede vanwege ‘de stilistische brille’, onderscheiden was. Volgens mij kreeg P.F. Thomése’s eersteling Zuidland dergelijk commentaar na de AKO literatuurprijs niet (het obligate relletje kwam uit de jury zelf). Sarah Vankersschaever bood zelfs een leeswijzer voor Oroppa aan, alsof deze roman een exotisch dier was dat je moest leren temmen.

Ontkend

Minstens wil ik poneren dat Oroppa aansluit bij een ongewaardeerd segmentje uit de Nederlandse literatuur en een ongewone stijl vertoont. Laat ik gemakshalve achteraan beginnen.

Aan exotische projecties op Oroppa beantwoordt een lyrisme waaraan geen lezer kan ontkomen. Qua frequentie imponeren vergelijkingen met flora en fauna, via het expliciete woordje ‘als’. Bij een nevenfiguur van een serveerster is een frons ‘tussen haar met eyeliner getekende wenkbrauwen als een opgedroogde rivierbedding in midzomer’. Voordien had de verteller bij haar opzichtige haakjes nodig gehad. Aldus veegt de serveerster ‘haar handen (als de bebloede klauwen van een roofdier’) aan haar schort’. Die metafoor besmet zelfs de omgeving. In hetzelfde café zijn er ‘vier witte vrouwen (…) die, wild gesticulerend, kleine hapjes met veel gekauw wegwerkten’.

Dat laatste voorbeeldje beweegt zich naar de rand van correct Nederlands. En wanneer ik het opvat vanuit een beschrijvingsdrift, een identificatiedrang wellicht, die precisie en kwantiteit laat samengaan? Niets kan in zo’n wereld onbecommentarieerd passeren. Zoals over een jonge Poolse man die, onder een duister statuut, een sjouwersbaantje heeft: ‘Op feestjes, als hij groot en breed voorovergebogen voor iemand stond, leek-ie op een parenthese die zijn wederhelft niet wist te vinden’. Een uitheemse vergelijking? De spreektaligheid van het persoonlijk voornaamwoord ‘ie’ kan duiden op een hoog improviserend gehalte in de mededeling.

Dergelijke vergelijkings- en beschrijvingsdrift is niet alleen onblusbaar. Vanuit een calvinistische poëtica is ze allicht ook overdadig. En passé, door het woordje ‘als’? El Khannoussi deinst niet terug het in te zetten voor een verzameling die een halve pagina bestrijkt. Steeds schakelt ze en herhaalt. Resultaat is bedwelming, die sommigen als virtuoos en anderen als clichématig zullen beschouwen. Een gekend procedé voor zo’n verzameling is de enumeratio. Ze kan verbluffen maar evengoed vragen oproepen over het nut. Bijvoorbeeld:

Het is alsof dit immense bouwwerk, waar iedere dag wordt getrouwd, gescheiden, gemoord, gestolen, vernield, ontkend, gelogen, geërfd, gefraudeerd, geadopteerd, bevallen, verzwegen, gestolen, ontkend, gebouwd, gekocht, verloochend, verstoten, gekidnapt, verkracht, geslagen, de verveling in zijn ziel tot het uiterste drijft.

Deze opsomming heeft El Khanoussi dus verklonken aan een personage. Azzedine Attar werkt als ‘kantoorklerk’ op een Paleis van Justitie. Voor hem als insider zonder veel zeggenschap heeft dat gebouw minder gezag dan dat het uitstraalt. Wel bevat de opsomming tweemaal ‘ontkend’. Bewust of slordig? En doordat tussen ‘verkracht’ en ‘geslagen’ geen voegwoord ‘en’ staat, wordt de lectuur bemoeilijkt en voelt de opsomming machteloos aan, alsof ze veel langer kon zijn en dan nog meer misstanden zou onthullen.

Voor ongebruikelijke formaliteiten vallen dus motivaties te bedenken, zonder dat ze definitief een technisch meesterschap bewijzen. Wanneer de norm van de Nederlandse literatuur nog altijd een karig, zogeheten uitgebeend proza moet opleveren, komt het misschien ook houterig over dat in Oroppa een willekeurig iemand bij een ander ‘een lang vervlogen herinnering aan een broeihete zomerdag in 1995 teruggebracht’ heeft. De zinssnede toont meteen dat het boek per zin gemiddeld allicht veel meer bijvoeglijke naamwoorden bevat dan pakweg Nescio en Elsschot. Schrijven is hier niet bepaald schrappen.

Voor een deel parallel

Kan ik dichter op El Khannoussi’s taal raken? Aan studenten zeg ik wel gekscherend dat zij zich het intiemst tonen in hun interpunctie. Adem, het ritme van hun lichamen! Hopelijk voelen ze zich dan uitgedaagd bewuster te zijn wanneer ze een punt of puntkomma zetten of weglaten. Graag doe ik met hen vervolgens een komma-testje. Ik projecteer dan een interpunctieloos fragment, dat we samen proberen in te vullen en dan merken hoeveel opties er zijn. Op de volgende dia kijken we hoe de betreffende auteur zich aan de wereld had getoond. En Oroppa herbergt vele lange zinnen, die visueel ritme gebruiken. Ik verwachtte een negentiende-eeuwsachtige kommazetting, afgaand op het begin:

De ogen van de vrouw, kalm en glinsterend, zochten het plafond af, zweefden naar de balkondeuren, en terug naar het plafond, bleven op de deuropening rusten, keerden terug, en streken, tussen een paar moeizame ademhalingen door, neer op de kruin van het meisje, kropen over haar gezicht en bleven ter hoogte van haar borstkas hangen.

Wauw! Pas voor de laatste ‘en’ stopt de verteller als het ware met puffen en blaast uit. Ik legde deze snelle observatie weg, las verder en lette op andere facetten. Tot ruim over de helft van de roman, door een zinnetje dat ik grammaticaal niet meteen begreep, zich het besef aandiende dat die volle interpunctie was veranderd. Ik verlang al naar het moment waarop ik drie van komma’s ontdane fragmenten aan mijn studenten kan voorleggen. Daarna pakken we de originele versie erbij:

Hij was nog wel eens bij haar in bed gekropen en dan deed ze alsof ze sliep en hij mocht voelen en soms fluisterde hij dingen in het donker, dingen die ze zich na al die jaren niet meer kan herinneren en waar ze nu waarschijnlijk vreselijk om zouden kunnen lachen maar het enige wat ze zich kan herinneren is het gefluister. (…) Bij de Zitouna-moskee vermijdt ze de toeristische straat die van de moskee rechtstreeks naar de Porte de France leidt en slaat in plaats daarvan een kleine steeg in die daar voor een deel parallel aan loopt totdat ze in de rue al Jazira uitkomt. Tegen de tijd dat ze de overdekte centrale markt bereikt, is ze buiten adem en doen al haar gewrichten pijn. (…) Die middag schrijft ze geen brieven aan Irad, denkt ze niet aan Hannah Melger of het huis aan de Churchill-laan, maar drinkt ze, en tegen de avond wijkt de dorst, die haar wezenloos en zonder kracht heeft gelaten.

Dit speelt zich af binnen een bestek van vijf pagina’s, rond hetzelfde personage Salomé Abergel. Ik kan geen systematiek ontdekken in de komma’s en toch denk ik ongeveer te snappen wat ze hier doen. Ze reguleren spanning. Daarnaast kan het zo zijn, getuige El Khannoussi’s verantwoording achter in Oroppa, dat we citaten lezen, in een collage. Ze spreekt over een ‘verbeeldingswereld’ en suggereert meer te hebben ontleend dan de paar bronnen die ze noemt.

Al die bronnen zijn internationaal, maar geen van allen Engelstalig noch van laaglandse auteurs. Ze noemt wel Nederlandse vertalers. Misschien is ze dat zelf ook een beetje, want de verantwoording opent met de mededeling dat vele verhalen in Oroppa aan haar zijn verteld, door familie en vrienden en passanten. El Khannoussi betoont zich zo een verbindingspersoon, in een orale traditie die fijn past bij de exotische projectie. De roman lijkt dan een poel van ingebedde teksten, een geüpdatet Duizend-en-één nacht. Laaglanders hoeven louter het kaderverhaal te wegen op zijn functionaliteit. Hoe moeten ze dan oordelen wanneer ze vernemen dat El Khannoussi vroegste verhaalervaringen van cassettebandjes komen? En dat haar redacteur en zij bij wijze van laatste proef het boek zin voor zin aan elkaar voorlazen?

Europees park

Het zwaarst bij de ongewoonheid van Oroppa voor Nederlandse literatuur weegt misschien nog iets anders. Zeker bij een debuut zijn we gewend aan autobiografisme, bij voorkeur van één centraal personage dat te verbinden valt met de auteur. Misschien leeft het niet meer uitsluitend in de fameuze binnenkamer maar doordat het zich, al was het door een trauma, in een vacuüm ophoudt wordt de maatschappij ondergeschikt. Lezers verwerken met vanzelfsprekend geachte empathie gevoelens en keren mee in zichzelf. Een vakterm als round character weerspiegelt dat narcisme. Ten overvloede geeft de achterflap indicaties als ‘ontroering’ en ‘herkenbaarheid’. Safae El Khannoussi confronteert lezers echter nevengeschikt met gebeurtenissen van vele Europeanen en vluchtelingen, mannen en vrouwen, uit diverse generaties. De link met haar eigen leven is duister, behalve in losjes tentoongespreide weetjes over Marokkaanse detentiesystemen waarop ze als politiek filosoof doctoreert. Lezers breiden hun kennis uit voor ervaringen en moeten zichzelf openbreken. Zou de vakterm actant beter bij die onderkenning passen? Achter op Oroppa staan indicaties als ‘macht’ en ‘systeem’.

Nederlandse literatuur krijgt iets provinciaals, wanneer El Khannoussi tussen haar vele taferelen één alinea wijdt aan een literaire salon in de Grachtengordel. Daar zijn culturele personages druk om ‘elkaar van de laatste misstanden in de uitgeverswereld op de hoogte te brengen, een in vergetelheid geraakte of afgedankte vriend weer in het literaire zadel te hijsen, of voorzichtig onder het belezen publiek te peilen of er nog animo bestond voor een lang opgegeven manuscript dat ergens in een lade lag weggestopt.’ Heel erg scherp vind ik dit niet, maar duidelijk is dat de identificatiedrang elders ligt. Een personage koopt bij een Amsterdams antiquariaat een ‘niet al te zwaar boek’ waarvan hij niet eens de titel kan zien en waarmee hij naar het Westerpark stapt: ‘Nu lijkt je een echte intellectueel, grapt hij tegen zichzelf, en hij moet lachen bij de gedachte dat zijn broer of een van zijn vrienden hem zo zouden zien lopen: een man met een boek in een Europees park’.

Naast het feit dat El Khannoussi zich in haar verantwoording waarlijk internationaal opstelt en zich schatplichtig heeft verklaard aan namen die evenmin rijmen met de verstikkende globalisering, valt ze ook door vrouwen lastig te recupereren. Oroppa draagt motto’s uit Danilo Kiš en Osip Mandelstam. Dat heeft iets wereldwijs, waarschijnlijk maakten deze mannen getweeën al meer mee dan een dozijn laaglandse nominatieauteurs. Daarnaast trapte El Khannoussi niet in de val van Lale Gül, die haar debuut gnuivend opende met zes motto’s, uit de West-Europese idolen Multatuli en Nietzsche – critici slepen hun messen al.

Ik noem Gül hier mede omdat zij, hoe wrang haar verhaal ook, wel tegemoetkomt aan de vraag om autobiografisme. Daarnaast kan een technisch aspect van Ik ga leven dienen als contrast met Oroppa. Gül bedient zich van een ik-verteller die samenvalt met het personage en, in empathie met zichzelf, iets af te rekenen heeft. Bij El Khannoussi is het soms niet eens duidelijk wie vertelt, of welke afsplitsing, maar bij een basissolidariteit met de vele personages (inclusief Youssef Slaoui die als beul werkte onder Hassan II) is de afstand tot het verhaal groot. Daar schuilt evenzeer iets wereldwijs in. Niet voor niets is ze vergeleken met Salman Rushdie, wat de exotische projectie slechts bevestigt.

Voor nabije debuten moest ik verteltechnisch sterkst denken aan Joost Zwagermans De houdgreep, dat de mosterd overigens bij Kundera haalde. Maar waar De houdgreep, zeker voor een piepjonge auteur, iets snobistisch had en Kundera met zijn essayistische vertelwijze in romans irritatie wist op te roepen, blijven de schier alwetende vertellers in Oroppa ongrijpbaar en rauw. Stilistisch kunnen ze inderdaad exacter opereren en in hun solidariteit met de complete personagestal zijn hun soms opspelende neigingen tot kenschetsen wellicht makkelijk, maar daar staat tegenover dat ze echt iets te vertellen hebben, over allerminst ‘geprivilegieerde’ werelden en situaties die bijna niemand kent.

En hoe lastig de draad soms ook te volgen is, personages schampen elkaar. Ze hebben vaak wel degelijk iets met elkaar te maken, en delen sociaal-economische achtergronden. Daarom geef ik in overweging Oroppa te beschouwen als de uitbundige, transnationale versie van Sybren Polets De sirkelbewoners uit 1970, het geëngageerde romanexperiment voorbij de psychologisering, waarin teksten van derden zijn gemonteerd. Moet ik El Khannoussi rekenen tot wat A.L. Sötemann ooit noemde een onzuivere traditie? Op microniveau is ze niet bang voor een gallicisme meer of minder (‘de theatrale mesquinerie’) en presenteert even vanzelfsprekend oubollig Nederlands. Bijvoorbeeld wanneer iemand de ander tracht ‘te behoeden voor een lelijke val’.

Complexe plicht

Ontegenzeglijk is Oroppa met zwaar geschut vanuit de Grachtengordel gelanceerd. Pal vóór verschijning had de ‘grandioze’ El Khannoussi een interview in De Standaard door Maria Vlaar, even daarna was er een uitgelaten recensie van Thomas de Veen in NRC (‘daverend’), waarna Arie-Jan Korteweg een even positieve bespreking in de Volkskrant gaf (‘fenomenaal’) die door De Morgen zou worden doorgeplaatst. Intussen had De Groene Amsterdammer, ondanks de vermelde reserves die geprikkeld kunnen zijn door Pruis’ overenthousiaste collega-critici, El Khannoussi hartelijk welkom geheten.

Vanuit stijloogpunt moet ik de nuance maken dat Pruis niet de enige was met twijfels. In de loflawine zaten wel degelijk sporen van kritiek. Korteweg ziet ‘soms slordigheden of onhandige formuleringen’ maar geeft daar ten slotte een mooie draai aan, door in Oroppa ‘een groot plezier in het verkennen van de mogelijkheden van het Nederlands als schrijftaal’ te proeven. Ook had een zeer enthousiaste Ilja Leonard Pfeijffer, autoriteit én provocateur, op de lezerssite Goodreads juist sterke metaforen en zeldzaam goede zinnen gelezen.

Hier volg ik Fabian Stolk, en commentplaatsers her en der, dat de uitgeverij beter werk had kunnen verrichten. Wel lijkt het me oneerlijk om de dan steeds bezondebokte ‘redacteur’ op te tuigen met verantwoordelijkheid. Die representatieve functie is hooguit voor de grove borstel. Taalschiftingen worden vooral gedaan door (niet onomstreden) persklaarmakers en proefcorrectoren. Maar ook koppige redacteuren die zoveel mogelijk proberen te lezen en ‘mee te denken’ raken in de stortvloed van tekst en versies vanzelf een beetje blind. Aan het boek werkte El Khannoussi zeven jaar, vertelde ze, en in het laatste halfjaar reduceerde ze de omvang van 550 tot 400 bladzijden.

De uitgeverij, als bedrijf én als vertegenwoordiger van cultureel en menselijk kapitaal, heeft een complexe plicht tot zorgvuldigheid. Door het enorme succes van El Khannoussi, dat door een nieuwe nominatie (voor de Boekenbon Literatuurprijs) nog kan expanderen, strekt die plicht verder. De schrijfster bevindt zich in een kwetsbare positie. Niet alleen is Oroppa een debuut, maar zij heeft te kampen met het vage etiket ‘diversiteit’ waar zij niet om heeft gevraagd. Ze werd gepositioneerd en gerecipieerd vanuit een omcirkeling van de migratieachtergrond. Terecht wees Thomas de Veen in zijn Librisprijsverklaring op de jurywoorden ‘wij’ en ‘ons’ van de jury. Ze tonen hoe precair een proces van ‘inclusie’ verloopt, waarvoor ook de achterflap voedsel biedt: ‘over de kant van Europa die voor de meesten onzichtbaar blijft’.

Niets dunkt me voor een uitgeverij onsportiever om mee te surfen op El Khannoussi’s triomf en haar, bot gezegd, te gebruiken als melkkoe. Helaas kwam er minder dan een jaar na Oroppa een nieuwe titel op de markt, veertig pagina’s groot. Dat is een tiende van de roman maar de vormgeving is identiek. Het boek herbergt twee verhalen die El Khannoussi voordien in De Gids had gepubliceerd. Ze gelden als voorstudies, die normaliter decennia na dato door literatuurwetenschappers uit het stof worden gehaald. Nu presenteert de uitgeverij het boek als een cadeau, een ‘kleinood voor de fans’. Op de flap: ‘Zo leerden wij Safae kennen.’

Om nog één keer Lale Gül bij mijn vergelijkende exercities te betrekken, van de uitgever van haar debuut is deze uitspraak overgeleverd: ‘Ik gaf haar een boekencontract na vijf minuten praten, nog voordat ik een letter gelezen had. Ik wist: dit is een belangrijk verhaal.’ Eerlijk gezegd weet ik niet eens wat daarvan te vinden.

Andersoortig begrip

Bij tijd en wijle train ik mijn maagzuur. Dan ga ik naar de Vlaams-nationalistische site Doorbraak. Een tijd geleden stond er een ziedend signalement van Oroppa. Een in Dubai residerende CEO op ruste trok ten strijde tegen ‘een culturele elite’ en wist zeker dat El Khannoussi een boek was van en voor ‘deugpronkers’. Daar had hij een intrigerend bewijs voor: Oroppa mocht in de kritiek redeloos zijn bejubeld, onder gewone lezers van Goodreads, dat de CEO ‘het volkstribunaal voor de Letteren noemde’, was de stemming zuinigjes.

Dit is typisch een argument waardoor ik me op duistere wijze aangesproken waan en dat ik niet direct pareren kan. Is het gore insinuatie of ontgaat me een omvangrijk deel van de werkelijkheid? Na een uur surfen heb ik twee feitjes, die elk hopelijk een licht werpen op de veronderstelde jubel. Het eerste is een soort gedicht, uit het juryrapport van de Boonprijs waarmee de keuze voor Oroppa aan het slot werd gelegitimeerd:

Soms zeggen mensen over een boek:
Ik weet bij God niet wat ik heb gelezen en wat me is overkomen.
Dat is doorgaans een goed teken!
Wel, dat is exact wat ons ook is overkomen.

Ik weet niet. Zo’n prijs is natuurlijk een grote eer en fijne bijdrage aan de portemonnee, maar volgens mij had ik niet graag in Safae el Khannoussi’s schoenen gestaan om pal na deze poëzie de trofee in ontvangst te nemen. De CEO maakte een punt.

Het tweede feitje ontmantelt echter zijn jubelthese. Bij ‘De beste Nederlandstalige boeken van de 21e eeuw’, een onderneming van NRC en De Standaard die met ‘de dynamische canon van de KANTL’ wedijvert om de prijs voor het idiootste literaire initiatief van het jaar, schitterende Oroppa door afwezigheid. Dit werd nota bene door gepolste lezers opgemerkt: ‘Daar waren we toch collectief lyrisch over?’ Ook Lale Gül ontbrak, evenzeer in de gezamenlijke verantwoording van de bijlagechefs die in hun schets van de recente geschiedenis El Khannoussi wel even hadden vermeld. Als voorbeeld van een ‘trend’ waarbij ‘auteurs met een migratieachtergrond het literaire landschap verrijken’.

Die laatste annexatie past wél weer in de cynische diagnose van de Doorbraak-columnist. Op mijn beurt ben ik als ‘hermetisch’ geachte dichter allergisch voor een bepaald soort complimenten dat El Khannoussi kreeg in de vermelde leeswijzer van De Standaard. Die bestond feitelijk uit een rondvraag onder de collega’s:

Het helpt om je te laten meevoeren in alle zijweggetjes. Geniet intussen van de prachtige taal en metaforen, van de verhalen, van de stroom. (…) Vervreemding haalt het van herkenning, leessensatie van plot. (…) Het is een flamboyante opera (…) leestrip (…) Overgave is het geheim. Wie moeite heeft met controle loslaten, heeft het zwaarder dan wie geneigd is zich te laten meetrekken. Want niet alles wordt verklaard, niet alles is helder. Ik vind dat juist winst, geen verlies. (…) Misschien kun je het ’s nachts lezen, zodat je beter samenvalt met de setting die vaak rokerig en ondergronds is, met verhalen die zich in kroegen en rond sluitingsuur afspelen. (…) Je hoeft niet krampachtig alle namen te onthouden, voor elk personage dat je vergeet duiken er tien nieuwe op. Vertrouw op het verhaal, laat je op sleeptouw nemen door het ritme. (…) als een koortsdroom en zo’n roes levert een andersoortig begrip op (…) al tastend in het donker vindt iedereen andere dingen.

Natuurlijk ben ik bevooroordeeld en snijd ik de citaten extra grimmig. Maar toch, zou ik de enige zijn die deze loftuitingen per saldo zelfbewierokend vind én denigrerend voor Safae el Khannoussi? In dit slijm zijn de maatschappijkritische noten van Oroppa opgelost.

De roman is een breekijzer. De bloeddorstige columnist van Doorbraak heeft namelijk geen gelijk dat het boek de lof zingt van multiculturalisme. Daarvoor komt Europa er, net als het regime van Hassan II, te slecht en wreed van af. Er dwalen allerlei nationaliteiten en culturen doorheen, maar net als de kantoorklerk hebben de personages maar te doen wat anderen hun opgedragen. Het ontgaat me dan ook waarom Hind el Arian op De Reactor een ‘werkgever’ is genoemd. Zij kookt in een smerige ruimte van een snackbar, vindt dankzij bemiddeling van haar evenmin erg machtige baas tijdelijk onderdak en beleeft louter vrijheid door te blowen. Feitelijk is het statuut ‘werknemer’ voor haar al te rooskleurig.

Ondergeschiktheid strekt zich uit tot en met de titel, opgetekend uit de mond van een stomdronken uitzendkracht in een Parijse bar. Hij is ontslagen bij de Franse posterijen nadat hij wekenlang ‘zich iedere ochtend om halfzeven gemeld [heeft] voor de ochtendshift om vijf uur lang brieven, pakketjes en kaarten te sorteren waarvan de code niet was herkend door de machines. Terwijl hij wachtte tot ik mijn glas had geheven, keek hij me indringend aan alsof hij door een mysterieus binnenpretje werd bevangen. Op Oroppa! riep hij. Wat een plek om de weg kwijt te raken. En jullie kunnen allemaal mijn rug op!’

Delen:

  • Klik om af te drukken (Opent in een nieuw venster) Print
  • Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Opent in een nieuw venster) E-mail
  • Klik om te delen op Facebook (Opent in een nieuw venster) Facebook
  • Klik om te delen op WhatsApp (Opent in een nieuw venster) WhatsApp
  • Klik om te delen op Telegram (Opent in een nieuw venster) Telegram
  • Klik om op LinkedIn te delen (Opent in een nieuw venster) LinkedIn

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Aan het laden...

Gerelateerd

Categorie: Artikel Tags: 21e eeuw, letterkunde, Safae el Khannoussi, stijl

Lees Interacties

Reacties

  1. Robert Kruzdlo zegt

    13 september 2025 om 14:03

    Ik moest aan Frans Kafka Amerika denken. Een leven in een redeloze wereld en omringd door vreemde lotgevallen, waar iedereen zich moet redden en alles toch monter en lichter, vrolijker wordt.

    De schrijfster heb ik een keer kunnen observeren. In café de Zwart Amsterdam. Een spring-in-’t-veld. Zo kun je haar boek lezen. Boek van rusteloze kalmte. (Vrouw met het sterrenbeeld stier. Zie tekening.)

    ‘Ik heb steeds de zekerheid, dat ik het optreden met critici en het bedrijven van tijd- en cultuurkritiek met wantrouwen bekeek en me eigenlijk werkelijke kritiek in het openbaar helemaal nooit veroorloof. Misschien waarschuwde me ook een instinct van psychische economie, me al te ver in puur intellectuele uitspraken te begeven, om de grond niet uit de drogen, waarop de literatuur groeit.’ Hermann Hesse.

    Dus erop positieve kritiek a.u.b.

    Beantwoorden

Laat een reactie achterReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Primaire Sidebar

Gedicht van de dag

Frans Budé • Parkscènes

Hij begroet de bomen, zwaait naar de eenden
in de vijver, de blinkende kiezels op de bodem.

➔ Lees meer

Bekijk alle gedichten

  • Facebook
  • YouTube

Chris van Geel

De koeien schemeren door de heg,
het paard is uit taaitaai gesneden,
in ieder duindal ligt dun sneeuw.

De branding vlecht een veren zee
waar zon over omhoog stijgt, licht waarin
geen plaats om uit te vliegen is.

Bron: Uit de hoge boom geschreven, 1967

➔ Bekijk hier alle citaten

Agenda

11 december 2025: Anne Frank, schrijfster

11 december 2025: Anne Frank, schrijfster

3 december 2025

➔ Lees meer
11 december 2025: Proefcollege Nederlands

11 december 2025: Proefcollege Nederlands

2 december 2025

➔ Lees meer
5 december 2025: Intreerede Jolyn Philips

5 december 2025: Intreerede Jolyn Philips

28 november 2025

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle agendapunten

Neerlandici vandaag

geboortedag
1946 Dick Wortel
➔ Neerlandicikalender

Media

Dichter Esther Jansma (24 december 1958-23 januari 2025)

Dichter Esther Jansma (24 december 1958-23 januari 2025)

2 december 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
De postkoloniale podcast met Remco Raben over Pramoedya Ananta Toer

De postkoloniale podcast met Remco Raben over Pramoedya Ananta Toer

30 november 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
Peter van Zonneveld over Tjalie Robinson/Vincent Mahieu (1993)

Peter van Zonneveld over Tjalie Robinson/Vincent Mahieu (1993)

29 november 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle video’s en podcasts

Footer

Elektronisch tijdschrift voor de Nederlandse taal en cultuur sinds 1992.

ISSN 0929-6514
Bijdragen zijn welkom op
redactie@neerlandistiek.nl
  • Homepage
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Over Neerlandistiek
  • De archieven
  • Contact
  • Facebook
  • YouTube

Inschrijven voor de Dagpost

Controleer je inbox of spammap om je abonnement te bevestigen.

Copyright © 2025 · Magazine Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in

  • Homepage
  • Categorie
    • Voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal Neerlandistiek
  • Over Neerlandistiek
  • Contact
 

Reacties laden....
 

    %d