
Hoe toepasselijk: een journalist die de biografie schrijft over een journalist die romancier werd. Trouw-redacteur Iris Pronk werkte vijf jaar aan Altijd te paard, de biografie van Renate Dorrestein (1954-2018). Ze groef zich als een molrat door de berg informatie over Dorrestein, inclusief de brieven, mails en appjes, sprak vrijwel iedereen die ze opvoert en paste – voor zover mogelijk – consequent wederhoor toe. Dat levert een levendig, soms ontroerend portret op van een amazone die als een van de eersten in de Nederlandse literatuur vrouwelijke hoofdpersonen diepte gaf en onrechtvaardigheid in het gezin monter te lijf ging: nu eens in gothic novels, dan weer met uit het leven gegrepen gruwellijke details.
Waar je mee omgaat, daarmee raak je besmet. Uit Dagelijks werk, de bundel stukken die vlak voor Dorresteins overlijden verscheen, blijkt hoe zorgvuldig Dorrestein formuleerde: ze bracht zo een middag door aan een deksel op de pan leggen om het ene juiste woord te vinden. Pronk schrijft met hetzelfde volle register. Ze schuwt de lijdende vorm, put royaal uit anekdotes en hilarische citaten, ze grossiert in beeldrijke details en volvet woordgebruik; precies zoals Dorrestein dat zelf deed. ‘Renate was zo’n beetje met haar shagbuil vergroeid’: dat soort formuleringen. Het resultaat is een biografie in de geest van de gebiografeerde; je zit bovenop Dorresteins huid en leest het boek in één ruk uit
Messcherp
Een van de aangenaamste inzichten in dit boek is de nadruk op Dorresteins onwrikbare doorzettingsvermogen. ‘Wie wil, die kan’ had ze jaarlijks op het bord zien staan bij zuster Virginie op haar katholieke basisschool. De titel van de biografie verwijst dan ook naar haar adagium: ‘Altijd te paard en vooruit’. Ze liet zich niet uit het veld slaan, niet toen haar eerste romans door uitgeverijen werden afgekeurd en zelfs niet toen slokdarmkanker werd geconstateerd. Ze reageerde bijna nuchter. Niet: waarom zij? Maar: waarom zij níet? Geen spoor van zelfmedelijden, van verdriet, van boosheid over haar ziekte.
Pronk maakt duidelijk hoe Dorresteins journalistieke vorming bij Panorama haar werk blijvend beïnvloedde. Die deadline-gedreven werkwijze maakte haar tot een geroutineerde herschrijver van eigen romans. Dorrestein kon daardoor snel schakelen en de feedback van haar vriendin en redacteur Caroline van Tuyll van Serooskerken direct verwerken. Die kritiek loog er niet om en leidde uiteindelijk zelfs tot hun breuk. Dorrestein kon zelf ook felle feedback geven. Zo brak ze een scenario van haar boek volledig af en weigerde toestemming voor verfilming. Ook ik maakte dat mee toen ik haar interviewde. Haar reactie op mijn tekst was kort, maar beslist: ‘Dit kan echt niet’. Na een snelle herschrijving, was het toch precies wat ze bedoeld had. Ze kon dus niet alleen kritiek verdragen, maar ook messcherp geven.
Schone lei
Pronk besteedt vanzelfsprekend veel aandacht aan Dorresteins feministische imago, gevormd bij Opzij. Haar rubriek ‘Korte metten’ was alom bekend. Dat imago was een zegen én een vloek: haar publieke rol schoof voortdurend voor haar romans. Dat frustreerde haar mateloos. Critici vonden dat ze te snel schreef, te licht, met te veel vaart vloog ze uit de bocht, maar vaart zat nu eenmaal in haar bloed. Het staat niet in de biografie, maar Dorrestein had een post-it op haar computer met iets als: ‘rustig, rustig Renate’, om zichzelf af te remmen.
Recensenten begrepen haar werk niet, vond ze, en grote literaire prijzen bleven uit – hoewel ze wel tweemaal genomineerd werd. Grappig is dat Pronk laat zien hoe Dorrestein in het buitenland kon ‘herdebuteren’: in Amerika kreeg ze het hoogste voorschot dat een Nederlandse auteur ooit is toegekend. Die frisse start was waar meer schrijvers naar verlangden. Hella S. Haasse, zo laat Aleid Truijens zien in Leven in de verbeelding (2022), had het ook al zo bevrijdend gevonden buiten Nederland met een schone lei te kunnen beginnen.
Verlangens
In interviews zei Dorrestein graag dat inspiratie haar ‘opzocht’, dat het van boven kwam. Pronk maakt overtuigend zichtbaar hoe diep haar verbeelding in haar jeugd wortelde, een jeugd waarover ze met geen journalist sprak. Haar moeder verzette zich voortdurend tegen de huishoudelijke taken en plantte pannen met een bons op tafel; zo kreeg Dorrestein het feminisme met de paplepel ingegoten. Haar moeder straalde een woede uit die de kinderen angst aanjoeg. Ze kampte vermoedelijk met een postnatale psychose en raakte aan de pillen. Haar vader was een alcoholist. Vlak na haar debuut sprong haar zusje, die een eetstoornis had, van een flat. Met veel mededogen laat Pronk zien hoezeer de schuld die Dorrestein voelde en haar idee dat haar schrijverschap ‘geleend’ was van haar zusje die schrijver had willen worden, normaal is voor nabestaanden en hoe deze problematiek in bijna al haar romans doorwerkte.
De hoeveelheid materiaal moet voor Pronk overweldigend zijn geweest, keuzes zijn onvermijdelijk. Toch verlangde ik soms naar méér literaire bedding. Ik had graag meer gehoord over de boeken die Dorrestein las en bewonderde, zoals haar jaloezie op Iain Banks’ The Wasp Factory (1984), waarin Banks de gruwelijke moord op een meisje door een jongetje heel gewoon maakt. Ook mis ik de voor-de-hand-liggende vergelijking met een internationale auteur als Fay Weldon: Weldon schreef razendsnel, spannend en soepel, was een ongelooflijk innemende persoonlijkheid én feminist, zodat je Dorrestein de Weldon van Nederland zou kunnen noemen. Zo’n vergelijking had inzichtelijk kunnen maken waarom Dorrestein vaak als eenling werd gezien. Ook de wetenschappelijke literatuur over haar werk had extra context kunnen bieden, zodat Dorrestein een onvervreembare plaats zou krijgen in de literatuurgeschiedenis. Zodat Dorrestein daarin nooit meer ongenoemd kan blijven.
Maar: dit had de biografie nog dikker gemaakt, terwijl het boekwerk nu al meer dan 500 pagina’s telt. Misschien zijn dit ook verlangens die niet thuishoren in een schrijversbiografie door een journalist die – net als Dorrestein zelf –inzet op toegankelijkheid en een zo breed mogelijk publiek. Want uiteindelijk ging het Dorrestein daarom: om de lezer. Daar schreef ze voor, al begreep ze alles – naar Tolstoj – alleen maar omdat ze liefhad. Dat maakt deze biografie tot een cadeau dat Dorrestein zelf graag zou hebben gekregen: een cadeau voor de lezer.
Iris Pronk. Altijd te paard. Renate Dorrestein 1954-2018. Querido, 2025. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter