
De crisis van de literaire kritiek is al vaak uitgeroepen, maar in een interessant artikel in het tijdschrift TNTL beschrijven Marieke WInkler en Lina Samuelsson een onderzoek dat ze naar deze kwestie hebben gedaan, door in kranten te onderzoeken wat critici er zelf eigenlijk over zeggen. Ze deden dat in Nederland en in Zweden, zodat we ook nog eens deze twee landen met elkaar kunnen vergelijken.
In Zweden blijkt de discussie overigens veel meer te leven dan in Nederland: in het eerste land vonden de onderzoekers materiaal in ongeveer 90 kranten, terwijl er in Nederland maar 38 kranten te vinden waren. Inhoudelijk leken de discussies wel op elkaar: drie onderwerpen werden steeds genoemd: de commercialisering van de pers, de komst van nieuwe media en de financieel-economisch veranderende omstandigheden.
Klacht
Met de commercialisering bedoelen de klagende critici onder andere dat kranten in plaats van gedegen dikke boekenbijlagen waarin boeken helemaal werden uitgeplozen langzaam over zijn gegaan naar lifestyle bijlagen waarin boeken op één lijn behandeld worden met (andere) consumentenproducten zoals parfums of whiskeys. Dit leidt (let wel: dit onderzoek gaat er niet over of het allemaal waar is, maar over wat men zoals zegt) tot steeds oppervlakkiger recensies, waarbij het vooral om consumenteninformatie gaat.
De komst van de nieuwe media betekent dat er allerlei nieuwe plaatsen komen waar boeken – vaak onbetaald – worden besproken in blogs, podcasts, BookTok-video’s en zo meer. En wel door ‘goedbedoelende amateurs’ – toch kunnen de professionele critici nauwelijks tegen dat online-geweld opboksen.
Wat betreft de derde factor, is er blijkens het onderzoek van Winkler en Samuelsson een belangrijk verschil tussen Zweden in het Nederland. In het eerste land klinken er regelmatig klachten dat er nog maar zo weinig betaald wordt voor recensies. (Als dit zo is, is het natuurlijk te relateren aan de vorige twee factoren.) In Nederland hoor je die klacht eigenlijk nooit. Nederlandse critici beginnen niet over geld.
Journalisten
Winkler en Samuelsson opperen een interessante theorie over dit verschil: in Nederland zouden critici zich minder als journalist zien (een beroep, waarbij je over geld kunt praten) en meer als estheten (geld speelt geen rol).
Ik vraag me wel af of die verklaring helemaal hout snijdt. Om dat te bewijzen zou je moeten aantonen dat Nederlandse niet-literaire journalisten wel net zoveel schrijven over hun inkomsten (die natuurlijk over de hele linie naar beneden gaan) als hun Zweedse collega’s. Winkler en Samuelsson melden weliswaar dat er in 2023 een actie was van journalisten voor een beter inkomen, en dat dit geen weerslag had in het vertoog van de critici – maar die actie ging over de cao, die alleen geldt voor mensen die in dienst zijn. En critici zijn meestal freelancers. Het is mij daarom niet zo duidelijk dat dit een relevant verschil is. Misschien vinden journalisten in Nederland het algemeen niet zo sjiek om over geld te schrijven – en dan bewijst dit dus niet dat critici zich geen journalisten vinden.
Het is hoe dan ook wel een interessante vraag: in hoeverre zijn critici journalisten? Zien zij zichzelf zo, zien anderen hen zo? En verandert dat beeld?
Laat een reactie achter