
In de Volkskrant stond laatst een beschouwing van een maaltijd in een hamburgertentje ergens in Noord-Holland, waarin een zin voorkwam die ik niet begreep. De schrijfster van het stuk vertelde eerst dat ze op allerlei gerechten een geel goedje kreeg dat voor kaassaus moest doorgaan, maar dat niet de eigenschappen van kaas had en dat ze ook niet lekker vond.
Vervolgens schrijft de critica de zin waar het me om gaat:
Ik heb bijna het gevoel dat ik iets gemist heb, want de kaassaus geldt als een soort van signatuurtoevoeging van dit restaurant.
Daarna beschrijft ze dat andere eters de saus blijkbaar wel waardeerden, omdat ze daarvan bijbestelden en zelfs foto’s maakten van hun hamburger met die saus eroverheen.
Eetplezier
De term signatuurtoevoeging kende ik niet, maar de betekenis daarvan liet zich wel raden: een voor het eethuis typerend condiment. Een groter mysterie was de betekenis van het missen. Ik dacht eerst even dat de schrijster bedoelde dat ze zoiets als zout had gemist dat aan de saus had moeten worden toegevoegd om die lekker te maken, maar daar blijkt in het vervolg niets van. Dat kon dus geen juiste interpretatie zijn.
De schrijfster lijkt met de zin op de een of andere manier verbazing te willen uitdrukken over de discrepantie tussen haar vakkundige negatieve oordeel over de saus en het eetplezier dat de andere aangezetenen daaraan beleven.
Mijn vrouw bracht uitkomst. Zij kende ‘iets gemist hebben’ (altijd in de voltooide tijd) als idioom en zei dat dat onder twintigers gebruikelijk was in de betekenis ‘doorhebben dat iets in de mode is’. Een synoniem was ‘de memo gemist hebben’. In die betekenis zijn beide idiomen op het Internet veelvuldig te vinden, maar in de Van Dale online staan ze nog niet. De metafoor is dat er een schrijven rondgaat waarin staat wat in de mode is en wat niet – een schrijven dat niet iedereen onder ogen krijgt.
Uitventen
Ik begreep eerst niet hoe die betekenis in het stuk paste: de critica oordeelt als professioneel proever negatief over de kwaliteit van een gerecht, constateert dan dat ze niet in de gaten had dat anderen dat gerecht wel waarderen en geeft als verklaring voor haar kennisomissie dat anderen dat gerecht wel waarderen, waarna ze nog eens beschrijft dat anderen het gerecht waarderen. Dat is niet logisch.
Aan de ontbijttafel kwamen we samen tot de conclusie dat in het referentiekader van de schrijfster mode geen descriptief karakter heeft, maar een prescriptief: zaken zijn niet in de mode omdat ze door veel mensen worden gewaardeerd, maar ze worden gewaardeerd omdat ze in de mode zijn. Het hoge prestige van een smakeloos kaaussausje is in dit geval voor veel eters een reden om dat te bestellen en zelfs om hun avondeten op de foto te zetten. De kaassaus zou in dezelfde categorie zitten als kaviaar en oesters: dingen die mensen niet per se vanwege de smaak eten, maar omdat ze prestige hebben.
Met die kennis is de restaurantrecensie zinvol te interpreteren: de critica geeft een deskundig oordeel over een kaassaus. Dat oordeel is negatief. Vervolgens constateert ze zwijgend dat veel eters de kwalitatief slechte saus toch graag bestellen en dat daar een reden voor moet bestaan. Dan zegt ze dat ze blijkbaar niet in de gaten had dat de saus blijkbaar in de mode is – met de stilzwijgende toevoeging dat mensen blijkbaar onsmakelijke dingen eten als die modieus zijn. Vervolgens legt ze in de want-zin uit waarom er wel sprake moet zijn van een presciptieve mode, anders zou het eethuisje de saus immers niet zo opzichtig uitventen. En als bewijs van de prescriptieve modieuzigheid beschrijft ze vervolgens het bijbestellen en het fotograferen.
Ik ben 57 jaar en deze uitdrukking “heb ik iets gemist” is mij al jaren bekend, misschien al mijn hele leven.
Het is vooral verbazing, in mijn beleving, die je wilt uitdrukken.
Het hoeft niet een negatief oordeel te zijn, het is meer dat het je opvalt dat iets voor andere bekend is en het voor jou de eerste keer is. Van dat iedereen puntschoenen draagt, al je vrienden die ene artiest wel kennen of een restaurant vol met mensen die gulzig van een kaas genieten.
Zelfde leeftijd en – hoeveel weet ik niet – ook al jaren bekend met deze uitdrukking. En mijn betekenis ook precies zoals Frank Mutsaerts hier beschrijft…
71 jaar hier. Gewone uitdrukking.
‘Ik heb bijna het gevoel’ – Kan je überhaupt ‘bijna’ een gevoel hebben?
Jawel, je kunt bijvoorbeeld geïrriteerd zijn en dus bijna kwaad. Of verdrietig maar bijna opgelucht dat je vervelende vrouw wil gaan scheiden. Enzovoort. Of een gevoel blijft ergens halverwege hangen, je kunt bijvoorbeeld ook bijna huilen, toch? Net zoiets.
P.S. ‘Ik had bijna het gevoel’ drukt hier denk ik vooral twijfel uit. Twijfelen aan wat je voelt kan natuurlijk heel goed. Niet dat ik het bijzonder sterk vind opgeschreven, maar dat je bijna een gevoel kunt hebben twijfel ik niet aan.
Ik vind het een klein beetje een zeurverhaaltje. Heb ik iets gemist?
Signatuurtoevoeging leunt natuurlijk ook wel duidelijk tegen het Engels aan; maar ook ’tactiel’ en ‘inventie’ viel me op. Dat zijn woorden waar ik als Nederlandse lezer toch het Engels nodig heb om ze te verstaan. Dat de recensente zich tegelijk zo ergert aan het brallerige Engels van dat restaurant zorgt wel voor een extra laagje ironie.
Nou, het zijn volgens de Dikke Van Dale leenwoorden uit het Frans, respectievelijk uit de 19e en 15e eeuw 🙂