
Ik las een boek van Thomas Rosenboom. Die is net vader geworden, op zijn zesenzestigste, geloof ik. Het was alweer een tijdje geleden dat ik iets van Rosenboom las.
Het bracht me terug naar de master redacteur/editor. Die heb ik ooit gedaan. Een mooie opleiding, maar niet voor mij, dat wil zeggen: ik kwam er tijdens die opleiding achter dat ik helemaal niet als redacteur wilde werken. Wat ik wel wilde: schrijven.
Ik herinner me dat we les kregen in bureauredactie, dat we al die redactietekens of hoe die dingen dan ook heetten, moesten leren gebruiken. Het leek me echt iets wat je ook in de eerste week van je stage, of tijdens je baan, kon leren. Maar goed.
Overgenomen
Wat wel erg leuk was: een masterclass redactie, met een ‘echt’ manuscript. We hadden er twee van die sessies. Eentje voor non-fictie, met een boek van Guus Kuijer, en eentje met een roman. Wij kregen Zoete mond. Van Rosenboom dus. Dat was wat. Ons werd gezegd dat het heel bijzonder was dat iemand van het kaliber Rosenboom zijn manuscript voor zoiets beschikbaar wilde stellen. En eerlijk gezegd voelde het ook zo.
Samen met zijn redacteur van Querido gingen wij, de studenten, met het manuscript aan de slag. Ik weet nog dat het ijzersterk begon, met een witte dolfijn die vanuit Duitsland door de Rijn Nederland in zwom, en wat dat deed met de bewoners van een grensdorpje. Ik herinner me een dierenarts, een scène met een (dode, of stervende?) hond. Allemaal heel sterke, beeldende passages.
Wat we er allemaal mee deden, met dat manuscript, welke wijzigingen we voorstelden, welke vragen we de auteur voorlegden, weet ik niet meer. Ook niet of Rosenboom uiteindelijk iets heeft overgenomen van onze adviezen.
Uitwerken
Maar waar het me nu om gaat is de sfeer van geheimzinnigheid die om het manuscript hing. We hoefden nog net geen geheimhoudingsverklaring te tekenen. Dat zat zo: Rosenboom had een ‘uitvinding’ gedaan en die in het manuscript verwerkt. Het had iets te maken getijdenwerking, en stroomopwekking, en het werd gepresenteerd als een baanbrekende ontdekking waarvoor Rosenboom een octrooi ging regelen en waar hij, volgens de redacteur althans, ongetwijfeld heel veel geld aan ging verdienen. Hij zou doodsbang zijn dat iemand met zijn idee aan de haal ging.
Ik heb daar, gek genoeg, nooit meer iets over gehoord. Geen idee hoe het is afgelopen, of hij er nog serieus mee aan de slag is gegaan, of dat hij het heeft laten zitten. Ik hoop het eerste. Ik wil de afloop weten. Het klinkt, nu nog meer dan toen, als een klassiek Rosenboom-verhaal. Misschien kan hij, nu hij toch geen fictie meer schrijft, dit verhaal nog eens uitwerken. Ik ga het lezen.
Ik heb via Perplexity een korte zoekactie uitgevoerd in Espacenet van het Europees Octrooibureau. In Espacenet zijn geen octrooidocumenten te vinden met “Thomas Rosenboom” of “T. Rosenboom” als uitvinder; zoeken op exacte uitvindersnamen en met veldrestrictie voor inventors levert geen treffers op voor die naamvarianten. Espacenet is de wereldwijde EOB‑databank met >140 miljoen publicaties, zodat een uitblijvende treffer een sterke indicatie is dat deze namen niet als uitvinders in patentpublicaties voorkomen.