Wat iedereen moet weten over taal (16)

Onlangs verschenen de resultaten van een onderzoek: wat vinden taalwetenschappers dat mensen moeten weten over taal? Dat resulteerde onder andere in een lijst van 25 vragen. Korte antwoorden op die vragen zet ik hier de komende weken op een rijtje.
Wat zijn de kleinste elementen van de taal? Veel mensen buiten de taalkunde zouden zeggen: letters, maar omdat taalkundigen over het algemeen geschreven taal zien als een afgeleide van gesproken taal (zie vraag 7), is dat antwoord voor hen niet bruikbaar. Wat komt er dan voor in de plaats?
Je zou kunnen zeggen: klanken. Het gesproken Nederlands heeft niet de letters k, o en p, maar wel de drie klanken die normaliter met die letters worden aangeduid. Maar dat antwoord voldoet om een aantal redenen niet. In de eerste plaats zijn er redenen om te denken dat die klanken verder kunnen worden opgedeeld. De p heeft bijvoorbeeld een aantal eigenschappen: je maakt hem met je lippen, je maakt hem zonder je stembanden te laten trillen en je maakt hem met een plofje. De eerste van die eigenschappen deelt de klank met de m en de b. Nu wordt een neusklank zoals n voor een p al snel tot een m: je zegt impopulair of zelfs impakken. De n neemt dan de eigenschap ‘met je lippen’ over. Taalkundigen denken vaak dat die eigenschappen (kenmerken, features) de echte kleinste klankelementen van taal zijn. Dat de p in ons hoofd zit als een bundeltje ‘eigenschappen’, net als alle andere klanken. We kunnen zelfs een universele tabel opstellen van zulke eigenschappen en alle klanken van de wereld beschrijven in termen van die eigenschappen. Ook voor gebarentalen is zo’n tabel te maken.
Maar er is nog een andere reden waarom het niet bevredigt. Woorden bestaan bijvoorbeeld niet alleen maar uit rijtjes klanken. Ze zijn alleen maar woorden omdat ze ook een betekenis hebben. Die betekenissen van woorden behoren dus op de een of andere manier ook tot de kleinste elementen van de taal.
Laat-maar-waaien
Ook bij woordbetekenissen kun je je vervolgens afvragen wat nu eigenlijk het kleinste element is. De woorden hond en kat hebben natuurlijk een aantal zaken met elkaar gemeen: ze zijn allebei zoogdieren en allebei al heel lang gezelschapsdieren voor mensen. Zijn dat nu ook ‘eigenschappen’ van de betekenis, kleinste betekenisdragende deeltjes? Kunnen we ook daar dan misschien een universele tabel voor maken? Daar worden inderdaad wel pogingen toe gedaan, maar voor zover ik kan zien worden deze niet op dezelfde manier geaccepteerd als voor klanken. Voor de laatste staan ze meestal wel in een inleiding in de taalwetenschap, voor betekeniselementen geldt dat niet. Betekenis is in die zin ook ongrijpbaarder dan klank, het zit letterlijk minder aan de oppervlakte.
Overigens: ook als we wel een volledige theorie zouden hebben over woordbetekenis, en over klank (of het equivalent in gebarentaal), dan hebben we nog niet alle kleinste elementen te pakken, want een woord is een koppeling van klank aan betekenis, en die koppeling is natuurlijk ook een ‘basiselement’ van taal.
Op een zelfde manier zijn zinnen meer dan verzamelingen woorden en is de betekenis van een zin niet af te leiden uit alleen maar de betekenis van de individuele woorden. Je hebt er ook informatie uit nodig over de zinsbouw en de betekenis die deze draagt: Jan houdt van Piet betekent iets anders dan Piet houdt van Jan. Overigens kunnen zinnen, in ieder geval in het Nederlands, soms ook weer deel uitmaken van woorden: het ‘laat maar waaien’-gevoel.
Beurt
Hoe weten we wat een woord is en wat een zin? Dat is ook nog geen gemakkelijke vraag, en de afbakening tussen woorden en zinnen lijkt in verschillende talen ook nog eens heel verschillend gemaakt te worden. Toch wordt over het algemeen het onderscheid wel gemaakt. Ik denk dat we er vooralsnog vanuit kunnen gaan dat woorden en zinnen (basis)elementen zijn van taal.
Er zijn ook nog elementen groter dan zinnen, bijvoorbeeld in termen van het gesprek, dat bestaat uit beurten. In een normaal menselijk gesprek praten mensen om de beurt. Interessant is dat de gesprekspartners die beurten heel precies coördineren. Niet alleen is er nauwelijks overlap tussen de beurten (mensen praten meestal niet over elkaar heen), maar de pauzes tussen beurten zijn ook minimaal. Dat betekent dat mensen kennelijk een duidelijk gevoel hebben voor hoe een beurt in elkaar zit, zodat ze tegen het eind van de beurt van hun gesprekspartner het begin van hun eigen beurt al klaar hebben.
Overigens bestaan beurten niet per se alleen maar uit afgemaakte zinnen. Sterker nog, het komt regelmatig voor dat mensen elkaars zinnen afmaken:
- A: Ik wilde dat eh…
- B: …niet doen
Je kunt dus niet zeggen dat een beurt een verzameling zinnen is. Soms is een zin een verzameling beurten. Ook de beurt is daarmee een basiselement van de taal.
Multidimensionaal
We hebben al met al een hele catalogus van basiselementen. En dan is er nog van alles niet genoemd. Er zijn bijvoorbeeld ook allerlei regels over wat je precies tegen wie zegt (tegen wie zeg je u en tegen wie zeg je jij), we hebben als spreker kennis over de juiste intonatie van onze zinnen (en beurten), we hebben manieren om de niet-letterlijke betekenis van zinnen af te leiden (‘ben je nu helemaal betoeterd?’ is zelden een vraag om informatie). En zo meer. Geen van deze zaken is vermoedelijk te herleiden tot de genoemde basiselementen.
We zetten voor onze omgang met taal bijna ons hele hebben en houen als mens in: hoe we denken en voor een deel ook ons lichaam (mond en longen) of in ieder geval onze kennis over ons lichaam. Al die onderdelen van hebben en houen vormen evenzovele basiselementen. Een zoektocht naar de ultieme lijst daarvan veronderstelt misschien wel dat we de mens in al haar complexiteit doorgronden. Vooralsnog lijkt het er in ieder geval op dat taal een multidimensionaal object is –net als de mens zelf.
Laat een reactie achter